Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben...

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

(2)

In Christus is geen man en vrouw - maar: de scheppingsorde blijft

De man is het hoofd van de vrouw. Geldt dit ook in de gemeente van Christus? Velen wijzen in dit verband naar Galaten 3 : 28: "Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij allen zijt één in Christus Jezus." De apostel spreekt hier over degenen die Christus zijn ingelijfd in het uur der wedergeboorte. Zij zijn om Christus' wil tot kinderen Gods aangenomen. En zeker, in dat licht is er geen onderscheid, maar zijn zij allen één. Maar het is niet zo, dat door de geschonken genade de natuurlijke orde ongedaan wordt gemaakt. De begenadigde man blijft een man, de begenadigde vrouw blijft een vrouw, de dienstbare een dienstbare, een vrije een vrije. En: de man blijft het hoofd van de vrouw. Ja, in plaats dat de scheppingsorde Gods door de geschonken genade wordt verbroken, wordt deze juist bevestigd! Want de ware Christin zal door de kracht van de genade de plaats in willen nemen die zij krachtens schepping heeft gekregen. Doende alzo de wil Gods van harte! Erkennend de man als het hoofd van de vrouw, eert zij haar God! En de man die in waarheid Christen is, zal door de geschonken genade de vrouw de plaats willen geven die God haar schonk. Juist op heilig terrein is het een eer en een voorrecht voor beiden om de hen gestelde plaats in te nemen, dienende hun God.

Daarom moet een vrouw een macht op haar hoofd hebben - op het hoofd

De vrouw moet een hoofddeksel dragen! Waarom zij dat doen moet, is in het voorgaande aangegeven: het heeft alles te maken met de scheppingsorde Gods, met de plaats die Hij de man en de vrouw jegens elkander heeft gegeven.

Een macht op het hoofd der vrouw - het heeft een zekere nadruk: op het hoofd. De Heilige Geest spreekt alzo niet zonder oorzaak! Reeds vanouds kenmerkte het hoofddeksel degene die het droeg. Draagt iemand een kroon op het hoofd - het is een vorst of vorstin. Een muts in de vorm van een omgekeerde bloemkelk onderscheidde de hogepriester van de andere priesters. We weten dat een nazireër zijn hoofdhaar niet afschoor. Zijn lange haar - een uitzondering van Godswege - tekende hem als een afgezonderde des HEEREN. Toen Efraïm en Manasse door Jakob werden gezegend, legde hij zijn handen op hun hoofden. De zegen op hun hoofd: zij zijn gezegenden Gods.

Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben! Door een hoofddeksel te dragen, willen de vrouwen en meisjes iets over zichzelf zeggen. De macht op hun hoofd is een teken waarmee zij iets te kennen willen geven. Dit teken heeft zelfs het karakter van een belijdenis. Welke belijdenis, wat is de inhoud daarvan? De apostel zegt: daarom! Namelijk: de vrouw is uit de man, de vrouw is om de man. Alzo heeft God het bij de schepping gewild en vastgesteld. Met het hoofddeksel op haar hoofd wil de draagster te kennen geven dat ze de plaats in wil nemen die de Heere haar krachtens scheppingsordinantie gegeven heeft. Ze belijdt daarmee te erkennen dat de man het hoofd is van de vrouw.

De vrouw moet een macht op het hoofd hebben in de samenkomst der gemeente

De apostel zegt niet dat de vrouw altijd een macht op haar hoofd moet hebben. Wanneer dan wel? Hij wijst in de verzen 3 en 4 naar het bijéén zijn van een aantal mensen, die met en voor elkander bidden. Het hier vertaalde grondwoord betekent bidden, aanbidden of bidden met en voor an­ deren. Onder de zo samengekomenen waren er ook die bedeeld waren met de bijzondere gave der profetie. Zij spraken tot onderwijzing en stichting van anderen. Er is dus sprake van een bijeenkomst waar geprofeteerd en gebeden werd, waarschijnlijk óók door vrouwen. Nu waren er echter dames die dit deden met ongedekt hoofd. Zij meenden dat dit vanwege de christelijke vrijheid geoorloofd was. In Christus is immers man noch vrouw, zo zeiden ze! Welnu, wonen de mannen de samenkomsten bij met ongedekt hoofd, dan mogen de vrouwen hun sluier ook wel afleggen.

Maar dan komt de eerste zendbrief van de apostel Paulus te Korinthe aan. Deze wordt op de dag des Heeren voorgelezen in de samenkomst van de gemeente. Wat een ernstige en krachtige waarschuwing krijgen deze vrouwen te horen! Want met de macht op het haar hoofd belijdt de vrouw immers dat de man over haar gesteld is naar de wil Gods. Die scheppingsordinantie wordt door de genade niet teniet gemaakt! Daarom mogen zij hun hoofdbedekking niet afleggen als zij bijéén zijn en bidden of profeteren. Daarentegen moet de man zijn hoofd juist niet bedekken, want dan lijkt het alsof hij niet het hoofd van de vrouw wil zijn.

Bedekt hij, die bidt of profeteert zijn hoofd, hij onteert zijn eigen hoofd. Maar wanneer de vrouw in zulke bijeenkomsten bidt of profeteert, mag dat niet met ongedekt hoofd gebeuren. Het wordt door de apostel scherp veroordeeld. Daarom moet de vrouw - gehuwd of ongehuwd - een macht op het hoofd hebben. Dat zij alzo in de samenkomst de gemeente openlijk erkenne en belijde dat de man het hoofd van de vrouw is. Want: dat is de wil van Christus!

Nu zijn er die zeggen dat dit alles niets te maken heeft met de eredienst, de samenkomst van de gehele gemeente. Zij menen dat het hier slechts gaat over godsdienstoefeningen van kleine groepen in de huizen. Want, zeggen ze, de apostel handelt hier immers over vrouwen die profeteren. Welnu, dat mochten zij wél doen in de huizen, in kleine gezelschappen, maar niet in de eredienst - daar moesten zij zwijgen, volgens 1 Korinthe 14 : 34 en 35. Dus, zo menen zij, zouden de vrouwen en meisjes tijdens de eredienst geen hoofddeksel behoeven te dragen.

Toch gaat deze redenering niet op. Al­ lereerst gaat zij eraan voorbij dat het voorschrift dat de apostel geeft, evenzeer geldt voor de degenen die de profetieën en gebeden beluisterden. Want óók de mannen die niet profeteerden moesten hun hoofd niet bedekken. En óók de vrouwen die stilzwijgend meebaden en de sprekers aanhoorden, moesten een macht op hun hoofd hebben. Zo was het altijd geweest, en dat moest zo blijven.

Vervolgens dient men te bedenken dat de apostel spreekt over bidden en profeteren: het verkondigen, uitleggen van het Woord, en het aanroepen van Gods Naam. Juist in de samenkomst van de gemeente vindt de prediking plaats en het openlijk aanroepen van God de Heere, volgens de Heidelbergse Catechismus Zondag 38. Dat dit in de jonge gemeente van Korinthe mede plaats vond door de bijzondere gaven des Geestes (1 Korinthe 14 : 4: "...die profeteert, die sticht de gemeente"), en pas later alleen in de weg van de ambtelijke dienst, dat maakt geen wezenlijk verschil.

En wat het profeteren in de gemeente door vrouwen aangaat: er zijn verklaarders (o.a. Calvijn en dr. K. Dijk) die menen dat ook vrouwen in de samenkomst van de gemeente tot profeteren werden gebracht door de Heilige Geest, wat niemand mocht tegenstaan. Maar dat betreft een uitzondering. De geldende regel is dat de vrouwen moesten zwijgen in de gemeente. In de gemeente - daarop wijst, zoals we nog zullen nagaan, ook onmiskenbaar het laatste gedeelte van 1 Korinthe 11 : 10, namelijk: "...om der engelen wil." Dit alles blijkt overigens voor vele verklaarders zo vanzelfsprekend te zijn geweest, dat zij er zonder meer van uitgaan dat de apostel spreekt over de eredienst, zoals hij dat ook doet in 1 Korinthe II aangaande het Avondmaal des Heeren.

Laat, als de gemeente verschijnt voor het aangezicht Gods, door de vrouwen zichtbaar beleden worden dat zij erkennen dat de man het hoofd is van de vrouw. De vrouw, en alleen de vrouw, moet daartoe een macht op het hoofd hebben. Was zij een slavin, en nu vrijgemaakt van slavernij? Deze Christin bidde of profetere in de gemeente, maar: in de rangorde Gods! Deze regel wordt door Paulus met apostolisch gezag voorgeschreven. Het is een inzetting van Christus, vs. 2. Het moet, VS. 10. Het geldt voor alle tijden, overal waar de zichtbare gemeente van Christus vergadert. Dat gaat de apostel nader onderbouwen met een tweede argument, want hij zegt: om der engelen wil.

(Wordt vervolgd)

Bameveld,

ds. C. Hogchem.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1999

De Saambinder | 12 Pagina's

Daarom moet de vrouw een macht op het hoofd hebben...

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1999

De Saambinder | 12 Pagina's