Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theodorus van der Groe in zijn tijd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theodorus van der Groe in zijn tijd

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Op 3 september 1705 werd Theodorus van der Groe geboren in de pastorie van Zwammerdam. Hij was de tweede van de drie kinderen, die uit het huwelijk van ds. Ludovicus van der Groe en Johanna Laats, predikantsdochter, werd geboren. De oudste was de later zo bekend geworden Eva. De jongere broer van Theodorus was Simon van der Groe, die later ook predikant geworden is. De gegevens uit de eerste vijfentwintig levensjaren van Van der Groe zijn schaars. Zeker is, dat hij van 1724 - 1729 theologie heeft gestudeerd aan Leidens Universiteit. Hij is daar in de theologie geschoold onder Johannes a Marck, theoloog en filosoof, in 1689 te Leiden benoemd en bijzonder bedreven in de dogmatiek, exegese en kerkgeschiedenis. Zijn bekende Merch der christene godgeleerdheid van 1690 is ook door Van der Groe veelvuldig als dogmatisch handboek gebruikt. De bekende Taco Hajo van den Honert was in 1714 te Leiden benoemd. Deze nieuwtestamenticus en beroemd kanselredenaar was een man van geheel andere ligging dan a Marck: hij was een uitgesproken cartesiaans-gezinde Coccejaan. Ongetwijfeld zijn ook zijn colleges door Van der Groe bezocht.

In 1729, 23 jaar oud, legde Van der Groe in Leiden het praeparatoir examen af voor de classis Leiden en Nederrijnland. Zeven maanden later volgde een beroep naar de gemeente van Rijnsaterwoude. Ruim eenjaar na het praeparatoir legde Van der Groe in februari 1730 het peremptoir examen af in Alphen. Op 19 maart 1730 volgde de bevestiging en intrede te Rijnsaterwoude. Gedurende 10 jaren heeft Van der Groe deze gemeente gediend. Tijdens deze periode vond in het innerlijk van de jonge predikant een ingrijpende ommekeer plaats. Zijn zuster Eva verhaalt ervan in de beschrijving van haar Bekeeringsweg, wanneer zij vertelt van een vrome vrouw, die vanuit een naburig dorp nu en dan de pastorie van Rijnsaterwoude bezocht. Eva merkt dan op:

"Hoewel zij zich met mij weinig scheen te bekreunen, en al haren arbeid slechts daar henen richtte, om dezen onzen Broeder, als een middel in Gods hand te ontdekken, dat hij, hoe voorbeeldig en onberispelijk hij ook leefde, en hoe ernstig en getrouw, naar zijn licht of talent, hij zijnen dienst ook alzins zocht waar te nemen, er nochtans wat meer wezenlijker moest bij komen, zoude hij zijne ziel als een buit wegdragen, en met geen leugen in zijne rechterhand ten grave dalen. Schoon zij, zeg ik, dit nu maar alleen op het oog scheen te hebben, zoo deed zij, hoewel buiten haar weten, door haren voorbeeldigen en tederen wandel onder ons, zooveel vrucht en ontdekking aan mijn gemoed, dat ik, tot eer van den Heere, moet betuigen, dat dit mensch mij zoodanig, zonder woord, door haren Godzalige omgang ontdekt, overtuigd, veroordeeld en gesticht heeft, dat zij, door de genadige bewerking des Heeren, het middel is geweest, waardoor ik, en dan nog eenigen tijd voor onzen Broeder, met wien zij zich, in duizenden van woorden, betrekkelijk op de weg der zaligheid, haast dag en nacht afsloofde, ben getrokken, uit de macht der duistemis, en overgezet in het koninkrijk des Zoons Zijner liefde" (a.w.blz. 11, 12).

Volgens Eva van der Groe zelf moet haar eigen bekering hebben plaatsgevonden in het jaar 1735 {Echt Verhael, uitg. Ouderkerk, 1877, blz. 5; dit werkje werd door D. Weggeman ten onrechte aan Theodorus toegeschreven); die van Theodorus moet dus nog iets later zijn geschied.

Treffend is in dit verband de datering van enkele predikaties van de zeventien Leerredenen over de waarachtige bekering, door Van der Groe gehouden zowel te Rijnsaterwoude als te Kralingen. Geen der preken is geda­ teerd voor 1735; één in 1735, verschillende in 1736 en de andere daarna. Opmerkelijk is een passage in de preek over Mattheus 4:17, gedateerd 19 augustus 1736. Van der Groe spreekt daar over mensen, die een ingebeelde bekering hebben. Zou hij niet mede aan zichzelf voor zijn krachtdadige vemieuwing gedacht hebben, toe hij de volgende woorden uitsprak:

"Het meest algemeen bedrog en inbeelding is daarin gelegen, dat men de bekering stelt in een burgerlijke wandel, en in het najagen en betrachten van allerhande uitwendige godsdienstigheid, waarmee het bij sommigen wel tot een zeer hoge trap komen kan, terwijl zij nochtans ganselijk onbekeerd zijn; men is in de Christenkerk geboren, gedoopt en opgevoed, men heeft zijn belijdenis gedaan en gaat nu gedurig ten Avondmaal, leeft in alles eerlijk, zedig onbesproken en soms zelfs zéér Godsdienstig, men is een vijand van aller uiterlijke zonden, en gaat die openlijk tegen; veel leest men in de Bijbel en in andere goede vrome boeken, men zou niet gaame een kerkgang verzuimen, men is zeer gezet en naarstig in het bidden, men spreekt gaame over goddelijke en geestelijke dingen tot anderen, men heeft zelfs ook een vleselijke liefde en genegenheid voor een onbekende God en voor een Heere Jezus, waar men zovele goede dingen van leest en hoort. Men belijdt voor Hem zijn zonden, zelfs wel met tranen, men bidt Hem om vergeving, men neemt Hem naar zijn wijze aan voor zijn Heere en Zaligmaker, men maakt een verbond met Hem, men gelooft in Hem... Wat dunkt u, aandachtigen, zou men niet zeggen van buiten, dat zulk een mens waarlijk wedergeboren en bekeerd was? Nochtans kan het zover komen, en die mens kan evenwel nog geen droppel van de ware bekering hebben in zijn hart" {De waarachtige bekering, Utrecht, z.j., blz. 26, 27).

Sedert de krachtige omkering die in zijn hart had plaatsgevonden, bestond de prediking van Van der Groe in Rijnsaterwoude en vooral ook te Kralingen niet in bewegelijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des geestes en der kracht. Zien wij het goed, dan worden de geschriften van Van der Groe vanaf deze tijd gekenmerkt door drie themata:

1. In de eerste plaats wordt de noodzaak benadrukt van de persoonlijke wetenschap, in Christus te mogen zijn door een waar geloof; het vertrouwen van de vergeving der zonden is aan deze wetenschap verbonden, als behorend tot het wezen des geloofs. Wij denken hierbij vooral aan geschriften als de Beschrijvinge van het oprecht en zielzaligend geloove (1742). En de Uitvoerige verhandeling over de nodige voorbereidselen, wezenlijke eigenschappen en onafscheidelijke vruchtgevolgen van het ware zaligmakende geloof, in 1749 verschenen als een voorrede op één der prekenbundels van de Erskines.

2. In de tweede plaats treft ons de steeds terugkerende separatie tussen wat Van der Groe zelf noemde het "zaligmakend werk des Geestes in de harten der oprecht gelovigen en tussen het schijn-geestelijk werk der geveinsden en tijdgelovigen" (titelblad Toetssteen).

Hierbij is te denken aan de preken over de waarachtige bekering, aan een werkje als Het schadelijk misbruik van een algemene overtuiging tot een valse grond van rust voor de ziel (1755; eveneens een voorrede op ge­ schriften van de Erskines), en natuurlijk vooral aan de "Toetssteen der ware en valse genade" (1752/53).

3. In de derde plaats wordt de prediking van Van der Groe gekenmerkt door een voortdurende oproep aan land en volk tot wederkeer tot God en onderhouding van Zijn geboden. Deze oproep klinkt vooral door in de Dertig biddagpredikaties, verschenen in twee bundels van resp. 16 en 14 preken.

In 1740 nam Van der Groe het beroep naar Kralingen aan, waar hij bevestigd werd op 10 juli door ds. H. van Loo van Bergschenhoek. Gedurende vierenveertig jaar heeft hij zich hier met grote getrouwheid gekweten van de hem toebetrouwde taak. Ook uit de Kralingse periode zijn de gegevens die ons nader kunnen informeren over het persoonlijk en huiselijk leven van Van der Groe schaars. Wel is bekend, dat hij in 1754 in het huwelijk is getreden met Johanna Cornelia Bichon. Het huwelijk is kinderloos gebleven.

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1996

De Saambinder | 12 Pagina's

Theodorus van der Groe in zijn tijd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1996

De Saambinder | 12 Pagina's