Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opdat ik Hem kenne

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opdat ik Hem kenne

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

"Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens. Zijn dood gelijkvormig wordende. Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden ".

Filipp. 3:11.

Van de kennis van Christus hangt onze behoudenis af. Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt. Deze kennis is echter een praktikale of bevindehjke kennis. Een geloofskennis gewerkt door de Heilige Geest in het hart. Het is een ervaringskennis van de dierbaarl.cid van Christus' Persoon, van Hem als Middelaar en Verlosser, van Hem, als de Heere onze gerechtigheid, die met Zijn dierbaar bloed voor al onze zonden betaald en ons uit alle geweld des duivels verlost heeft.

Paulus kende Christus als zijn Boig en Zaligmaker. De Heere had hem dat geopenbaard. Alles achtte hij nu schade en drek om de uitnemendheid van de kennis van Christus. Hij verlangde geheel uit en door Christus te leven, in Wien al de schatten der wijsheid en kennis Gods verborgen zijn. Daarom zegt hij: "Opdat ik Hem kenne". Het is zijn hoogst verlangen in die kennis te mogen toenemen. Dat is immers de begeerte van allen wier ogen en harten geopend zijn voor de heerlijkheid van het Koninlcrijk Gods. Van Hem roepen ze uit: "Gij zijt de schoonste aller mensenkinderen". De dood hebben ze leren schrijven op alles wat geen God en Christus is. Maar hoe weinig kennen ook de diepst ingeleiden nog van Hem, die door genade hun leven geworden is? We kunnen veel van Hem weten doch zonder Hem te kennen. Maar een weinig kennis van Hem doet uitzien: "Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding". De kracht Zijner opstanding is wat anders dan het feit van Zijn opstanding. Het is de kracht, geopenbaard in de opstanding van Christus, welke triomfeert over de macht en heerschappij van de hel en van de dood. Dit zijn hevige machten die zich openbaren in het leven van Gods Kerk. In hen is geen kracht tegen die grote menigte. In eigen kracht kunnen ze niet bestaan. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam der zonde en des doods? Steeds blijven ze nog geneigd het kwade te doen en zien ze op de laatste vijand, dan voelen ze hun krachten wijken en bange vrees vervult het hart. Hoe nodig daarom dat steeds de kracht van Christus'' opstanding geopenbaard wordt in hun leven. Anders zouden zij terugvallen in het graf van zonde en dood, waaruit zij geroepen zijn en eeuwig omkomen. Maar door de opstandingskracht zijn de hel en de dood overwonnen. Hij nam het leven aan, niet alleen voor Zichzelf, maar ook voor al Zijn volk. En nu is Hij de Getrouwe, Die blijft voortgaan om stenen af te wentelen en verslagen harten te sterken. Hij schenkt hen hulp en redt hen keer op keer. Door Zijn opstandingskracht richten zij het oog op de Overste Leidsman en Voleinder des geloofs, strijden zij tegen de zonden en helse machten en bedenken zij de dingen die boven zijn. Door die kracht zullen ze van kracht tot kracht steeds voortgaan.

Zalige opstandingskracht. Die dood waren door de zonde en misdaden zijn door die kracht levend geworden. Dood is ieder mens, die de levensbron verliet. Maar hebt gij reeds leren bekennen midden in de dood te liggen? Zal de opstandingskracht van Jezus Christus u eenmaal als één Zijner vijanden verteren? O, kust dan nu nog de Zoon opdat Hij niet toome. De ootmoedige leert Hij Zijn godzalige voetpaden. Dan zult ge met Paulus instemmen: "Opdat ik Hem kenne en de kracht Zijner opstanding". Ja nog meer: "en de gemeenschap Zijns lijdens. Zijn dood gelijkvormig wordende".

Het kennen hiervan volgt dus na de opstanding. Is dat nu niet vreemd, wat Paulus hier zegt? Dat is toch geheel anders dan de Heere Jezus gekend heeft. Toen Hij opstond, was het lijden en de dood voorbij. Toen lag de weg voor Hem open naar de heerlijkheid. Hoe anders is echter de weg van Zijn volk. Immers, als zij worden opgewekt uit het graf der zonde en des doods, dan vangt het nieuwe leven wel aan, maar... dat leven is een stervend leven. Het is een leven dat de dood in ons moet doden. De oude mens moet gekruisigd worden. En dat is nu de gemeenschap Zijns lijdens. Zijn dood gelijkvormig wordende.

Sommigen denken dat dit ziet op het lijden van Gods kinderen in deze wereld. Zeker, ontelbaar veel zijn hun smarten, de vijand zit nooit stil. Maar de apostel bedoelt hier ook wat zondag 16 ons leert: "dat door Zijn kracht onze oude mens met Hem gekruisigd, gedood en begraven wordt, opdat de boze lusten des vleses in ons niet meer regeren, maar dat wij onszelf Hem tot een offerande der dankbaarheid opofferen".

O, zie hoe de opstandingskracht van Christus dan voert op een weg, die tegen vlees en bloed is en leidt tot de dood van ons eigen ik, de wereld en de zonde. Dan moet dat volk de dood in met alles wat zij buiten Christus hebben, maar zo alleen komt er gelijkvormigheid aan Christus. O, dan roepen ze het wel eens uit: Heere, moet ik al deze smarten ondergaan? Behoort dat er nu ook bij? Moet ik daar ook afstand van doen? Wat zijn we toch een handhaver van onszelf Een stervend leven is echter noodzakelijk, zielsprofijtelijk en Gode verheerlijkend. Want zo alleen zullen ze leren roemen in het kruis van Jezus Christus. Dan wordt vervuld: Gij zijt gestorven, maar uw leven is met Christus verborgen in God. Ik leef doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. En dan ligt het land der rust, de toekomende heerlijkheid Gods in het verschiet. Dan wenkt een heerlijke toekomst, maar die zij al stervende tegemoet treden. Naar die dag strekt de begeerte van Paulus zich uit. "Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden". Komen, zo zegt hij. Dat is naderbij komen, tot de jongste dag, waarop de volle zaligheid naar lichaam en ziel het deel zal zijn van allen, die in Christus het leven hebben gevonden. Maar twijfelt de apostel hieraan als hij zegt: "of ik enigszins moge komen"? In geen geval, doch het getuigt van diepe ootmoed, nietigheid en geringheid aan zijn kant. Het zal immers zo'n eeuwig wonder zijn als hij het einddoel mag bereiken. De bezwaren en moeilijkheden van Gods Kerk zijn veel. Eerst denken zij langs gebaande wegen haast in Sion te verschijnen. Hoe meenden ze wel eens dat ze er reeds waren. Dan was het leven, lieven en loven. Maar de diepere zelfkennis ontbrak. En dan ergeren wij ons aan: "of ik enigszins moge komen". Dan zijn we nog vreemd van een stervend leven. Maar God doet overblijven een ellendig en arm volk.

Woestijnbewoners, afhankelijk, hulpbehoevend, die kreupel en verminkt door het leven gaan en zien ze op zichzelf dan is het verloren. Maar mogen ze eens op de Heere zien, dan wordt het een wonder, dat Hij naar hen heeft willen omzien en daarom, het grootste wonder zal zijn als ze mogen ingaan in het Kanaan der eeuwige rust. Daar zullen ze geen gebrek hebben aan enig goed. Dan zullen ze niet meer hongeren en niet meer dorsten en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte; want het Lam, dat in het midden des troons is, zal hen weiden en zal hen een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

Wijlen ds. A. Snoep.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1997

De Saambinder | 12 Pagina's

Opdat ik Hem kenne

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 1997

De Saambinder | 12 Pagina's