Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leviticus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leviticus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(134)

Leviticus 21:16-24

16. Wijders sprak de HEERE tot Mozes zeggende:

17. Spreek tot Aaron, zeggende: Niemand uit uw zaad, naar hun geslachten, in dewelke een gebrek zal zijn, zal naderen om de spijze zijns Gods te offeren.

18. Want geen man, in dewelken een gebrek zal zijn, zal naderen, hij zij een blind man, of kreupel, of tekort, ofte lang in leden,

19. Of een man, in dewelken een breuk des voets, of een breuk der hand zal zijn,

20. Of bultachtig, of dwergachtig zal zijn, of een vel op zijn oog zal hebben, of droge schurftheid, of etterige schurftheid, of die gebroken zal zijn aan zijn gemacht.

21. Geen man uit het zaad Adrons, den priester, in dewelken een gebrek is, zal toetreden om de vuurofferen des HEEREN te offeren; een gebrek is in hem, hij zal niet toetreden om de spijze zijns Gods te offeren.

Hier vernemen we de voorschriften door de Heere aan Mozes (de wetgever) gegeven betreffende de lichaamsgebreken van de mannelijke nakomelingen van Aaron. Uit zijn zaad en hun geslachten. Deze voorschriften golden tot dat de Messias zou zijn gekomen; dat is Christus. Deze is gezalfd door God met vreugdeolie, boven Zijn medegenoten. Tot welk werk is de meerdere Hogepriester gezalfd? O.a. om de blinden het gezicht te geven. Dit moet opgemerkt worden omdat hier gesproken wordt van lichaamgebreken van de priesters, waartoe ook behoorde de blindheid. Ook deze voorschriften zijn ceremonieel en verbeeldend of symbolisch.

De priesters moesten zonder gebrek zijn, evenals de te slachten offerdieren, alsmede de offergaven. Het is de prediking van de vlekkeloze HEI­ LIGHEID des Heeren, evenwel niet uitsluitende Zijn oneindige barmhartigheid. Deze voorschriften ontspruiten duidelijk aan de noodzakelijkheid dat een priester die diende een type van Jezus moest zijn, dus geen gebrek vertonend. Hier worden de lichamelijke gebreken van de aardse priester getekend. Daartegenover in het Hooglied worden met voorbeelden van het lichaam, de schoonheid, de uitnemendheid van de geheel enige Priester onder woorden gebracht.

Indien een priester blind was, hoe zou deze Hem kunnen afbeelden.

Wiens ogen zijn als een vlam vuurs. Indien hij kreupel was hoe kan hij een voorbeeld zijn van Hem Wiens schenkelen zijn als marmeren pilaren, en Wiens voeten als pilaren van vuur.

Een priester, mismaakt van leden, kon nimmer een beeld zijn van Hem, Die getekend staat als springende op de bergen en huppelende op de heuvelen. Hoe kon een priester met een gebroken voet of hand ooit een heenwijzing zijn naar Hem, Wiens gestalte is als de Libanon en Wiens handen krachtige daden doen. Hoewel Hem de handen en voeten aan het kruis zijn doorboord is er geen been van Hem gebroken.

22. De spijze zijns Gods, van de allerheiligste dingen en van de heilige dingen zal hij mogen eten.

23. Doch tot den voorhang zal hij niet komen, en tot het altaar niet toetreden, omdat een gebrek in Hem is; opdat hij Mijn heiligdommen niet ontheilige: want Ik ben de Heere, Die hem heilig.

24. En Mozes sprak [zulks] tot Aaron en tot zijn zonen, en tot al de kinderen Israels.

De priesters met enig lichaamsgebrek mochten niet dienen in de dienst der offers. De Heere eist volkomenheid m Zijn dienst. Iets dat gebrekkig of verminkt is, is onbekwaam in de dienst des Heeren. Maar degenen die voor hun leven verminkt waren, b.v. vanaf de geboorte of later, tijdelijk, werden niet uitgesloten van de spijze huns Gods. Ze mochten eten van het allerheiligste dat is o.a. de toonbroden, de schuldoffers en de zoenoffers. Ook van de heilige dingen, dat is de dankoffers, de eerstelingen en de tienden. Hierin is getekend de milddadigheid en barmhartigheid Gods. Een zoon van een priester, die reeds bij zijn geboorte lichamelijke gebreken had of later door ziekte of ongeval ongeschikt was in de dienst der offeranden moest geen gebrek lijden. Uit geheel ander oogmerk was het heidens geruik van de Romeinen; Romulus verbood dat iemand die enig gerek had wat het lichaam betreft of zwak of teer was, nimmer priester mocht worden. We weten, dat ook andere heidenen het zwakke of ongelukkige verachten, ja, zelfs doodden. Hoe is het in onze moderne tijd? Onder het mom van "humaniteit" komen dezelfde praktijken voor, al is het dan in weten­ schappelijk verfijnde vorm. Het toepassen van abortus op ongeboren kinderen, die volgens geneeskundige inzicht een gebrek hebben. Is de euthanasie, dat is moedwillig doden, daarvan ook niet een verschrikkelijk voorbeeld?

Hier tegenover staat de christelijke barmhartigheid. De Heere stond toe van de Spijs, de offers, te eten, omdat geen enkele "ceremoniële" onreinheid waarmee ze van natuur besmet waren, hen van de heilige maaltijden kon weren. Al de voorschriften prediken ons in overdrachtelijke zin het gebrek en de onreinheid van ons bestaan. In de dienst des Heeren kan onder een lichaam zonder enig gebrek een onreine ziel huizen. Wie is dan bekwaam om de Heere te dienen in geest en waarheid?

Geen enkele "gebrekkige" hogepriester mocht naderen tot het Heilige der Heiligen om het bloed te sprengen. Geen enkele "gebrekkige" gewone priester mocht ingaan in het Heilige om de toonbroden te leggen op de tafel der toonbroden, de kandelaar aan te steken, of te offeren op het gouden reukaltaar. Alleen in de gerechtigheid en heiligheid van Jezus Christus, Die als Lam, en als Offer, en als Priester aan die eis volkomen heeft voldaan, wil de Heere gediend worden. Dit gold voor Aaron en zijn zonen en al de kinderen Israels. Gelukkig, die de Heere dienen, bediend uit Hem die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen. De HEER is God; erkent dat Hij Ons heeft gemaakt (en geenszins wij)

Tot schapen, die Hij voedt en weidt. Een volk tot Zijnen dienst bereid.

Ps. 100.

's-Gravenpolder,

Ds. J.C. Weststrate

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1989

De Saambinder | 12 Pagina's

Leviticus

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1989

De Saambinder | 12 Pagina's