Het einde van Paulus' tweede zendingsreis (1)
Hand. 18: 18-22
Afscheid
In het leven moeten we steeds weer afscheid nemen. Altijd weer zijn er die momenten van afscheid. Bij een verhuizing bijvoorbeeld nemen we afscheid van onze vertrouwde woonomgeving. Of we nemen afscheid van een werkkring, waarin we jaren verkeerd hebben. We moeten soms afscheid nemen van geliefden, die ons door de dood ontvallen. In het mensenleven is er steeds weer een afscheid nemen.
In dit gedeelte van de Handelingen lezen we tweemaal het woord afscheid. In vers 18 staat, dat Paulus afscheid nam van de broederen in Korinthe en in vers 21 lezen we, dat hij afscheid nam van Efeze. Ook Paulus heeft steeds weer afscheid moeten nemen. En eens zullen we allen voorgoed afscheid moeten nemen, want we zijn op reis naar het grote afscheid. Eens zullen we afscheid moeten nemen van dit aardse leven. Een mens wil dit leven vasthouden, met huid en haar klemt hij zich eraan vast. Maar het kan niet. We zullen het eens moeten verlaten. Eens komt het grote afscheid. Bent u al klaar voor dat afscheid? Daar moeten we klaar voor zijn! Stel u voor, dat de Heere u vandaag nog zou oproepen voor dat grote afscheid, zou het kunnen? Bent u er klaar voor? Hebt u een Borg voor uw schuld? Want dat grote afscheid betekent tegelijk een grote ontmoeting. Afscheid nemen van dit leven betekent tegelijk God ontmoeten. Mijn ziele doorziet gij uw lot, hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God? Nooit in onszelf! Alleen in Christus. Toen de Heere sprak tot Hizkia, dat hij bevel moest geven aan zijn huis, omdat hij sterven en niet leven zou, toen de Heere hem opriep om van dit leven afscheid te gaan nemen, toen bleef er voor Hizkia maar één ding over: "Wees Gij mijn Borg". Als dat grote afscheid op onze ziel gaat wegen, is dat het enige dat overblijft. Als het goed is, kan er in ons leven geen rust zijn buiten de Borg. Want iedere dag kan de dag van het grote afscheid worden. Maar in Christus wordt dat afscheid het begin van de eeuwige zaligheid. En in de hemel zal nooit meer afscheid genomen behoeven te worden.
Loslaten
Afscheid nemen betekent loslaten. Zo moest Paulus afscheid nemen van Korinthe. Hij moest Korinthe loslaten. Niet omdat hij daar verjaagd werd, zoals op andere plaatsen. Nee, ongestoord kon hij daar het Evangelie prediken. De stadhouder Gallio legde hem niets in de weg. En vijandige Joden kregen geen kans zijn werk tegen te staan. Wonderlijk baande de Heere de weg voor het Evangelie in die grote stad Korinthe. Een stad vol goddeloosheid, maar ook een stad waarin de Heere veel volks had. De Heere heeft de arbeid van Paulus in Korinthe bijzonder willen zegenen.
Maar toen kwam het moment, dat Paulus Korinthe moest verlaten, loslaten. "En als Paulus daar nog vele dagen gebleven was, nam hij afscheid van de broederen" (vers 18). Paulus werd door de Heere gedrongen afscheid te nemen. Hij ging niet zijn eigen weg. Hij mocht de voetstappen van Christus drukken. De evangehedienaar ging, maar het Evangehe bleef, Christus bleef. En dat Paulus met de gemeente bleef meeleven, blijkt wel uit de brieven, die hij aan Korinthe schreef. In dat opzicht kon hij de gemeente niet loslaten. Na het vertrek van Paulus, kwam er verdeeldheid in de gemeente: de één was van Paulus, de ander van Apollos, enz. Er ontstonden ook allerlei misstanden, bijvoorbeeld bij het Avondmaal. Velen dreigden weer meegesleurd te worden door de heidense en goddeloze levenswijze in die grote stad. Dat alles heeft Paulus zorg gegeven en tranen gekost, zoals duidelijk uit zijn brieven aan Korinthe blijkt. Maar de Heere ging ook door met Zijn werk in Korinthe. Christus houdt Zijn kerk in stand en daarom mag de hel vrij woeden.
Nooit voorgoed
Zo nam Paulus afscheid van de broeders in Korinthe. Wellicht is hij tijdens de derde zendingsreis weer in Korinthe geweest, maar zeker is dat niet. In ieder geval, als Gods kinderen afscheid nemen, is het nooit voorgoed. Ze kunnen altijd tot elkaar zeggen: "Tot ziens". Is het hier niet, dan hierboven. De banden, die de Heere legt tussen Zijn kinderen, worden nooit verbroken. Ze kunnen soms wel rekken, maar breken nooit. En in de hemel zal de gemeenschap der heiligen volmaakt zijn.
Toch vertrok Paulus niet alleen, want zijn zielsvrienden Aquila en Priscilla vergezelden hem. Hun tentenmakerij in Korinthe zullen ze hebben opgeruimd. Zo scheepten ze zich in met de bedoeling naar Syrië te reizen, want daar lag Antiochië, de zendende gemeente. Vanuit Antiochië was Paulus uitgezonden en hij verlangde ernaar om de gemeente van Antiochië verslag uit te brengen van zijn tweede zendingsreis.
Paulus' gelofte
Er staat in vers 18 iets, dat de pennen van vele schriftverklaarders in beweging heeft gebracht: "Zijn hoofd te Kenchreën geschoren hebbende, want hij had een gelofte gedaan". Kenchreën was de havenstad van Korinthe. Wat hield deze gelofte van Paulus in? Het is vermoeiend de vele verklaringen hierover te lezen. Het is in ieder geval duidelijk, dat het hier ging om de nazireërsgelofte, die behoorde tot de Oudtestamentische schaduwdienst, die door de komst van Christus is vervuld. Er was onder Israël sprake van tweeërlei nazireërsgelofte, de ene bond voor het leven, de andere had een tijdelijk karakter. Zolang de gelofte gold, liet men het haar groeien als teken van een aan God gewijd leven. Het afscheren van het haar, was het teken, dat de tijd van de gelofte beëindigd was. De regel was, dat het afgeschoren haar in Jeruzalem in de tempel op het altaar werd verbrand. Als men ver van Jeruzalem woonde, mocht men elders het haar laten afknippen, maar men moest er dan toch iets van bewaren om dat later in Jeruzalem in het heiligdom te laten verbranden. De gelofte zelf hield in, dat men zich onthield van bepaalde spijzen, van wijn en sterke drank, en dat men het leven zeer bijzonder aan de Heere toewijdde. Maar nu de vraag waarover zoveel verschillende verklaringen bestaan. Wat was de inhoud van de gelofte van Paulus? Waarom heeft hij die gelofte afgelegd? Lukas geeft er ons in de Handelingen geen antwoord op. We kunnen ons het best houden aan de verklaring van Calvijn, gevolgd door onze kanttekenaren: Paulus wilde de Joden een Jood zijn. Hij deed alles om het vertrouwen te winnen van het Joodse volk. Het ging hem erom zijn volk voor Christus te winnen. Daarom had hij Timotheüs laten besnijden. Daarom ook legde hij te Kenchreën de nazireërsgelofte af. Natuurlijk wist Paulus, en hij heeft dat ook met kracht gepredikt, dat de Oudtestamentische schaduwen zijn vervuld door Christus. Maar hij wilde ook de Joden voor Christus gewinnen. Daarom was hij de Joden een Jood. "En ik ben de Joden geworden als een Jood, opdat ik de Joden winnen zou" (1 Kon 9 : 20). Met deze verklaring blijven we het dichtst bij de Schrift.
(Wordt vervolgd)
Zeist, ds. J.J. v. Eckeveld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 2000
De Saambinder | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 2000
De Saambinder | 12 Pagina's