Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Haat ook de rok...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Haat ook de rok...

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De woorden die hierboven staan, zijn de laatste tijd nogal eens te horen. In allerlei verbanden worden ze soms aangehaald. Het zal wel bekend zijn dat het schriftwoorden zijn: de apostel Judas schrijft ze in zijn algemene zendbrief, vers 23. Voluit staat daar: Maar behoudt anderen door vreze, en grijpt hen uit het vuur; en haat ook de rok die van het vlees bevlekt is. Wat willen die woorden toch zeggen? De apostel Judas, wiens brief veel lijkt op de tweede brief van Petrus, waarschuwt voortdurend tegen mensen die hij spotters noemt. Natuurlijke mensen noemt hij hen, die 'de Geest niet hebben'. Zulke lieden zijn er alle tijden door geweest, maar Gods Woord zegt duidelijk dat zij er bijzonder 'in de laatste tijd' (vers 18) zullen zijn. Hoe moet nu de houding van een christen tegenover zulke mensen zijn? Dat ligt er maar aan, zegt Judas. Niet alle natuurlijke mensen die de Geest niet hebben, zijn namelijk hetzelfde. Men dient 'onderscheid te maken' (vers 22)! Over sommigen dient men zich te ontfermen. Met ontfermen bedoelt de Schrift hier - volgens onze kanttekenaar - met zachtheid bestraffen en vermanen, 't Gaat hier dan om mensen die uit zwakheid, dat wil zeggen in hun onwetendheid, zondigen en niet moedwillig. Zulke mensen moet men zacht en vriendelijk zoeken te behouden. Maar er zijn ook anderen. Er zijn ook hardnekkige en moedwillige mensen, die 'door alles heen' schijnen te zijn. Hoe moet men met zulke mensen omgaan? Moet men die dan maar laten gaan naar het eeuwig verderf? Nee, zegt de apostel. Hen moet men 'door vreze' zoeken te behouden. Dat wil - weer volgens de kanttekening op de Statenvertaling - zeggen: 'Zoekt hen te verschrikken met voorstellingen van het vreselijke oordeel Gods dat over zodanigen zal gaan, indien zij zich niet bekeren...'

Dat wil heel wat zeggen! Niemand - en zeker een hardnekkige spotter niet - zit te wachten op een waarschuwing voor het vreselijke oordeel Gods. Vaak maakt zo'n waarschuwing de vijandschap compleet. En tóch... Wie weet wat het uit mocht werken! Grijpt hen uit het vuur! Zo schrijft Judas. En dan komt het woord waar we al op doelden: en haat ook de rok die van het vlees bevlekt is. Deze woorden bevatten natuurlijk beeldspraak. Judas was een Jood. Elke christen uit de Joden begreep onmiddellijk wat hij bedoelde. Met de rok bedoelt hij hier de chitoon, het direct over het lichaam gedragen onderkleed. Volgens de ceremoniële wetgeving was het zó, dat als een lichaam om een of andere reden verontreinigd was, ook de op het lichaam gedragen kleding als onrein moest worden beschouwd. Zulke kleren moesten dan met water worden gewassen en tot de avond van de dag waren ze onrein. Men mocht ze absoluut niet dragen, ook niet als men zichzelf al had gewassen. Door het dragen van zo'n 'door het vlees bevlekte' rok zou men immers ook zélf onrein worden!

Dat alles is wel duidelijk. Maar wat is nu de bedoeling van deze woorden voor ons in de tijd waarin wij leven? Ongetwijfeld deze: dat men de zónde moet mijden, is duidelijk. Maar er is ook een heel terrein van dingen die op zichzelf beschouwd niet verkeerd zijn - en die men tóch mijden moet. Wat zeg ik? Mijden? Nee, hatenl Wij zijn geneigd te zeggen dat men met bepaalde dingen maar voorzichtig moet zijn. Wie wil er nu toch voor wettisch worden aangezien? Niemand toch. Daarom zeggen we graag - bijvoorbeeld tegen onze kinderen: nu, je mag het wel doen, maar wees er voorzichtig mee. Ga niet te ver! Maar Gods Woord vermaant ons met grote ernst: haat ook de rok!

Misschien zegt iemand bij zichzelf: maak het nu eens concreet, alstublieft! Noem eens zo'n rok, door het vlees bevlekt, die wij te haten hebben? Nu, ik moet er niet aan denken een soort wetboek voor de lezers van De Saambinder op te stellen met dingen die men haten en mijden moet. Toch wil ik wel een paar dingen doorgeven. Ter overweging... De gezangenkwestie is weer actueel aan het worden, zo schijnt het. We hebben ervan kunnen lezen. Waarom hadden onze vaderen in de negentiende eeuw zo'n hartgrondige hekel aan de Gezangenbundel? Was dat nu niet een beetje overdreven? Ik moet denken aan dominee George Frans Gezelle Meerburg, hervormd predikant van Almkerk. Nota bene: hij had zelf helemaal niet zoveel bezwaren tegen de gezangen op zich: hij liet er wel zingen. Maar zijn gemeente had er zo'n afkeer van, dat veel mannen tijdens het zingen van zulke gezangen demonstratief hun hoed opzetten. Toen ging Gezelle Meerburg ertoe over een gezang te laten zingen helemaal aan het einde van de dienst. Het gevolg was dat honderden mensen het kerkgebouw verlieten wanneer het gezang werd ingezet. Toen besloot de dominee helemaal geen gezang meer op te geven. Het gevolg: in november 1835 werd Gezelle Meerburg zonder voorafgaande schorsing uit zijn ambt gezet. Wie spak hier over weglopen uit de Hervormde kerk? Laten toch ook onze jonge mensen zich in onze geschiedenis verdiepen, opdat we weten waarom en hoe onze gemeenten zijn ontstaan! Nog eens: waarom hadden die mensen in Almkerk en op vele, vele andere plaatsen zoveel bezwaren tegen de Gezangenbundel? Wisten ze dan niet dat er ook goede en mooie gezangen in die bundel stonden? O, dat wisten ze wel. Maar ze haatten de rok die door het vlees bevlekt was! Een ander voorbeeld? We gaan allemaal met geld om. Sommigen met weinig, anderen met veel. Niemand kan zónder. Maar in deze tijd van tweeverdieners en overspannen huizenmarkten, van speculeren en beleggen, van graven en graaien in de grote hoop van de welvaart, mogen we ons wel eens afvragen in hoeverre de genotzucht en de Mammon (een god!) ons allemaal in de greep hebben gekregen. Onlangs las ik in een tijdschrift: 'Vandaag is iemand wat hij heeji.' Helaas, het lijkt erop. Dat mag onder ons en in onze ogen zo niet zijn! Laten we dan maar leren mogen, alles wat naar hebzucht en genotzucht zweemt, te haten als de rok die van het vlees bevlekt is. Zo heeft Ph. Schaff in een van zijn kerkhistorische studies een uitspraak aangehaald van paus Pius IV. Deze paus sprak na de dood van Johannes Calvijn in 1564 de opmerkelijke woorden: 'De kracht van deze ketter bestond hierin, dat geld niet de minste aantrekkingskracht op hem uitoefende'! Het is heel wat, als onze vijanden dat van ons getuigen moeten...

Nog iets heel anders. De wedstrijdsport. In onze samenleving is sport - en dan met name de voetbalsport - een religie geworden. Wie dit relativeren of bagatelliseren wil, loopt naar mijn mening met oogkleppen op, of wil de werkelijkheid niet zien. Zelf ben ik van geboorte Rotterdammer; 'k heb 27 jaar in die stad gewoond en gezien hoe supporters van Feyenoord geknield op straat de vlag van hun club kusten. Onlangs wilde iemand begraven worden met een bal van Ajax in zijn kist. Sport geen religie? Kom nu toch. Toch weten honderden (duizenden? ) van onze leden en doopleden alles van voetballen af. Wanneer deze zomer de massahysterie weer in volle omvang los zal barsten, zullen zij meeleven en meegenieten. Door de week natuurlijk. En op zondag? Ja, maar... dat geldt de ^^oriverdwazing, zal iemand zeggen. Je kunt dat toch wel afwijzen en verder gewoon genie- ten van een goede wedstrijd? Nee, dat kan niet. Laten we dan maar denken aan het woord: haat ook de rok die van het vlees bevlekt is. Sommigen van onze jonge mensen doen zelf aan sport in georganiseerd verband, om fit te blijven, voor ontspanning of om met vrienden iets samen te doen. Door de week natuurlijk. Mag dat niet? Vraag je maar eens eerlijk af of ook hier niet sprake is van de rok, die men haten moet vanwege de besmetting met het vlees. Onderzoek heeft aangetoond dat nergens zo gevloekt wordt als bij wedstrijdsport, ongeacht of het nu gaat om professionals of amateurs. Mogen we ons in zo'n sfeer begeven? We zouden nog kunnen wijzen op de kranten die we lezen en in huis hebben. Ik heb er nooit onderzoek naar gedaan, maar ben bang dat veel meer van onze mensen het Algemeen Dagblad of De Telegraaf in huis hebben dan ons lief is. Waar wél naar onderzocht is, is naar de mate waarin De Saambinder in onze gezinnen wordt gelezen. De lezers mogen gerust weten dat ik erg ben geschrokken toen ik merkte dat hónderden gezinnen (!) van onze Gereformeerde Gemeenten ons eigen kerkelijk blad niet willen hebben. Ik zeg dat niet omdat De Saambinder 'mijn krantje' zou zijn. Dat is hij helemaal niet. Het is ons kerkelijk bladl Ik ben ook blij met de vijftienduizend abonnees die we wél hebben. Maar moeten we ons geen zorgen maken om die vele gezinnen waarin men onbekommerd een 'neutraal' ochtendblad in huis haalt met alle wedstrijdsport en alle geadverteerde schunnigheid en prostitutie die men daarin aan kan treffen? Is dan alles wat in zo'n krant staat slecht? Nee, natuurlijk niet. Maar haat ook de rok\

Misschien dat iemand zich afvraagt: mag er dan niets meer? O, er mag zoveel ! We mogen God dienen naar Zijn Woord. Dat is meer dan ik ooit zal kunnen zeggen. Maar daar hebben we geen zin in... Men kende in het oude Israël verschillende feesten. Eén van die feesten was een heel opmerkelijk feest. Daar was namelijk helemaal niets feestelijks aan - zo op het eerste gezicht tenminste. Ik bedoel het feest van de ongezuurde broden. Hebt u wel eens brood zonder gist gegeten? Smaakte het? Zoals gezegd: wat een wonderlijk feest! Wat is daar nu toch aan: broden eten zonder zuurdeeg! En dat ook nog eens zeven dagen lang! Het is een treffend beeld. Een leven 4 waarin geen zuurdeeg zit, geen zuurdeeg van zonde en hartstocht, dat smaakt ons van nature niet. We vinden het maar slap en laf en saai. Maar gelukkig mens, die door levensvemieuwende genade een nieuwe smaak mag krijgen! Voor hem worden Gods inzettingen en woorden zoeter dan honing. Voor zo'n mens is er geen groter feest dan alle dagen van zijn leven zonder het zuurdeeg van de zonde te mogen zijn. En dan haat men niet alleen het kwaad zelf, maar ook de rok die van het vlees bevlekt is.

Capelle aan den IJssel, ds. A. Moerkerken.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 2000

De Saambinder | 12 Pagina's

Haat ook de rok...

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 april 2000

De Saambinder | 12 Pagina's