Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dwalende schapen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dwalende schapen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

"Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg ". Jesaja 53:6a

Wij dwaalden allen als schapen. Zo is de situatie van het volk Israël, dat omzwerft in de ballingschap. Om eigen schuld! Ze hebben de Heere verlaten en de afgoden gediend. Wij dwaalden! Het werkwoord staat in de verleden tijd. Dat wil zeggen: we hebben nooit iets anders gedaan. Het zit in de aard van de schapen. Dat hoort gewoon bij hen. Zo was het steeds in de geschiedenis van Israël. De Herder van Israël heeft Zijn volk door de Rode Zee geleid en door de woestijn als een kudde. Maar daarna zijn ze weer aan het dwalen geslagen. De Heere moet van Zijn volk zeggen: 'Veertigjaar heb Ik verdriet gehad van dit geslacht en Ik heb gezegd: ze zijn een volk dwalende van hart. 'Als het volk in ballingschap is, zegt Ezechiel: 'Mijn schapen dolen op alle bergen'.

In Zijn tijd zag de Heere Jezus het volk Israël als schapen, die geen herder hadden. Toch staat er: 'Wij allen..!' Dit geldt niet alleen Israël, dit geldt alle volken, ook u en ik. Petrus zegt van degenen, die eerst heidenen waren: 'Gij waart als dwalende schapen.' Dwalende schapen, die van Gods herderlijke zorg niet gediend zijn. Wat is een schaap zonder herder? Een hond vindt door zijn speurzin zijn baas nog wel terug, maar een schaap? Dat kun je wel vergeten. Als de Herder niet op zoek gaat, blijven we vervreemd en vijandig, schuldig en verloren. Wij dwaalden allen! Die belijdenis klinkt unaniem. Het is beleden door de eerste zondaar, die behouden werd en naar de hemel ging. Het zal ook de belijdenis zijn van de laatste zondaar, die behouden wordt. Wij dwaalden. Dat is niet om je achter te verschuilen. Als u dat zou willen doen, kunnen we beter zeggen: Ik dwaalde, heel persoonlijk. De Heilige Geest doorbreekt wel die neiging om ons met wat rechtzinnige algemeenheden op de been te houden. 'Ik ben het die U dat heb gedaan.' Ik sta schuldig! Die persoonlijk doorleefde belijdenis is nodig, want anders zullen we het geneesmiddel tegen de kwaal, die zonde heet, niet begeren. Alleen wie zich verloren weet, verlangt vurig om gered te mogen worden door het bloed van Christus. Het is nodig dat wij met ons volle bewustzijn onze verlorenheid inzien en belijden, opdat we het offer van Christus op juiste waarde zullen schatten. Daarom zegt Jesaja eerst dat wij allen dwaalden. Wij allen. Er is geen uitzondering op de regel. Dit gaat ons allemaal aan. En dat Jesaja onze nood tekent onder het beeld van dwalen, afdwalen, is niet om onze schuld te verdoezelen. Verdwalen wordt meestal gezien als per ongeluk de weg kwijt raken. Dan is het buiten je schuld. Arm schaap, had je maar beter opgelet. Nee, dwalen wijst hier op onze schuld. Het gaat hier over een expres afwijken van de goede weg van God, Die ons goed geschapen heeft. Het gaat om een zaak van hoofd en hart en heel ons leven. De aard van dat dwalen is het leven naar eigen snit en patroon. Je eigen gang gaan, naar je eigen zin leven, zonder God en gebod. Zo zegt Jesaja het ook in het vervolg van onze tekst: wij keerden ons een iegelijk naar zijn eigen weg. We hebben God verlaten, de bron van alle goed. En nu is dat dwaalzieke hart ons allen aangeboren. Het is een zaak van moedwillige ongehoorzaamheid, onwil, ongeloof, ongehoorzaamheid, vijandschap en verzet tegen God. Wij keerden ons een iegelijk naar zijn eigen weg. Leven naar eigen inzicht, je eigen gang gaan, je door hartstocht en zonde laten leiden. De zonde van wellust of eerzucht, de zonde van gierigheid of overdaad. De een keert zich op de weg van de laster, de ander op de weg van het bedrog. De een zoekt eigen recht en de ander is rechter van anderen. De een gaat de weg van de vrijheid zonder God en de ander is gebonden aan het uiterlijke en plichtmatige. Maar het is allemaal een variatie op het ene thema: wij dwaalden allen als schapen. Wij zijn van God afgeweken. Wij allen! En weet u wanneer dat anders wordt? Als God je arresteert. Dan verlaat de goddeloze zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekeert zich tot de Heere (Jesaja 55:7). En de vrome farizeeër verlaat ook zijn eigengerechtigde weg en komt openbaar als een zondaar, die voor God niet kan bestaan. De tollenaar liep op zijn eigen weg en de zondares ook. Links van de weg ontlopen jongeren en ouderen God. Ze gehoorzamen Gods Woord niet of komen maar de helft van de diensten naar de kerk. Waarom moet dat nu zo nauw en is God dan zo streng?

Rechts van de weg zie ik Saulus van Tarsen voorthollen op weg naar Damascus. Velen denken met hun vrome wettische leven de Heere een dienst te bewijzen. Daar staat een keurig nette farizeeër rechtop te bidden, maar de ootmoed ontbreekt, het geloof ook. Eigen goedheid wordt gekoesterd en de zonden van anderen met afschuw genoemd. De oudste zoon uit de gelijkenis ging uiteindelijk ook zijn eigen weg. Hij kwam niet op het feest van zijn teruggekeerde broer. En die verloren zoon keerde terug van zijn eigen weg om de vader van harte te dienen. Daarom werd de verloren zoon ontvangen en de vader drukte hem in zijn armen: mijn jongen, ik heb je alles vergeven. En wie nu als een verbrijzelde zondaar zich het eeuwig oordeel waardig keurt, die zal het Evangelie ontdekken in het tweede deel van vers 6: 'Maar de Heere heeft aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen'.

Wij dwaalden .... wij keerden .' Dit woord van Jesaja wil ons allen insluiten. We moeten het laatste restje van onze inbreng verliezen. Wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus (2 Kor. 5:10). Hier is geen sprake van 99 rechtvaardigen, die de bekering niet nodig hebben. Hier is een hartelijke schuldbelijdenis, één van de trekken van de ware bekering. Geen enkel excuus. In ons aller hart is er de natuurlijke vijandschap tegen God en Zijn soevereine genade. Er is niemand die God zoekt. Allen zijn ze afgeweken. Allen op eigen wegen. Ieder, die door de Heilige Geest wordt ontdekt, zal dat toestemmen en ootmoedig belijden.

En nu moet u eens kijken hoe het verder gaat. De tekst geeft zoveel reden tot diepe verwondering. Wij dwaalden allen als schapen. En nu zou je naar menselijke logica verwachten dat het alleen nog goed kan komen als het vervolg wordt: en wij keerden terug van onze dwaalweg naar God. Maar dat staat er niet. Er staat niet: 'wij', maar 'de Heere!' Er is dus alleen een keerpunt op de dwaalweg van de mens als er iets gebeurt van de kant van God. Als er een wonder gebeurt. Wij dwalen. En dat gaat door. Hoe vaak de Heere ook roept, vermaant en aandringt. De ene zonde brengt onvermijdelijk de andere zonde voort. Er is geen stilstand in die dwaling en dat gaan van onze eigen weg. Maar de Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen. Wat een wonder als je daar persoonlijk door genade bij ingesloten mag worden. Dan zingt het in uw hart: 'De schuld Uws volks hebt Ge uit Uw boek gedaan; ook ziet Gij geen van hunne zonden aan' (Psalm 85:1 berijmd).

Vlissingen,

ds. C.G. Vreugdenhil

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 februari 2005

De Saambinder | 12 Pagina's

Dwalende schapen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 februari 2005

De Saambinder | 12 Pagina's