Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wedergeboorte en geloof bij Alexander Comrie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wedergeboorte en geloof bij Alexander Comrie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(3)

Leven vóór de kennis van Christus?

Wanneer begint nu het geestelijk leven in het hart van een mensenkind? Of, anders geformuleerd: wat gebeurt er in het ogenblik van de wedergeboorte? Daarover is Comrie heel duidelijk. Men behoeft alleen zijn eerste preek in de Eigenschappen des geloofs maar te lezen om het antwoord te weten te komen. Ook in zijn preek over Zondag 7 gaat hij op deze vraag in. Heel wezenlijk is dat hij voortdurend benadrukt dat aan welke geloofsdaad van de mens dan ook een inlijving in Christus voorafgaat. Comrie wijst erop dat in Zondag 7 niet gezegd wordt dat diegenen zalig zullen worden die Christus en al Zijn weldaden door een oprecht geloof aannemen en die door dat geloof Hem ingelijfd worden, maar omgekeerd: "Die Hem door een oprecht geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen". Eerst de inlijving, dan pas het aannemen! Hij schrijft dan:

"Vele eenvoudigen, die geene ervarenheid noch geoefende zinnen in het Woord der gerechtigheid hebben, hebben ook de ongerijmdste denkbeelden en stellingen over deze gewichtige zaak...."

Welke ongerijmde denkbeelden bedoelt Comrie? Hij doelt op de opvatting dat een mens vóór de inlijving in Christus een gevoel van zonden kan hebben en een honger en dorst naar de gerechtigheid, en dat zo'n mens vervolgens tot Christus moet komen en Hem aannemen en dat er pas daarna sprake van geestelijk leven zou zijn. Ik zou willen opmerken dat wat Comrie 'de ongerijmdste denkbeelden' noemt voor velen vandaag de dag de gezonde gereformeerde leer schijnt te zijn! Overal immers hoort men verkondi­ gen dat een mens pas geestelijk leven kent nadat hij tot de bewuste en klare kennis van de Middelaar is gekomen. Alles wat daarvóór ligt, zou slechts de dode, onherboren zondaar betreffen. Comrie brengt hiertegen in, dat het één van tweeën moet zijn: ij hebben het hongeren en dorsten naar Christus óf door onszelf, dat wil zeggen uit de 'natuurkrachten', óf wij hebben deze dingen "uit kracht van onze inlijving in Christus". Het eerste denkbeeld noemt hij een "verzaking van al de gewichtige stukken van onze leer". Wat zou men wel denken, zo vraagt hij, van iemand die zou willen beweren dat een dood mens kan gevoelen dat hij dood is, kan roepen om levendmaking en kan opstaan en op eigen benen naar de dokter gaan? Comrie antwoordt: Zouden wij niet zeggen dat iemand die zoo redeneerde, krankzinnig was? " Het geestelijk leven vloeit niet uit het komen tot Christus voort, maar omgekeerd: et komen tot Christus en het aannemen van Hem zijn daden die het leven reeds veronderstellenl We hopen in het vervolg nog wel te zien hoe deze dingen ook weer aan de orde komen bij de bespreking van het geloof naar aanleiding van Zondag 7. In dit verband gaat Comrie nog in op een tekst uit Gods Woord, die heel vaak werd (en wordt!) gebruikt door diegenen die leerden dat wij pas geestelijk leven hebben na het aannemen van Christus. Het zijn de bekende woorden uit Johannes 3 : 36: Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven". Ik citeer Comrie nu weer:

" .... waaruit ze besluiten willen dat het geloof in de Zoon voorgaat, en dat men het leven na dat geloof in den Zoon krijgt. Maar mijne geliefden! Ik moet zeggen, dat dit een wonderlijke uitlegging en een zeer verkeerd besluit is; want daar staat niet: die in den Zoon gelooft, zal het leven krijgen, maar hij heeft het aireede; het is hier in den tegenwoordigen, niet in den toekomenden tijd, en dus is het dadelijk gelooven in den Zoon een allerduidelijkst blijk en bewijs, dat hij, die dit doet, alvorens is levend geweest...."

De strijd over het geloof in de achttiende eeuw

Wanneer wij nu willen nagaan hoe Comrie over het geloof heeft gesproken, moeten we eerst iets vertellen over een stukje kerkgeschiedenis uit de eeuw waarin hij leefde. Zijn standpunt is moeilijk te begrijpen als we niet weten wat er in zijn dagen gaande was; en dat was heel wat! In de twintiger jaren van de achttiende eeuw was er binnen de gereformeerde kerk in ons land een felle strijd ontstaan betreffende het wezen en het welwezen van het geloof. Aanleiding tot die strijd was de verschijning van het boekje Korte uitlegginge van het gereformeerd geloof van de hand van Theodorus van Thuynen, predikant van Dokkum. Dit in 1722 verschenen werkje blonk niet uit door begrip voor wat Van Thuynen de "fijnen" noemde. De auteur achtte het een dwaling van de "fijnen" te stellen dat het geloof niet bestaat uit een vertrouwen in de vergeving der zonden, maar uit een hongeren en dorsten naar Christus, dat aan dit vertrouwen vooraf gaat. Van Thuynen aarzelde niet, hier van remonstrantisme te spreken, ja zelfs van de dwaling van het Concilie van Trente! Hij achtte een dergelijke stelling zonder meer in strijd met Zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus. Dat komt er volgens Van Thuynen nu van, als men voet geeft aan mensen die uiterlijk vroom leven, maar die de kennis van Christus en het vertrouwen in de schuldvergeving missen.

Een scherpe reactie op deze uitlatingen kwam van de Groninger professor A. Driessen. Deze man zou enkele jaren later een van de hoogleraren worden van Comrie; de verhouding tussen de professor en de student zou zó vertrouwelijk worden dat Comrie er eens getuige van was dat Driessen in grote zielsangsten verkeerde onder de overtuiging van zijn zonden. Comrie schrijft erover in de preek over Zondag 1. In zijn boekje Saulus bekeert .... schreef Driessen op het laatste moment nog een voorrede, waarin hij Van Thuynen bestreed. Helaas was ook in dit geval haastige spoed niet goed, want uit sommige uitlatingen van Driessen bleek dat hij Van Thuynens boekje slecht gelezen had. Na een antwoord van Van Thuynen waarin deze zijn visie nog eens duidelijk uiteen zette, kwamen weer nieuwe reacties van Driessen. Het bleek in deze strijd om heel wezenlijke dingen te gaan die hun actualiteit vandaag nog niet verloren hebben. Driessen omschrijft in zijn in 1722 verschenen werkje Het zaligmakend geloof tegen de verbastering van het gereformeerd geloof een waar geloof als een door de Heilige Geest in het hart van de zondaar gewerkte toestemming van het getuigenis van het Woord Gods, betreffende het daarin geopenbaarde middel der verlossing, of het getuigenis dat de Vader van Zijn Zoon geeft, dat in Hem gerechtigheid en sterkte zijn voor een verlegen en heilzoekende zondaar. Het woord toestemming is hier cruciaal. Deze toestemming roept in het hart van de zondaar een begeerte naar Christus op; deze begeerte noemde Driessen nu de eigenlijke geloofsdaad. De begeerte naar en het toevlucht nemen tot Christus moet als de "eerste geloofsdaad" volgens hem als de éérste trap van het geloof worden onderscheiden van het vinden van en verzadigd worden met Christus als de tweede trap van het geloof. Is de eerste trap er, dan is ook het wezen van het geloof er! C.Graafland vat in zijn dissertatie De zekerheid van het geloof (1961) het verschil zó samen, dat bij Van Thuynen het hongeren en dorsten naar Christus geheel buiten het geloof komen te liggen; volgens Driessen is dit een dwaling. De laatste verwijt Van Thuynen dat deze niet slechts aan de zwakgelovigen alle moed ontneemt, maar vooral dat hij zodoende het onderscheid wegneemt tussen algemene overtuigingen die ook in onwedergeborenen wel zijn en zaligmakende overtuigingen (blz. 206, 207). Volgens Driessen zijn de kennis, de toestemming en het vertrouwen waarover Zondag 7 van de Catechismus spreekt, op elkaar volgende geloofsdaden. De laatste, het vertrouwen, behoort vol­ gens hem tot het welwezen van het geloof.

De strijd over het wezen van het geloof beroerde de kerk in ons land diep. De Utrechtse hoogleraar F.A. Lampe mengde zich in de strijd met zijn Vier academische verhandelingen over het zaligmakend geloof (1723). Hij nam het voor Driessen op, hoewel genuanceerd. Lampe beriep zich onder meer op Gomarus, die het vertrouwen in de vergeving der zonden had gerekend tot het welwezen van het geloof. Beide partijen kregen natuurlijk hun aanhang. De Dordrechtse predikant C. Vrolikhert koos voor Van Thuynen partij in zijn Twee godgeleerde oefeningen. Daartegenover vertolkte Wilhelmus Schortinghuis in zijn bekende werk Het innige Christendom het standpunt van Driessen en Lampe. Een bondige samenvatting van de strijd geeft ds. G.H. Kersten in zijn Gereformeerde Dogmatiek als hij schrijft: "In het midden der 18e eeuw is onder de Nederlandsche godgeleerden verschil gerezen over het wezen des geloofs, met name over de vraag, of de verzekering tot het wezen des geloofs behoort. Brakel ontkende dit. Hij beschouwde de verzekering als vrucht van het geloof en rekende het hongeren en dorsten naar Christus onder het toe-vluchtnemend geloof, behoorend tot het wezen en de verzekering tot het welwezen des geloofs. Theodorus van der Groe leerde, dat de verzekerdheid een wezenlijk bestanddeel van het geloof is en werd daarover heftig aan-gevallen door Jacob Groenewegen, die wel meermalen onbesuisd uit den hoek kwam. Theodorus van Thuynen, met wien Ph. Themmen het eens was, bestreed Brakel; volgens hem bestond het geloof in een verzekerd vertrouwen. Driessen en Lampe namen het voor Brakel op. A. Driessen zag in het wezen des geloofs, dat zich openbaart in hongeren en dorsten naar de gerechtigheid van Christus, een toevluchtnemend vertrouwen, waaruit het verzekerd vertrouwen ontspruit. Comrie droeg leed over deze twisten ...." {Gereformeerde Dogmatiek, 1966, deel II, 'blz. 164).

Capelle aan den IJssel,

ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1997

De Saambinder | 12 Pagina's

Wedergeboorte en geloof bij Alexander Comrie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juni 1997

De Saambinder | 12 Pagina's