Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Licht in de duisternis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Licht in de duisternis

6 minuten leestijd

MEDITATIE

"De oprechten gaat het licht op in de duisternis." Psalm 112 : 4a.

Psalm 112 begint met een "Hallelujah", dat is: Looft de Heere. Het is een lof der godzaligen, die een belofte hebben van het tegenwoordige en het toekomende leven. Dit betekent niet dat nu alles voor de wind gaat in het tijdelijke leven.

Het is zeker waar dat die mens weigelukzalig is, die de Heere vreest en die grote lust heeft in Zijn geboden. Maar in dit loflied der godzaligen wordt ook gesproken van duisternis. Het woord "duisternis" heeft in de Heilige Schrift verschillende betekenissen. Er is sprake van een duisternis die op de afgrond was voordat God de wereld schiep. Er is ook sprake van het nachtelijk duister, wat zuiver een natuurlijk duister is. We lezen ook van een onnatuurlijk duister. Denk maar aan de Egyptische duisternis die drie dagen duurde; en de duisternis over de gehele aarde toen de Heere Jezus aan het kruis hing.

We kunnen het woord "duisternis" ook zinnebeeldig verstaan. Paulus zegt tot de Efeziërs: "Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in de Heere; wandelt als kinderen des lichts".

Het eten van de verboden vrucht was een zich storten van de mens in de macht der duisternis. De eeuwige dood wordt door de Heere Jezus genoemd: Een buitenste duisternis. Tenslotte wordt het verstoken zijn van het Evangelie ook een duisternis genoemd.

Jesaja profeteert: "Het volk dat in duisternis wandelt, zal oen groot licht zien; degenen die wonen in het land van de schaduw des doods, over denzelven zal een licht schijnen".

De duisternis waarvan de dichter hier spreekt is tweeërlei, namelijk inwendige en uitwendige duisternis. De inwendige duisternis bestaat in het missen van Gods vriendelijk aangezicht.

De oprechten hebben andere tijden gekend; tijden waarin ze hun gangen in boter wiesen en de rots bij hen oliebeken uitgaf Wanneer zij zich te slapen legden, zeiden ze met David: "Ik zal in vrede tesamen nederliggen en slapen, want Gij, o Heere, alleen zult mij doen zeker wonen". En werden ze wakker, dan was de Heere bij hen; tot hun grote blijdschap was Hij niet geweken. Maar nu maakt het licht geleidelijk plaats voor de duisternis. Zulke zielen gaan zich verlaten voelen, zij missen de troost van Gods tegenwoordigheid.

In Jesaja's dagen waren er ook van die oprechten die door grote en menigvuldige ellenden waren overvallen. Jesaja kwam met een boodschap voor deze ellendigen. Hij zegt: "De Heere heeft Zijn volk vertroost, en Hij zal Zich over Zijn ellendigen ontfermen". Doch dat volk was niet te troosten. Hoor maar: "Doch Sion zegt: De Heere heeft mij verlaten, en de Heere heeft mij vergeten". In deze duisternis wordt het gebed steeds minder, de ijver verflauwt, het schijnt wel of er geen zucht meer door kan.

Het was voor de discipelen duister toen de Heere Jezus gestorven en begraven was. Vooral Maria Magdalena was zeer aan haar Meester gehecht. En geen wonder; de Heere had zeven duivelen uit haar geworpen. Toen de Heere Jezus dood was, voelde ze zich verlaten; zelfs het dode lichaam van haar Heere werd geen rust gegund, zo meende zij. Zou de hovenier er soms iets van af weten? Mogelijk heeft hij het lichaam een andere plaats gegeven. Waar was deze diepbedroefde vrouw mee te troosten? Alleen met de Heere!

De duisternis is een geschikte gelegenheid voor het ongedierte. Niet zodra heeft zich het duister over de aarde verspreid, of het roofgedierte komt uit zijn schuilhoeken tevoorschijn.

In Psalm 10 lezen we: "Hij legt lagen in een verborgen plaats, gelijk een leeuw in zijn hol; hij legt lagen om de ellendige te roven; hij rooft de ellendige, als hij hem trekt in zijn net. Hij duikt neder, hij buigt zich, en de arme hoop valt in zijn sterke poten".

De ziel gevoelt zich in zulk een toestand als een eenzame mus op het dak. Het schijnt dat het nooit meer licht zal worden. Het wild gedierte is zo sterk, in hen is geen kracht. Vandaar zegt de dichter: "Scheld het wild gedierte des riets, de vergadering der stieren met de kalveren der volken". Het schijnt dat de vijanden nu voorgoed hebben gezegevierd. Toch is er voor zulke tortelduiven hoop; de Heere zal Zijn kwijnend volk niet eeuwig in het verdriet laten.

In deze duisternis is de weg tot de Middelaar toegesloten en dit is temeer voor de vijand een reden om te wijzen op hun vuile klederen. De ziel kan niets meer vasthouden of bezien; hun genadestaat wordt in twijfel getrokken, ze vrezen nog bedrogen uit te zullen komen.

En wat nog erger is: de oude begeerlijkheden komen weer boven en de tederheid van de ziel wijkt. De vijand zegt: "Dat kan niet met genade bestaan", of: "Als ge een kind van God waart, zou Hij u niet zo in het duister laten zitten".

In deze duisternis is er nog een gevaar, namelijk het gevaar van afdwaling van de rechte weg. De binnenpraters wijzen op andere mensen, die zo moedig en blij door het leven gaan. Dan moet er toch wel iets aan haperen, dat gij zo treurig zijt. Het komt wel voor dat zulk een ziel door andere mensen wordt aangespoord om eens mee te gaan naar deze of gene spreker. Die man kan het toch zo mooi zeggen, maar veelal krijgt zulk een bedrukte, door onweder voortgedrevene er nog een pak bij.

Er zijn overal wel mensen die een Christus hebben, maar het is de ware Christus niet. De Heere heeft er tegen gewaarschuwd als de mensen zouden roepen: "Zie hier is de Christus of: zie daar is de Christus". Maria Magdalena was niet geholpen met een vervanger van de Heere Jezus. Sion is alleen geholpen met de ware Christus, waarvan Paulus zegt: "Die nedergedaald is, is Dezelfde ook Die opgevaren is ver boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou". Hoort ge het: Alle dingen! Er is maar één Middelaar Gods en der mensen, de mens Christus Jezus.

De gevaren die de ziel omringen, zijn nog niet uitgeput. Het gevaar van afdwaling is groot, maar het gevaar van opstand is niet minder groot. Asaf zegt: "Heeft God vergeten genadig te zijn? Heeft Hij Zijn barmhartigheden door toom toegesloten? Daarna zeide ik: Dit krenkt mij". Of met andere woorden: "Waarom houdt de Heere nu andere wegen met mij? Waarom houdt Hij in de regering van Zijn volk niet altijd dezelfde weg? Asaf was boos op de dwazen, hij was ook boos op de Heere. De Heere deed het niet goed. Wat er van te zeggen als een rechtvaardige in zijn gerechtigheid omkomt en een goddeloze in zijn boosheid zijn dagen verlengt? Asaf is erachter gekomen toen hij in Gods heiligdommen inging.

Waarder,

ds. A. Hofman.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1989

De Saambinder | 12 Pagina's

Licht in de duisternis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1989

De Saambinder | 12 Pagina's