De rijke man en de arme Lazarus
MEDITATIE
"En het geschiedde, dat de bedelaar stierf... en de rijke stierf ook..." Lukas 16 : 22-23.
Christus sprak veel in gelijkenissen. Joodse rabbijnen waren dat ook gewend. Christus sloot Zich daarbij aan. De gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus dient om de Farizeërs aan de kaak te stellen. We lezen in vers 14, dat de Farizeërs geldgierig waren. En daarbij waren zij vol hoogmoed. Zij kenden de Wet en zij zagen neer op de schare, die de Wet niet kende. Hun godsdienst was een en al onbarmhartigheid, omdat zij de liefde misten. De rijke jongehng is een type van de Parizeer, die met al zijn godsdienst zo vast zit aan zijn rijkdom. Christus heeft zoveel last van de Farizeërs gehad. Zoek de Farizeër niet te ver weg; hij leeft in ons eigen hart!
Wij ontmoeten in deze gelijkenis twee mensen: de rijke man en de arme Lazarus.
Een grote tegenstelling is er tussen die beiden: de een is rijk en de ander is arm. Als u echter niet verder ziet dan deze tegenstelling, dan verstaat u de diepe betekenis van deze gelijkenis niet. In deze tegenstelling is er immers niet alleen een tegenstelling in tijdelijk opzicht, maar vooral in geestelijk opzicht. En de tegenstelling in tijdelijk opzicht, dient hier alleen om de geestelijke tegenstelling te onderstrepen. Het is hier de enige maal, dat iemand in een gelijkenis bij name wordt genoemd: Lazarus; de Hebreeuwse vorm van deze Griekse naam luidt: Eleazar. Deze naam betekent: God is mijn hulp. Waarom noemt Jezus hier een naam? Om duidelijk te maken, dat de arme werkelijk een Lazarus was. In al zijn ellende was in God zijn hulp, was de Heere zijn Toevlucht. Hij was een man, die de Heere vreesde. En dat miste de rijke man. Daar hebt u de diepste tegenstelling van de gelijkenis. We hebben hier de grote tegenstelling tussen wie God vreest en wie Hem niet vreest.
Laten we nader letten op hun beider leven. De rijke man wordt hier in al zijn rijkdom getekend. Hij is gekleed in purper, de kleding van vorsten en rijken. ledere dag leeft hij vrolijk en prachtig. Het is dagelijks feest. Iedere dag is hij te vinden met zijn vrienden aan zijn rijke tafels, bediend door vele bedienden. Eten drinken en vrolijk zijn. Dat betekent niet, dat hij een losbandig leven heeft geleid. Integendeel, ik geloof zelfs, dat hij zeer godsdienstig is geweest. Want straks zal hij zeggen "vader Abraham" en Abraham zal tot hem zeggen "kind". De Farizeërs beroemden zich erop, dat Abraham hun vader was en zo is het ook bij deze man. De Farizeërs zagen zichzelf als kinderen des Koninkrijks en zo is het ook bij deze man. Hij heeft net als zijn vijf broers Mozes en de profeten. Hij is stipt in zijn godsdienstplichten. Maar zijn hart is er niet in. Hij gaat op in de dingen van beneden, hij leeft voor zijn genot, voor zichzelf Hij mist de liefde tot God en daarom ook tot de naaste. In geen enkel opzicht bekommert hij zich om Lazarus. Een ernstige waarschuwing voor ons: ook wij dragen het teken van het Verbond; ook wij hebben Mozes en de profeten, dat wil zeggen Gods Woord; ook wij zijn godsdienstig en rechtzinnig. Wij zijn van de oude waarheid en kijken misschien net als de Farizeërs op anderen neer. Maar waar is uw hart? Is uw hart alleen maar in de dingen van beneden? Is uw leven als dat van de rijke man één stuk egoïsme? Bekommert u zich niet wezenlijk om God en de naaste? Is al uw godsdienst alleen uiterlijk, zonder dat ooit uw hart is vernieuwd? Dan bent u geen haar beter dan de rijke man. In die rijke man zien we het beeld van de kerkmens zonder God, die alleen leeft voor alles van beneden, voor zijn genot en plezier.
Maar nu wordt in de gelijkenis ook gesproken over de arme Lazarus, een man die in al zijn ellende de Heere mocht vrezen. Hij wordt ons beschreven in al zijn ellende. Als een bedelaar ligt hij voor de poort, vol zweren. Hij begeert de kruimkens. De honden likken zijn zweren. Honden waren onreine dieren! Niemand keek naar hem om. In diepe eenzaamheid ligt hij daar. De rijke man zag hem steeds aan zijn poort, viel a.h.w. over hem heen als hij naar buiten kwam. Maar hij stak geen hand naar Lazarus uit. Voor hem was de bedelaar niet meer waard dan een onreine hond. De rijke man is dan ook een beeld van de Farizeërs, die elke vorm van barmhartigheid en liefde misten. Er is een God, die rijk is in barmhartigheid. Christus is de barmhartige Hogepriester. Maar de Farizeërs misten die barmhartigheid.
Hoewel Lazarus als een verschoppeling bij de poort lag, was hij toch oneindig veel rijker dan die rijke man. Hij had iets, wat die rijke man miste. Hij was wedergeboren en hij kende wel de liefde, door de Heere in zijn hart uitgestort. Hij had zijn eigen armoe leren kennen; hij was niet alleen in tijdelijk opzicht, maar vooral in geestelijk opzicht een bedelaar geworden. Hij had geleerd: Gena, o God gena, hoor hoe een boet'ling pleit! Maar hij had ook leren hopen op God. In al zijn ellende had hij leren steunen op de Heere. Niet voor niets noemt Christus hem hier Lazarus, dat wil zeggen: God is mijn Helper. Hij had zijn diepe weg leren aanvaarden uit de hand Gods. We kunnen het daarom beter omkeren: De arme man en de rijke Lazarus. Hij was arm in zichzelf, maar rijk in God.
Dat geldt nu al Gods kinderen: Arm in zichzelf, maar rijk in God. Arm in zichzelf, en hoe verder op de weg der genade hoe armer. Zij leren alles verliezen en kwijtraken, wat God en Christus niet is. Dat is een stervend leven, een leven van minder worden, van alles verliezen. Maar zo leren zij, dat in het verlies de winst ligt en in het sterven het leven.
De Heere houdt met zijn kinderen soms diepe wegen, daar is Lazarus een bewijs van. Wellicht heeft het van binnen bij Lazarus wel eens geleefd: Gij hebt tevergeefs op God gehoopt. Wie zal zeggen, wat er in diepe wegen in het hart kan omgaan. En toch is het de Heere, die deze wegen met Zijn volk gaat. Nergens heeft Hij beloofd, dat de weg over rozen zal gaan. Waarom gaat de Heere deze wegen? Om Zijn kinderen af te brengen van alles wat God en Christus niet is. Om Zijn kinderen te louteren en te heiligen en in de smeltkroes der verdrukking Zijn beeld in hen af te drukken.
Maar dan mag de Kerk ook ervaren, wat de naam Lazarus betekent: God is mijn Helper. Toen Lazarus daar lag met die zweren en met die honden, heeft hij het toch wel eens goed gehad in zijn ziel. Hij heeft wel eens mogen ervaren, dat de Heere Zijn Helper was. Dan wordt in alle ellende ervaren, hoe goed het is nabij God te zijn. Op die ogenblikken willen we niet ruilen met alle rijkdom van de wereld. De Heere gaat met Zijn volk meermalen diepe wegen, maar Hij zet er ook zoveel tegenover, dat zij niet zouden willen ruilen met duizend werelden. Dan is het goed, wat God doet en dan heb ik niets meer te zeggen. En zo zal het ook Lazarus het in al zijn ellende wel eens ervaren hebben. Niet voor niets heeft Jezus hem deze naam gegeven.
Denk niet dat Lazarus dat van zichzelf had. Zijn eigen bestaan was het ook niet met God eens. Het was alleen de genade Gods in zijn leven. Als Gods volk het eens mag zijn met de Heere dan is dat alleen genade. Ons vlees is het immers nooit met God eens. Maar genade overwint. En als genade heerschappij krijgt, gaat mijn ik eronder. Zalige plaatsen in het geestelijk leven. Dan heb ik geen last meer van mijzelf Dan leer ik Zijn lof zingen, zelfs in de nacht. Nee, dan hoeven we niet jaloers te zijn op die rijke man, maar wees dan maar gerust jaloers op Lazarus.
Zeist,
ds. J.J. van Eckeveld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1990
De Saambinder | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1990
De Saambinder | 12 Pagina's