Het verstaan van de Schriften
MEDITATIE
"Toen opende Hij hun verstand, opdat zij de Schriften verstonden."
Luk. 24:45.
De Bijbel openbaart de schuld van een mens voor God en de verzoening van een schuldig mens met God. De Bijbel spreekt van Adam en Christus, van schuld en vergeving. Die verzoening heeft God de Vader uitgedacht voor Zijn gemeente. De Heere Jezus heeft door Zijn lijden en sterven voor Zijn schapen de verzoening verworven. Én als de verhoogde Middelaar van Zijn gemeente past Hij deze verzoening toe. Christus verzamelt door Geest en Woord een gemeente tot het eeuwige leven. Deze dingen laat de Heere in Zijn Woord, de Bijbel, de Schriften, bekend maken. Hoe dwaas en onkundig is echter de mens van nature. Immers, de apostel Paulus schrijft: "Er is niemand, die verstandig is, er is niemand, die God zoekt". En op een andere plaats zegt de apostel: "Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden".
Van elk mens geldt van nature: hij is niet verstandig, hij zoekt God niet, hij begrijpt niet de dingen die des Geestes Gods zijn. De boodschap van God over zonde en genade is de mens een dwaasheid. Daar is hij zorgeloos en onbekommerd over. Hoe noodzakelijk is daarom de verheerlijking van een Godswonder in ons leven. Dat de Heere ons wederbaart door genade die niet te weerstaan is. Maar ook nadat genade ontvangen is, is het voortdurend nodig dat de Heere Zijn kinderen onderwijst en licht geeft in Zijn Woord. Dat blijkt zo duidelijk uit de tekst die boven onze meditatie staat. Immers de discipelen hebben de verhoogde Christus gezien een aangeraakt (vers 39 en 40). Ook heeft de Heere met hen gesproken over de bedoeling van Zijn lijden, sterven en opstanding (vers 44). Vanuit de Schriften heeft Hij het alles aan Zijn discipelen bekend gemaakt. En toen... nou toen hebben ze het natuurlijk en vanzelfsprekend geloofd. Dat was toch hun dure plicht? Dat doen toch ook velen in onze dagen? Je moet toch geloven dat de Heere Jezus ook voor jou gestorven is en verder niet te veel vragen? Dat tobben en zoeken is toch niet nodig? Christus heeft toch alles betaald? Hij is toch opgestaan? Maar, en dat is het opmerkelijke van vers 45, er staat helemaal niet dat de discipelen geloofden. Nee, er staat dat de Heere hun verstand opende, opdat zij de Schriften verstonden. Dat is dus nodig: de opening van het verstand; de opening van het hart; de verlichting van ons verstand. Nodig is de opening van het verstand om de Schriften tot onze zaligheid te gaan verstaan. Die verlichting is een gave van God en is gericht op het Woord van God. Die verlichting is voor het eerst nodig maar is ook elke keer weer opnieuw nodig in het leven van de uitverkorenen Gods.
Wat ligt er een dure roeping in onze tekst. Immers alleen de Schriften kunnen ons wijs maken tot zaligheid. Dat kan een lief en dierbaar kind van God niet, dat kan een dominee niet, dat kunnen geleerde en vooraanstaande mensen niet, dat kunnen godzalige ouders niet, dat kan de Bijbel alleen. Wat is het dan noodzakelijk dat we onze Bijbel kennen, lezen en overdenken. Dat we de Bijbel in gezinsverband en persoonlijk veel en nauwkeurig bestuderen. De Bijbel alleen is het boek dat de Woorden des Levens bevat. Hoe nodig is het ook dat we de Bijbel op de juiste wijze lezen. Zijn we in ons bijbellezen alleen maar uit op het vermeerderen van kennis, dan maakt dat opgeblazen en hoogmoedig. Daarom is het zo nodig de Bijbel biddend te onderzoeken. Dan hebben we de werking van Gods Geest nodig, want al ons lezen en horen van het Woord van God, hoe nodig ook, maakt ons nog niet zalig. Daarvoor is nodig de werking van Gods Geest. Die werking van Gods Geest is een gave en dus moet daar veel om gevraagd worden. Onze dure roeping is om te bidden zonder ophouden, de Heere te vragen of Hij Zijn hand naar ons zou willen uitstrekken. Of Zijn Woord krachtig gemaakt zou mogen worden in ons leven. Lezen wij zo veel in onze Bijbel? Gaan we werkelijk in dat besef op naar het huis van God? Hebben we oog voor deze roeping?
Wat ligt er ook een beschamende boodschap in onze tekst. Duidelijk heeft de Heere Zich aan de discipelen getoond en met hen gesproken. Toch hebben ze het niet verstaan. Drie jaren lang hebben ze onderwijs van de Heere ontvangen en nog steeds blijken ze blind voor de noodzakelijkheid van Zijn lijden en sterven. Altijd maar weer is het ongeloof krachtig en machtig in hun harten. Tegen de Emmaüsgangers zegt de Heere: O, onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben!" En aan de discipelen verwijt de Heere ongelovigheid en hardigheid des harten. En hoe vaak hebben wij de boodschap van God al niet gehoord. Hoe duidelijk wordt ons in de Schrift niet gewezen op de twee wegen en de noodzaak van wederbarende genade. Wat wordt de gewilligheid, de schoonheid en de noodzakelijkheid van Christus in de Schrift niet aangeprezen. We horen ervan, we horen het aan, we lezen erover, we luisteren ernaar, maar we verstaan het evenwel niet. Hoe dodelijk gerust gaan we verder op de brede weg die naar het verderf leidt. Hoe vaak zijn ook de kinderen Gods niet aan de aarden flessen gelijk geworden. Wat al dodigheid en dorheid moet er niet worden opgemerkt bij de gemeente van God. Hoe machtig en hoe krachtig is ook het ongeloof. En wat is de oorzaak en de schuld hiervan? "De oorzaak of schuld van dat ongeloof, gelijk ook van alle andere zonden, is geenszins in God, maar in de mens" (D.L. 1 : 5). Dat de zonde en het godonterende ongeloof ons toch in de schuld zou brengen en dat we eens zouden leren wat de Heere leert aan al Zijn kinderen: Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben, heb ik berouw gehad, en nadat ik mijzelven ben bekend gemaakt, heb ik op de heup geklopt, ik ben beschaamd, ja, ook schaamrood geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb". Kennen we persoonlijk iets van dat berouw? Vragen we de Heere of Hij ons wil leren de waarachtige droefheid over de zonde en die echte beschaamdheid over eigen wangedrag? Knellen de banden van ongeloof en zondenschuld in ons leven?
Wat blijkt uit onze tekst ook de heerlijkheid van Gods genade. Het verstand moet geopend worden en onverwacht en ongedacht doet de Heere dat Zelf. Dat doet Hij bij schuldige en dwaze mensen die dat helemaal niet verdiend hebben. Hij doet het echter wel en dan is onze tekst toch ook een boodschap van Gods heerlijke, onver diende en vrije genade. Hoe kan diede-Schriften-openende-genade niet waar worden als we uit Gods Woord en uit de prediking van dat Woord eens een ogenblik mogen geloven dat "niet alleen anderen maar ook mij vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken is, uit louter genade, alleen om de verdienste van Christus wille" (Heid. Cat. antw. 21). Dan breken de banden van schuld en ongeloof. Wat wordt zalig worden dan toch een onuitsprekelijk wonder van de liefde en de genade van God. Wat heeft de Moorman het mogen bewonderen toen Filippus hem vanuit de Schriften ging onderwijzen. "En Filippus deed zijn mond open en beginnende van diezelfde Schrift, verkondigde hem Jezus." En hoe gingen de harten van de Emmaüsgangers branden toen de Heere Jezus de Schriften voor hen opende. Wanneer Christus vanuit het Woord in al Zijn heerlijkheid oprijst voor het zielsoog, dan kunnen de kinderen van God wel huppelen van zielenvreugd. Wat een verootmoediging wordt er dan bij hen gevonden. Dan kunnen ze niet diep genoeg bukken voor hun Heere en Zaligmaker. Maar wat vinden ze dan ook alles wat ze nodig hebben in Hem. Hoeveel heerlijke schatten van genade liggen er in Zijn zoen-en kruisverdiensten. Hij heeft kennis voor dwazen; Hij heeft gerechtigheid voor schuldigen en Hij heeft heiligheid voor onreinen. Dan deelt Hij die schatten en heilsgoederen ook op rijke en ruime wijze uit. Dan krijgt Hij een gestalte in hun leven en dan worden ze gunnend voor een ander. Dan gaan ze het de bruid uit het Hooglied nazeggen: "Zijn gehemelte is enkel zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem!" Wat kan er dan gezongen worden:
Hoe zoet zijn mij Uw redenen geweest! Geen honig kon 't gehemelt' beter smaken; Alleen door Uw bevelen krijgt mijn geest Verstand van God en Goddelijke zaken; Dies heb ik al de leugenpaan gevreesd, En zal bedrog en slinkse wegen wraken.
Amersfoort,
ds. W. Visscher.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1998
De Saambinder | 12 Pagina's