Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bevrijding en vrijheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bevrijding en vrijheid

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

In de vorige artikelen ging het om een bepaling van de moderne vrijheid en om de oudtestamentische gegevens betreffende vrijheid. Een drietal belangrijke werkwoorden werd besproken. De bespreking werd afgerond met een samenvatting van de gevonden resultaten.

Het Nieuwe Testament

Het Nieuwe Testament zou nooit geschreven zijn als Gods Zoon niet het menselijk vlees had aangenomen. In de volheid des tijds heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet (Gal. 4 : 4). De komst van Christus als centrale openbaring van Gods raad veronderstelt dus een vervulde tijd, die van Gods heilsbedeling onder het Oude Testament. Men kan nooit recht spreken van Christus, de Redder en Bevrijder, zonder het verband van het Oude en Nieuwe Testament in acht te nemen. Eén van de lijnen van het Oude Testament naar het Nieuwe Testament is die van de schuldige gebondenheid en onvrijheid welke onder het Oude Testament ten diepste niet waren opgelost. De diepste problematiek van het Oude Testament wordt buiten het Oude Testament opgelost.

In het Nieuwe Testament vraagt vooral een zestal woorden onze aandacht, drie werkwoorden en drie zelfstandige naamwoorden. Ze nemen de betekenissen van de oudtestamentische woorden betreffende bevrijding in zich op, zonder dat ze ermee samenvallen. We letten uiteraard vooral op betekenisaspecten die met bevrijding samenhangen.

Luo

Een eerste woord is luo, dat losmaken en bevrijden betekent. Behalve een letterlijke betekenis - bijvoorbeeld het losmaken van schoenriemen. Markus 1 : 7 - is er een overdrachtelijke betekenis: et losmaken van ziekte (Luk. 13 : 46) en van doodsbanden (Hand. 2 : 24). Daarnaast ook het teniet doen van de wet (Mark. 5 : 17-19) en van de werken van de duivel (1 Joh. 3 : 5, 8), namelijk door Christus en Zijn werk. Een ander betekenisaspect is het ontbinden als bevoegdheid van de discipelen, namelijk het ontsluiten van Gods koninkrijk voor de boetvaardigen (Matth. 16 : 19, 18 : 18).

Lutron

Een belangrijk woord is lutron dat losgeld of losprijs betekent. Het hangt samen met een werkwoord dat staat voor verlossen en bevrijden. Deze woorden veronderstellen heel sterk wat in het Oude Testament wordt uitgedrukt met de woorden ga'al en padah en ook met kofer, dat verzoening of bedekking betekent.

Een centrale plaats is Markus 10 : 45: e Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn ziel te geven tot een lutron (losprijs, S.V. : rantsoen) voor velen. Jezus getuigt in dit woord van de zin van Zijn lijden en sluit zich wat betreft het verzoenende karakter van Zijn werk aan bij Jesaja 53 en het reeds genoemde begrip kofer. De notie losprijs heeft niet alleen verzoenende betekenis, maar ook bevrijdende betekenis ten aanzien van de gevolgen van de zonde zoals verderf, dood, gericht en alle andere machten die deze bedeling beheersen. Dezelfde Zoon des mensen die zich tot een losprijs gaf, zal immers eenmaal in heeriijkheid komen (Matth. 25 : 31). De verzoening die Christus aanbracht door de losprijs te betalen klinkt duidelijk door in het geheel van het Nieuwe Testament. Christus verlost van alle ongerechtigheid (Tit. 2 : 14). Hij is door Zijn eigen bloed in het heiligdom ingegaan (Hebr. 9 : 12). Hij is het Lam dat de zonde der wereld wegneemt (Joh. 1 : 29). De gelovigen zijn verlost door het dierbaar bloed van Christus en niet door zilver of goud (1 Petr. 1 : 18, 19). Ze zijn duur gekocht (1 Kor. 6 : 20, 7 : 23). Op grond van Christus' zoenoffer, waarmee Hij aan Gods gerechtigheid heeft voldaan, wordt verlossende vrijspraak geschonken, welke door het geloof werkzaam is (Rom. 3 : 24 e. v.).

Een derde woord is ruomai (redden, beschermen). Het komt in het Nieuwe Testament niet zo veel voor Het veronderstelt het oudtestamentische spreken over Gods ontferming. In het Nieuwe Testament duidt ruomai vaak aan de redding van christenen in een situatie van lijden (2 Tim. 3 : 11, 4 : 17). Dit werkwoord wordt ook gebruikt voor redding van de zonde (Rom. 7 : 24, 25) en van Gods toekomstige toom (1 Thess. 1:10).

Soidzo

Soidzo komt in het Nieuwe Testament veelvuldig voor, met de afgeleide woorden voor heil en heiland. Ook dit woord heeft betekenissen als redden, verlossen, helpen, bewaren en bevrijden. Het sluit aan bij het oudtestamentische jasja en wijst op Gods reddend handelen in nood, dreiging en schuld, met het oog op de heelheid van een persoon of zaak.

Soidzo duidt bij Mattheüs, Markus en Lukas Jezus' heilsdaden voor het geheel van de mens aan. Hij geneest zieken, wekt doden op, bevrijdt van de macht van het geld en redt van de zonde. De apostelen zetten dit werk in Jezus' Naam voort. Verlossen en redden worden door hen betrokken op de absolute en algenoegzame betekenis van de ene Naam tot zaligheid (Hand. 4 : 12).

In het Nieuwe Testament komen verlossen en bevrijden rijk geschakeerd voor. Nu eens staat het accent op het aangebrachte heil en Christus' kruis en opstanding (1 Kor. 1:18) zoals dat nu door het geloof wordt ervaren (2 Tim. 1 : 9), dan weer op de toekomstige volle onthulling van de redding (1 Petrus 1 : 5). Dit uiteindelijke heil geldt ook Israël (Rom. 11 : 26). Tussen het 'al reeds' van het verschenen heil en het 'nog niet' van de toekomst des Heeren is het leven voorbereidingstijd, ten aanzien waarvan christenen worden opgeroepen tot heiliging (Fil. 2:12 e.v.).

Soter

Een vijfde nieuwtestamentisch kernwoord is soter Het is afgeleid van het boven besproken werkwoord soidzo en betekent redder of heiland. In de grieks-romeinse wereld werd de titel soter toegekend aan goden, filosofen en staatslieden, waaronder vooral de Romeinse keizers. Het Oude Testament noemt de Messias vrijwel nooit heiland of redder. De titel soter is wel nauw verbonden met de naam Jezus, die letterlijk betekent: e HEERE is heil (Matth. 1 : 21). In het Nieuwe Testament wordt de titel Heiland, Zaligmaker of Redder dan ook gebruikt om aan te geven het volle heil in Christus Jezus die is gekomen en zal komen (Luk. 2 : 10, Fil. 3 : 20). In Hem is het heil algenoegzame werkelijkheid. Hij is de Zaligmaker der wereld (Joh. 4 : 42, 1 Joh. 4:14). Het Nieuwe Testament noemt ook God de Zaligmaker, eveneens in een algenoegzame zin (1 Tim. 4 : 10, Tit. 1 : 3). Het is goed daarbij te bedenken dat het gaat om redding van Gods toom en dat volgens Titus 3 : 5 de wedergeboorte de weg is tot persoonlijke toeëigening van het heil. De soter Christus openbaart Gods voornemen en voert dat uit (2 Tim. 1 : 9, 10). Gods raad is zeker en vast ten aanzien van hen die daarin zijn begrepen, de uitverkorenen (Ef 1, Rom. 8).

Eleutheria

Het laatste woord is eleutheria (vrijheid). Het komt vooral voor in de brieven van Paulus en in Johannes 8. De nieuwtestamentische vrijheid bestaat niet in vrije beschikking over zichzelf, maar in het leven met God (Rom. 6 : 22, 1 Petr 2:16). De christen behoort Christus toe die Hem heeft bevrijd (2 Kon 5 : 15).

Gods kinderen zijn vrijgemaakt van allerlei, soms bovenaardse, machten die in deze wereld werkzaam zijn (Rom. 8 : 38, 39; Kol. 1:15 e.v.; 2 : 20 e.v.). In het bijzonder geldt dat de macht van de zonde waaraan ieder mens is gebonden (Rom. 6 : 11), maar ook de vloek van de wet die de mens, die zich aan Gods goede wil vergreep, moet veroordelen (Gal. 3 : 10, 13). Tenslotte ook de dood als gevolg van en oordeel van God over de zonde (1 Kor. 15:54 e.v.).

De eleutheria is bewerkt door Christus (Gal. 5:1, Joh. 8 : 36) en wordt de zondaar eigen door de Heilige Geest (2 Kor. 3:17, Gal. 5:18).

Deze vrijheid leidt niet tot bandeloosheid (1 Petr. 2 : 16), maar tot de dienst aan God (1 Thess. 1 : 9), aan de gerechtigheid (Rom. 6 : 18) en aan de medemens (Jak. 1 : 25 e.v.). De wet is dan leefregel der dankbaarheid (Rom. 13:8 e.v.).

Samenvatting

Ook de nieuwtestamentische gegevens ronden we af met enkele conclusies:

1. De ware vrijheid vindt haar grond alleen in Christus' verzoenend en helend werk. Hij neemt voor Zijn Kerk de schuld weg en heelt de gevolgen van de zonde. Hij bevrijdt ook van allerlei machten en afgoden van deze wereld. 2. Christus' heilswerk heeft structuren die teruggaan op oudtestamentische instellingen en daarbij behorende kernwoorden. 3. Wat het Oude Testament meer ineen ziet: Verlossing van de zonden en van de gevolgen ervan, staat in het Nieuwe Testament meer uiteen: de verzoening is de uiteindelijke verlossing nog niet. 4. Door de Heilige Geest zijn er de tekenen van bevrijding. Daar waar sommige gevolgen van de zonde worden weggenomen en ware vrijheid praktijk wordt in het christenleven. Naar de mate van de geloofsvereniging met Christus is deze vrijheid een werkelijkheid in het leven van Gods kinderen. Deze uit zich in het dienen van God.

Zeist,

B. van Ojen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1996

De Saambinder | 12 Pagina's

Bevrijding en vrijheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1996

De Saambinder | 12 Pagina's