Het dal van Achor

MEDITATIE

"En het dal van Achor tot een deur der hoop. " Hosea 2:14b.

Hosea is de profeet, die de ontrouw van het volk van Israël predikt, maar ook de trouw van die God, Wiens naam is HEERE, en Ik zal zijn. Die Ik zijn zal. De trouw Gods komt openbaar naar het woord van de profeet in Gods rechten en ontfermingen.

Immers is de kastijding, waarmee Israël bezocht wordt, verbondskastijding. De Heere zegt toch, dat Hij de weg van Israël met doornen omtuinen zal, opdat Israël niet langer uitbreken zal. In het tweede hoofdstuk van zijn profetie geeft de profeet daarvan in het bijzonder getuigenis. Het eerste gedeelte (vers 13-22) handelt over Gods genadige ontferming. De Heere toch zal Israël lokken; dat wil zeggen door de openbaring van Zijn liefde zal Hij het hart van Zijn volk innemen voor Hem; wel zal Hij het daarna in de woestijn voeren om het volk in de armoede te brengen, maar daar in die woestijn zal God naar hun hart spreken. Hij zal dan de wijngaarden wedergeven en het dal van Achor tot een deur der hoop.

Dit dal Achor neemt in de geschiedenis van Israël een bijzondere plaats in. Toen Israël het land Kanaan binnentrok en Jericho op een wonderlijke wijze werd ingenomen, werd Israël kort daarop geslagen door de inwoners van het stadje Ai.

Welk een diepe indruk maakte dit. Wat blijkt? Er is een ban in het leger en daarom trekt de Heere met Israël niet op. Vanwege de zonde verbergt God Zijn aangezicht.

Wanneer Israël dan ook in het dal van Achor gelegerd is, moet de zonde van Israël voor de dag komen. Nadat het lot geworpen is, blijkt dat Achan van het de Heere gewijde bangoed gestolen heeft en dat daarom God met Israël niet kon optrekken. Daarom is het dal van Achor allereerst een plaats, waar de schuld openbaar komt, waarom God Zijn aangezicht verbergen moet.

Als de profeet Hosea naar dit dal van Achor wijst, is dat ook met dezelfde bedoeling. Daar toch zal Israels schuld opengelegd moeten worden.

Wanneer de Heere Zijn volk bezoeken moet met de roede, dan geschiedt dat ook vanwege de zonde. Die zonde zal blootgelegd worden. Zo handelt God nog in het leven der Zijnen. Die Hij met de koorden van Zijn goedertierenheid heeft gelokt en voor Zijn dienst heeft ingewonnen, die zal de Heere er ook bij stilzetten, dat de mens van nature door erf-en dadelijke schuld een voor Gods aangezicht verstotene is. Het is zulk een noodzakelijke ontdekking. Geen mens zal die ontdekking kunnen missen. De Heere zal zeker de Zijnen met die schuld bekend maken.

Wat kunnen dan de verschrikkingen in het hart hoog oprijzen. Een heilige, majestueuze God, Die in de wet van Zijn rechtvaardigheid en oordeel getuigenis geeft en die heilige en rechtvaardige uitspraak op het hart van de zondaar bindt.

God gaat van Zijn recht nimmer af en betuigt het, zoals eenmaal in het^dal van Achor: Ik zal voortaan niet meer met ulieden zijn, tenzij gij de ban uit het midden van u wegdoet. Aan het recht Gods moet voldoening verschaft worden en die voldoening is van de kant van de zondaar niet meer mogelijk. Toch spreekt de profeet dat God Zijn volk het dal van Achor tot een deur der hoop zal doen worden. Hoe is dat dan mogelijk?

Wel, door de verheerlijking van Gods recht. Israël als volk stond door de zonde van Achan schuldig en nu kan Israël alleen maar toegang in Kanaan verleend worden, wanneer dat geschonden recht des Heeren verheerlijkt en bevredigd wordt.

Daarvan spreekt ook het dal van Achor. Daar heeft Gods recht een loop gehad. Gods Woord bericht ons ook hoe het met Achan en de zijnen gegaan is. Daarin voltrok zich Gods recht. Nu gaat het met Gods kerk alzo. Het recht heeft zijn loop, maar niet in de zondaar zelf, maar in Eén, Die voor de zondaar Zichzelf heeft borg gesteld. Dan worden wij gewezen naar het kruis van Golgotha, waar de Zoon Gods Zichzelf gegeven heeft, opdat het recht der wet vervuld werd in Hem.

Hij droeg de vloek toen Hij Zich liet nagelen aan het hout der schande. Daarom strengelen zich hier recht en ontferming dooreen. Dat is nooit te bevatten voor een mens, die zichzelf de vervloeking Gods leert waardig keuren. Wanneer men zelf meent voor eeuwig te worden weggestoten, ja dat ook als Gods recht leert omhelzen, wat wordt het dan een onbegrijpelijk wonder dat God ons brengt in het dal van Achor, waar Zijn recht in Zijn Zoon verheerlijkt wordt en waar Gods wraakzwaard de Ander treft, opdat vloekelingen een recht ten eeuwigen leven zullen ontvangen.

Hier staat het verstand vol eerbied stil. Hier blijft alleen nog maar de plaats over van de verwondering. Die onbegrepen liefde, die onpeilbare wijsheid, die ondoorgrondelijke en onnaspeurlijke wegen Gods. Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Wanneer de Heere dit ook uitwerkt door de bediening van Gods Geest, wat gaat er dan een stille lofzang in hun hart zingen. Gods recht bevredigd en de zondaar gezaligd. Gods deugden verhoogd en de poort des levens ontsloten. Zo, betuigt Hosea, zal God met Israël handelen; zo handelt God met Zijn kinderen van alle eeuwen en van alle plaatsen. Het dal van Achor wordt dan tot een deur der hoop. Immers dan zal, op grond van die verheerlijkte gerechtigheid de troost van Gods genadige ontferming het dal van de Zijnen worden.

Dan ligt Kanaan voor hen open. Het land, dat door de zonde werd toegesloten, wordt door de gerechtigheid geopend en de zondaar zal door het geloofde grond van zijn hoop en eeuwige verwachting mogen vinden in dat volbrachte werk van het Lam Gods. Dat de zonde der wereld wegneemt en waarin God een volkomen welbehagen genomen heeft. Wat is het toch nodig, dat de schuld wordt blootgelegd, opdat het wonder van genade door recht ook in het hart zal worden verklaard.

Misschien komt het u, lezer(es) zo onbegrijpelijk voor, daar ge in de tijd, dat de lokkingen van de liefde Gods uw hart innamen, zo hartelijk gezongen hebt; toen ge door de prediking van het Woord zo werd bemoedigd, toen ge meendet dat Kanaan nu voor u open lag. Toen echter verstond ge nog zo weinig van het recht des Heeren; toen was het voor u nog volkomen verborgen, dat God de zondaar alleen maar zaligen kan door de verheerlijking van Zijn recht heen. Het is de weg van al Gods volk om in het dal van Achor zonde en schuld, maar ook verzoening, vrede en hoop te vinden, wanneer zij door Gods genade ook geleid mogen worden tot dat volkomen werk van Hem, Die de schuld van Zijn volk gedragen heeft.

En daar, in het dal van Achor, maakt God de berg van schuld tot een vlak veld. Door het geloof alleen kan die voldoenende gerechtigheid Gods worden omhelsd en de kracht daarvan ondervonden worden. Indien Gods kinderen door de zonden zich bij vernieuwing uit die genadige tegenwoordigheid Gods zondigen, moet altijd in het dal van Achor weer een vlak veld worden gemaakt. Dat leert Hosea zo ern- stig aan Israel. Dat ondervindt de kerk des Heeren gedurig weer, maar daar zal ook het lied in hun hart en op hun lippen gelegd worden, waarvan de dichter reeds gewag maakte:

Dit is. dil is de poort des Heeren Daar zal het rechtvaardig^ voll< door treên. Om hunnen God ootmoedig te eren Voor het smaken Zijner zaligheên.

Nunspeet,

Ds. L. Blok.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen