Een kort gebed
MEDITATIE
"Maar ziende de sterke wind, werd hij bevreesd, en als hij begon neder te zinken, riep hij, zeggende: eere, behoudmij!" Mattheüs 14 : 30.
Gebeden die in de nood worden opgezonden, zijn nooit lang. Hoe groter de nood, iioe korter de gebeden. Als de ziel in nood verkeert, is het gebeurd met ons ijdel verhaal van woorden.
Het gebed van de Kananese vrouw werd een aanbidden. Eerst sprak ze nog over haar zieke kind en vroeg ze de Meester om ontferming. Als ze van de Heere Jezus geen antwoord krijgt, zegt ze: "Heere, help mij!" Het gebed van de tollenaar was ook al niet lang. Deze man mishaagde zichzelf en verootmoedigde zich voor God. De tollenaar had een oog gekregen voor twee belangrijke zaken. Hij wist dat hij een zondaar was. Hij was een grote zondaar, die zwaar en menigmaal tegen God had misdreven. De tollenaar wist ook, dat de Heere barmhartig en genadig was en groot van goedertierenheid.
Uit de bovenstaande tekst blijkt dat Petrus in grote nood verkeert.
Hij was met de andere discipelen in het scheepje bezig over te varen naar de andere zijde. In vers 24 lezen we: "En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was hun tegen". Jezus had moeite gedaan om Zijn jongeren zover te krijgen om af te varen naar de andere zijde. De discipelen wilden niet, maar ze werden door de Meester gedwongen.
Eindelijk geven ze toe en nu hebben ze de wind tegen. Wij zouden zeggen dat degenen die in 's Heeren weg zijn, zeker de wind in de zeilen hebben. Maar Gods weg is in het heiligdom. Gods volk raakt hier nooit uitgeleerd. Waarom ging de Heere met Zijn discipelen zulk een weg? De jongeren moesten leren dat de Heere niet alleen een Middelaar en Verlosser van Zijn volk is, maar dat Hij ook de Zoon van God is. Even tevoren had Jezus de broden vermenigvuldigd, maar de discipelen hadden niet gelet op dat wonder van Gods alvermogen.
In vers 33 lezen we: "Die nu in het schip waren, kwamen en aanbaden Hem, zeggende: Waarlijk, Gij zijt Gods Zoon!" Terwijl de Meester op de berg bezig is te bidden, verkeren de discipelen in de nood van de baren. Maar ter vierde wake des nachts kam Jezus af tot hen, wandelende op de zee. De vierde nachtwake is de morgenwake. In Exodus 14 staat geschreven: "En het geschiedde in dezelfde morgenwake, dat de Heere in de kolom des vuurs en der wolk zag op het leger der Egyptenaren en Hij verschrikte het leger der Egyptenaren". De dichter van Psalm 46 zingt: "God zal haar redden uit de nood
"God zal haar redden uit de nood Bij 't dagen van het morgenrood". In Johannes 21 lezen we: "en als het nu morgenstond geworden was, stond Jezus op de oever". De Heere is op weg om Zijn discipelen te redden uit de nood, maar ach, ze houden Hem voor een spooksel.
Spoken werden in die tijd gehouden voor voorboden van een nabij zijnde ondergang. Geen wonder dat de jongeren schreeuwen van vrees. Eén van de godgeleerden zegt: "De Heere weet Zijn volk van zinsbegoocheling en van waandenkbeelden te verlossen". Er zijn heel veel mensen die niet vrij zijn van bijgeloof Ze zien iets wat er niet is of iets wat in werkelijkheid heel wat anders is. Vooral vroeger kwamen in de lange winteravonden bij het haardvuur de spookverhalen los. Er waren dan wel mensen die niet meer naar huis durfden, of die niet langs een eenzaam gelegen kerkhof durfden gaan of langs het huis waar, naar men zei, het gedurig spookte.
De Heere verlosse ons van zinsbegoocheling en waandenkbeelden. Het is satan die de zinnen verblindt. Jezus wist wat er in de harten van de discipelen woonde. Hij sprak hen aan, zeggende: "Zijt goedsmoeds. Ik ben het, vrees niet".
Petrus is de eerste van degenen die in het schip waren, die zich herstelde. "Heere, indien Gij het zijt, zo gebiedt mij tot U te komen op het water", zo sprak de vurige apostel. Sommigen zeggen dat dit een zondig verzoek van Petrus was. Zegt Jezus niet: "Gij zult de Heere, uw God, niet verzoeken"? We geloven echter dat Petrus in dit verzoek niet zondigde. De Heere zou hem anders zeker bestraft hebben. Maar in plaats van een bestraffmg, zegt Jezus: "Kom!" En Petrus komt.
De zoon van Jonas mag door het geloof sterk op Jezus zien.
En zij, die door het geloof op Jezus mogen zien, trotseren alle gevaren. Maar Petrus, hoort ge dan niet de sterke wind? Zie ge niet die huizenhoge golven? Simon, de zoon van Jonas, hoort het niet en ziet het niet. Nog niet! Er kunnen ogenblikken zijn in het leven van Gods volk dat zij met Habakuk mogen rusten ten dage der benauwdheid. De dichter van Psalm 42 zegt: "De afgrond roept tot de afgrond bij het gedruis Uwer watergoten; als Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan. Maar de Heere zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn".
Paulus zegt: "Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft". Zonder de Heere Jezus kunnen wij niets doen, maar met Hem alles. Het geloof ziet niet op de wind en op de golven, maar het gevoel wel. Als het gevoel de leiding neemt, gaan we zinken. O, wat is Petrus zwak in zichzelf. Hij ziet opeens niet meer op Jezus, maar op de sterke wind. De discipel des Heeren begint neder te zinken. Petrus verkeert in doodsnood. En wat doet een mens in doodsnood? Roepen. O, dat de Heere de nood opbinde. We verkeren allen in stervensnood. Zijn onze ogen daarvoor geopend? Dan zullen we zeker met Petrus roepen tot Hem, Die heil kan zenden. We lezen in vers 31: "En Jezus terstond de hand uitstekende, greep hem aan en zeide tot hem: "Gij kleingelovige, waarom hebt gij gewankeld? " De Heere helpt ter bekwamer tijd. Hij zegt niet tot Zijn discipel: "Gij ongelovige", maar "Gij kleingelovige". In de Christenreis van Bunyan lezen we van een Kleingeloof, die bewusteloos aan de kant van de weg lag. De doodsvijanden kunnen kleingelovigen wel bewusteloos slaan, maar ze kunnen hen niet doodslaan. Ze kunnen de zwakken en van verrestaanden veel afnemen, maar niet de juwelen.
De Heere voegt eraan toe: "Waarom hebt gij gewankeld? " Dit is een woord vol van beschaming en bestraffing. Is Jezus Christus niet gisteren en heden Dezelfde en tot in der eeuwigheid? Is Hij Die belooft niet getrouw, Die het ook doen zal? O, waarom zijt ge zo vaak met twijfel bezet, gij kleingelovige? Koester toch geen lage gedachten van God. Het ongeloof kan niet anders dan redeneren en God verdacht houden, terwijl de kleingelovige tot hinken en zinken ieder ogenblik gereed is.
Welgelukzalig is het volk dat al hun hoop op God mag stellen. Zij mogen het de dichter van Psalm 61 nazingen: "'k Zal op U mijn vast vertrouwen Altoos bouwen Door Uw vleug'len ©verspreid".
Wijlen ds. A. Hofinan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1996
De Saambinder | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1996
De Saambinder | 12 Pagina's