Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De opgang naar Sion

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De opgang naar Sion

8 minuten leestijd

MEDITATIE

"Als zij door het dal der moerbeziënbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken ".

Psalm 84:7.

Dit lied is gezongen door de kinderen van Korach. Ze zijn in de dienst des Heeren als portiers en zangers. De naam Korach heeft de betekenis: "Van heerlijkheid beroofden".

Het wijst op een boom van bladeren en vruchten beroofd, omdat de wortel gestorven is. Jesaja schrijft: "Alle vlees is als gras en zijn heerlijkheid als een bloem des velds. Het gras verdort en de bloem valt af, als de Geest des Heeren daarin blaast".

Daarom is het een wonder dat Korachs kinderen in de dienst des Heeren mogen zijn. Het voorgeslacht, Korach, was onder het oordeel des Heeren in de woestijn levend naar de hel gevaren.

Een gedeelte van Korachs kinderen was in de keus van het leven openbaar geworden. Zij namen afscheid van het rebellerende geslacht en kozen de zijde des Heeren.

Zij werden in het oordeel gespaard en kwamen in de dienst des Heeren. Zij mogen zingen van de wegen des Heeren. Zij zingen ook in psalm 84 van de wonderwerken Gods.

Psalm 84 is een lied dat gezongen werd op de hoogtijfeesten van Israël. Gedacht werd aan het loofhuttenfeest. Dit feest was een herinnering aan de woestijnreis. Het volk woonde toen in tenten.

Het was een trekkend volk. Ze hadden in de woestijn geen blijvende stad. De dichter zingt van de woestijnreis. Het volk moest, als zij naar de Godsstad reisden langs moeilijke wegen gaan. De tekstwoorden leren ons op welke wijze het geschiedde.

Als zij door het dal der moerbeziënbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een fontein. Het wijst op een groep trekkers. Het is een weergave van de ganse trekkende kerk door dit woestijnleven.

Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn.

De afkomst van het volk is uit de stad Verderf. Immers daar leeft de mens van nature zonder God in de wereld. Door genade maakt de Heere onderscheid waar het niet wordt gevonden. Uit de stad Verderf mogen zij ontvlieden. Door het wonder der wedergeboorte worden zij vernieuwd. Getrokken door het Woord van God en geleid door Gods Geest wordt het pad gegaan, dat de verstandigen naar boven leidt.

Het doel van de reis is de stad van de grote Koning. Daar woont de Heere tussen de cherubim, daar is de openbaring van de dienst van de levende God. Daar is de dienst der verzoening en mag het volk delen in de gunst en gemeenschap des Heeren.

Zo gaat de pelgrim op weg naar Jeruzalem. In zijn hart zijn de welgebaande wegen. Deze wegen zijn door de Heere uitgedacht en worden door de vromen betreden. Op deze weg zijn geen smokkelpaadjes, het is een rechte weg waarin de Heere leidt.

De weg der zaligheid is een weg gebonden aan het Woord van God. Wat door genade in God is verklaard, is ook in het Woord verklaard.

Als zij door het dal der moerbeziën doorgaan, wordt de weg aangewezen. Een dal ligt in de laagte. Alzo is de weg door de laagte. Ze gaat door uitwendige en inwendige vemederingen. Door de diepte van de strijd en de ravijnen van de val. Zij gaat door de smartelijke ontdekking van zonde en schuld, van dood en verderf. Zo kunnen wij weten of de weg door ons betreden wordt.

Het dal der moerbeziën werd wel genoemd het Bakadal. Het was droog, woest en met diepe rotskloven. Daarom werd het ook wel genoemd het tranendal, of het jammerdal. Hoe dor kan ook het Bakadal zijn, waar de ziel in legert. Wat is het dor als er geen gebed meer opstijgt naar de hemel. Als het woord geen verkwikking meer schijnt te bevatten. Als de inzettingen dor zijn en geen preek meer verkwikt. Als alles veroordeelt en de dood van alle zijden omringt.

Het is een tranendal vanwege de zonde en de schuld. Bitter zijn de wegen als de ongelijkvormigheid van het hart wordt ervaren. De tegenstellingen in het hart kunnen verschrikken als de gestalte in strijd is met de eis van het Woord. Toch is het een wonder als in het tranendal de tranen vloeien, ze kunnen tot verkwikking zijn voor het hart.

Juist de onbewogenheid in het tranendal, maakt het tot een woestijn vol van verschrikking.

Men zegt dat in het dal der moerbeziënbomen de reiziger zo besmet kan zijn. De bomen geven een kleefstof af. Het stof van de woestijn kleeft er aan vast. Zo kan de pelgrim zich vies en kleverig waamemen. De reiniging is zo noodzakelijk, maar hoe zal dat geschieden?

In het Bakadal waren op verschillende plaatsen putten gegraven. Bij die putten was een vergaderplaats voor de pelgrims. Ze trokken dus van put tot put. Wanneer zij moe en vuil aankwamen dan was er een mogelijkheid van reiniging en verkwikking. Hoe konden zij verlangen naar deze plaatsen. Daar ontmoetten zij immers ook andere trekkers. Daar werden de reiservaringen uitgewisseld en kon men beluisteren: "Komt, luistert toe gij, die de Heere vreest, dan zal ik u vertellen wat de Heere aan mijn ziel gedaan heeft".

Zo trekken zij van put tot put. Zo kunnen wij hen zien gaan. Verkwikt en gereinigd gaan zij weer op weg. Maar hoe spoedig kleeft het stof weer aan het kleed en raakt hun voorraad weer op. Hoe verlangen zij dan naar de andere verkwikking en reiniging. Steeds weer opnieuw moeten zij ervaren dat tussen de putten een stuk Bakadal ligt. Nu zegt de dichter in de tekst: Als zij door het dal der moerbeziënbomen doorgaan, stellen zij Hem tot een Fontein!

Hoe duidelijk wordt hier gewezen naar het werk en de persoon van Christus. Hij is immers de Fontein van levende wateren. Er is een Fontein geopend voor het huis van David en de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde. Hij is het. Die tot de Samaritaanse zeide: Indien gij wist wie het is die met u spreekt, gij zoudt van Hem begeerd hebben levend water en het zou in u worden een bron opspringende tot in het eeuwige leven.

Hij is het immers. Die Zich verklaart aan de Bakareiziger. Zijn bediening is steeds weer noodzakelijk. Elke Godsontmoeting ligt tussen een stuk woestijnleven.

Er is een bijzondere les in te beluisteren. Christus is Zelf ook door het Bakadal gegaan. Vanaf de stilte der eeuwigheid is Hij uitgegaan. Vanuit de beestenstal is Zijn reis begonnen. Zijn Middelaarsweg was een weg van tranen. Hij werd met de dood bedreigd, bespot en verworpen. Zijn woestijnreis is in het Woord beschreven. Hij was de Man van smarten, verzocht in krankheid en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem. Hij droeg de toom Gods tegen de zonde en stelde Zijn leven voor Zijn schapen. Hij verwierf het leven door de dood om een volk liggende in de dood het leven te kimnen schenken.

Zij stellen Hem tot een fontein. De reiniging van de zonde is alleen mogelijk door Hem. Alleen Zijn bloed reinigt van alle zonden. Hij roept het toe: "O alle gij dorstigen, komt tot de wateren". Hij is de fontein der hoven, de put des levenden waters!

Zo mag de ware pelgrim door de woestijn van het leven in deze fontein de hoop van het leven ervaren. Zij stellen Hem tot een fontein! Gelijk de trekker in de oude dag, zo mag de ganse gemeente Gods Hem stellen tot een fontein. Door Hem gewassen van alle zonden, door Hem gedrenkt is dan ook de verwachting van het nieuwe leven.

Ja, ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken. De regen in het land der belofte was van grote betekenis. Daar werd naar uitgezien. De regen verfrist en geeft nieuwe levenskracht. Als de aarde droog is, dan roept men om regen. Alleen van boven kan er dan verwachting zijn.

Dat beeld gebruikt de dichter om het leven van Gods volk te tekenen. Om deze regen is gebeden. Drupt, gij hemelen, van boven en dat de wolken vloeien van gerechtigheid. Wanneer de regen is gevallen horen wij: Gij hebt een zeer milde regen doen druipen. Gij hebt Uw erfenis versterkt als zij moe en mat is geworden. De regen zou gans rijkelijk overdekken. Hoor er van zingen!

Een milde regen zond gij, o Heer, op Uw bezwijkende erfenis neer, om sterkte aan haar te geven.

Als de regen viel, dan werden ook de putten gevuld. Dan was er weer voorraad. Want als de regen niet viel en de putten geen water meer bevatten, dan was alles hopeloos. Hoe afhankelijk zijn wij toch van de druiping van de Heilige Geest. Juist daarin ligt het zo treffende kenmerk van de genade. Afhankelijk van de toediening van de hemel leeft de Kerk. Als de hemel niets geeft, dan bezitten zij ook niets. Aan het einde van het Bakadal ligt de Godsstad. Uit de verte kunnen zij de torens van de stad zien. Het trompetgeklank van de priesters klinkt in de oren. Ze wekken op! Houd moed, Godvruchte schaar, houdt moed.

Nog enkele stappen en de poort wordt binnen gegaan. Jeruzalem is wel gebouwd, wel saamgevoegd, wie haar beschouwt, zal haar voor 's Bouwheers kunstwerk groeten.

Kootwijkerbroek,

ds. P. Blok.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1995

De Saambinder | 12 Pagina's

De opgang naar Sion

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1995

De Saambinder | 12 Pagina's