Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIJBELSTUDIES

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJBELSTUDIES

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jona in conflict met Gods goedertierenheid

Jona 4:1-4.

(3)

Als een eigenwijs kind

Jona was dus boos omdat de Heere Ninevé spaarde. "En hij bad tot de HEERE, en zeide: Och HEERE! was dit mijn woord niet, als ik nog in mijn land was? Daarom kwam ik het voor, vluchtende naar Tarsis; want ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwaad. Nu dan, HEERE! neem toch mijn ziel van mij; want het is mij beter te sterven dan te leven".

Jona was net als een eigenwijs kind, dat ten koste van alles gelijk wil hebben. Ik wist het al lang, Heere! Ik had het wel bij het rechte eind toen ik naar Tarsis wilde vluchten! Nu had Jona, juist vanwege zijn vlucht naar Tarsis, zulke diepten moeten doorleven, en nu was hij weer zo ver van huis. Jona probeerde nu zijn zonde goed te praten door tot de Heere te zeggen, dat hij toch wel gelijk had toen hij naar Tarsis vluchtte. Wat is een mens toch! Nog meer, wat is een kind van God toch! Het kan dus zover gaan, dat wij een zonde, die wij met smart voor God beweend en beleden hebben, later weer goed willen praten. Het kan, dat wij later toch weer in die zonde vallen. Wij zijn en blijven, ook na ontvangen genade, onverbeterlijke zondaren. Jona was blijkbaar zijn wondervoUe redding en verlossing uit het ingewand van de vis geheel vergeten. Dat betekende blijkbaar niets meer voor hem. Er was voor Jona alleen nog dat ene, dat Ninevé gespaard bleef en dat niet geschied was, hetgeen hij gepredikt had op de straten van die grote stad. Hier was Jona nog dieper gezonken, dan toen hij vluchtte naar Tarsis. Als de Heere Zijn kinderen loslaat, dan is het niet te zeggen, waar zij terecht kunnen komen. Gods kinderen leren dat Jona's bestaan van binnen kennen. Dan krijgen wij behoefte om de Heere te smeken, of Hij dat ellendige bestaan wil afljreken meer en meer. Daarom is het nieuwe leven altijd weer een stervend leven. Dat eigen onverbeterlijke ik moet altijd weer worden afgebroken. Gelukkig, dat de Heere daarvoor middelen en wegen weet te vinden, ook al gaan die dwars tegen onszelf in.

Geen type van Christus

Het zal duidelijk zijn, dat Jona hier geen type van Christus was. Hij was hier het tegendeel, een anti-type van Christus. Jona handhaafde zichzelf tegenover de Heere. U en ik doen van nature niet anders. Maar Christus heeft Zichzelf vernietigd. Hij heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen. Dat is het grootste wonder. Dat is niet anders dan vrije gunst en eenzijdige genade. Daarom kunnen Jona's nog zalig worden. Alleen in Christus, de dienende Zaligmaker, kan de Heere eigenwijze en hoogmoedige Jona's nog dragen en verdragen. Ja, zelfs gebruiken in Zijn dienst.

Een volk, dat de zaligheid in de weg staat

Wat kunnen Gods kinderen dan eigenwijs zijn. Zie het aan Jona! Die eigenwijsheid deed Christus zo bitter lijden. Als Gods kinderen daar een indruk van ontvangen, dan doorleven zij dat hun hoogmoed, hun eigenwijsheid en hun onverbeterlijke bestaan Christus al die smarten aandeden. Dan kunnen zij niet diep genoeg buigen van schaamte en van verwondering beide. Als wij onszelf leren kennen, dan kunnen wij begrijpen, dat de Heere Ninevé spaarde, maar dat Hij zulke hardnekkige en verkeerde monsters als wij zijn nog wil sparen, dat wordt dan een onbegrijpelijk wonder voor ons. Dan worden Gods lankmoedigheid en geduld zo onuitsprekelijk groot. Jona ergerde zich aan Gods goedheid: "Want ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwaad". En toch, alleen aan die lankmoedigheid Gods had Jona zijn behoud te danken. Zo staan wij onze eigen zaligheid in de weg. Gods kinderen komen er achter, dat zij hun eigen zaligheid in de weg staan. Als de Heere zegt, dat ons eigen bestaan de dood in moet, dan proberen wij onszelf in het leven te houden. Als de Heere zegt, dat uit de werken der Wet geen vlees gerechtvaardigd zal worden voor God, dan proberen wij toch langs de ladder van onze eigen werken tot God op te klimmen. Als de Heere zegt, dat er buiten Christus geen zaligheid is, dan proberen wij toch om onszelf buiten Hem op de been te houden. Zo staan wij onze eigen zaligheid alleen maar in de weg. Zo leren Gods kinderen zichzelf kennen bij het ontdekkende licht van de Heilige Geest. Dan is het alleen maar een onbevattelijk wonder, dat de Heere zulke schepselen, die het altijd weer beter menen te weten, niet wegstormt van voor Zijn heilig Aangezicht.

Jona kende Gods Woord

"Want ik wist, dat Gij een genadig en barmhartig God zijt, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwaad". Hoe wist Jona dat? Dat wist hij uit het Woord Gods. Jona was een man, die de Schriften kende. Kennen wij de Schriften? Is er niet allerwege, juist ook bij kerkmensen, sprake van een schrikbarende onkunde ten aanzien van de dingen des Heeren? Men ontmoet soms mensen, die jaar en dag onder de waarheid hebben verkeerd, en die zelfs elk verstandelijk inzicht in de grondstukken der waarheid missen. Er is bij velen helaas niet de minste lust om Gods Woord te onderzoeken. Dat was bij Jona anders. Ondanks al zijn zonde en vijandschap was hij toch een man, die bij de Schriften leefde. Daarom wist hij hoe lankmoedig de Heere is. Hetgeen Jona sprak, is een aanhaling uit Exodus 34. Een bekende geschiedenis. Wij lezen daar, hoe Mozes, na de geschiedenis van het gouden kalf, opnieuw op de Sinai was. De Heere plaatste hem daar in een kloof der steenrots. Toen kwam de Heere Zelf voorbij. De Heere riep daarbij Zijn eigen Naam uit: HEERE, HEERE, God, barmharig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid" (Ex. 34:6). Hoe onuitsprekelijk rijk is die Naam des Heeren. Hoe wonderlijk kan het hart van een schuldverslagen zondaar daardoor worden verkwikt. Hij is een genadig God. Hij schenkt genade aan doodschuldigen. Daarom kan de grootste zondaar nog zalig worden. Hij is een barmhartig God. Er zijn bij Hem innerlijke bewegingen van goddelijke barmhartigheid. Daaruit is heel de zaligheid opgekomen. Hij is een lankmoedig God. Zijn geduld is zo eindeloos groot. Hij is groot van goedertierenheid. Zijn goedertierenheden zijn groter dan al uw zonden. In Zijn goedertierenheid is plaats voor de diepstgezonkene en voor de allerellendigste. Hij heeft berouw over het kwade, zoals Jona ervaren heeft bij Ninevé. Ik wist het, zo sprak Jona, dat Gij dié God zijt. Hij kende die wonderlijke Naam des Heeren. Hij wist, dat de Heere zo eindeloos goed is.

Die heerlijke Naam des Heeren, waarmee Hij Zich aan Mozes bekendmaakte en waarvan Jona wist, schittert het meest uit in Christus. Uit enkel liefde, uit nederbuigende goedheid gaf de Heere Zijn eigen lieve Zoon over. Voor onverbeterlijke zondaren als Jona. Voor albedervers en doemwaardigen. Dan is het zo'n heerlijke waarheid, die Jona hier uitsprak. Daarin vinden schuldigen en doemwaardigen eeuwig leven.

Zeist,

ds. J.J. v. Eckeveld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1996

De Saambinder | 12 Pagina's

BIJBELSTUDIES

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 1996

De Saambinder | 12 Pagina's