Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eruit!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eruit!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meditatie

En zij zeide tot Abraham: Drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd zal met mijn zoon, met Izak, niet erven. Genesis 21:10

Eruit! Waar klinkt dat? In een goddeloos huisgezin? Is dit een woordenwisseling binnen een slecht huwelijk, waar zich de zoveelste ruzie door liefdeloosheid en wederzijds onbegrip afspeelt? Het zal u tegenvallen. Deze woorden komen uit de mond van Sara en worden notabene uitgesproken tegen Abraham. Is dit de vrouw die in het Nieuwe Testament als voorbeeld gesteld wordt voor alle vrouwen, die godzalig willen leven? Noemde zij naar de scheppingsorde Abraham niet 'heer'? Was Sara dan misschien zoals degenen, die zich in het openbaar nog fatsoenlijk en onderdanig gedragen, maar binnenshuis alles tiranniseren? Nee, verre van daar. Dan was Sara deze keer zeker ver van haar plaats? Ook dat niet. Sara is juist op haar plaats. Sara toornt, maar het is geen onheilige toorn, die zo gemakkelijk in ons aller hart opwelt en er ongebreideld alles uitgooit. Sara is vervuld met een heilige toorn. Het is het geloof, dat Sara tot deze eis brengt.

Hiervoor had Sara de vruchten van het ongeloof getoond. Of was het geen ongeloof, toen Sara Abraham op Hagar had gewezen om deze Egyptische dienstmaagd tot vrouw te nemen en uit haar gebouwd te worden? Hoewel de Heere aan Abraham krachtig beloofd had een zoon te zullen geven, geloofde Sara niet dat deze belofte ooit vervuld kon worden. Het ongeloof houdt de Heere verdacht, ook in Zijn liefde en almacht. Het ongeloof is het grootste kwaad. Dat is bij een onbekeerd mens zijn staat van ongeloof, waarvan hij door niets anders dan wedergeboorte verlost wordt. Het is bij Gods kinderen menigmaal de stand van het ongeloof, dat Gods Woord tot een leugen maakt en geen troost uit de belofte doet ervaren. Heeft de beoefening van het zaligmakend geloof werkzaamheden bij God tot verkrijging van Zijn toezegging, het ongeloof werkt zichzelf juist al verder van God en van de vervulling van Zijn woord af Het is dan ook geen wonder, dat Sara lachte, toen de Heere de belofte herhaalde tijdens Zijn verschijning aan Abraham.

Abraham was op Sara's raad tot Hagar ingegaan, en zie, spoedig was Ismaëi geboren. Verblijd riep Abraham uit: 'De Heere hoort!', want dat betekent de naam Ismaël. Echter, Abrahams vervulling is niet Gods vervulling en Sara's oplossing is niet Gods oplossing. In de weg van de onmogelijkheid werd Izak geboren. Toen mocht Sara opnieuw lachen. Maar nu was het de blijdschap van het geloof over Gods trouw en onbevattelijke daden. Izak is de zoon van de belofte. Als de jongen groter wordt en gespeend wordt, is er blijdschap. Deze vreugde wordt echter overschaduwd, doordat de veel grotere Ismaël met Izak de spot drijft. Sara heeft dat gadegeslagen en de boosaardigheid in de ogen van Ismaël gelezen.

Is dit een verschil in geaardheid tussen beide jongens of een elkaar niet zo goed kunnen zetten? Is Sara misschien in haar eer gekrenkt? Een moeder wordt immers snel in haar kinderen getroffen. Nee, het gaat Sara niet om haar kind, om haar eer. Het gaat haar om Gods eer. Sara heeft veel verder gezien, dan deze twee kinderen. Ismaël is de zoon van de dienstmaagd en Izak is de zoon van de vrije. Ismaël is de dienstbaarheid zelf Hij is een slavenkind. Gods Woord wijst Hagar en haar linie aan als het symbool van het verbroken werkverbond, waaruit in der eeuwigheid geen vrijheid meer te verkrijgen is. Izak daarentegen is een beeld van de heilige linie als symbool van het genadeverbond. Uit deze linie zou immers Christus geboren worden. Alleen door Zijn dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid zou de ware verlossing aangebracht worden. En deze genade ligt alleen in Zijn verdienste zonder iets van de mens. Indien aan het werk van Christus iets toegedaan zou moeten worden, dan zou genade geen genade meer zijn. Dit geldt niet alleen de verwerving van de genade, maar ook de toepassing. Sara heeft dit begrepen en door het geloof ziet ze dat het spotten van Ismaël niet zozeer Izak betreft, maar veel meer het werk Gods, de eer Gods en de Christus Gods. Daarom haar heilige verontwaardiging: 'Eruit!' Dit heeft Abraham toch wel verstaan en van harte ingewilligd? Hij was immers de vader der gelovigen! Zie, hoe de vader der gelovigen van zichzelf ook niets anders dan ongeloof voortbrengt. Het woord is zeer kwaad in Abrahams ogen. Het gaat zijn zoon, zijn vlees aan. En nooit heeft iemand zijn eigen vlees gehaat. Abraham wil Ismaël er ook bijhouden, hoewel het een woudezel van een jongen aan het worden is. Nee, Abraham neemt de terechtwijzing van Sara niet. Wat denkt ze wel!

Deze les is niet vreemd in het leven van Gods kinderen. Wanneer God in de weg van de onmogelijkheid en van het wonder de zaligheid buiten de mens in Jezus ontsluit, dan is er zoveel blijdschap in Zijn Persoon, dat Hij op dat moment alles is. Maar dat de weg van zaligworden alleen in Jezus gelegen is met uitsluiting en afsterving van alles buiten Hem, is dan nog zo verborgen. Gods kinderen hebben nog zoveel liefde overgehouden voor hun eigen werken en die verdonkeren de Persoon en het werk van Jezus zo. Het hangen aan Ismaël wordt hen niet vreemd.

Ja, juist wanneer de noodzakelijkheid aangewezen wordt om die lieve Ismaël totaal te moeten kwijtraken, omdat hij de zaligheid uit genade bedreigt en ontneemt, dan wordt de vijandschap ontdekt. Abraham, met zoveel geloofsoefening, is nog een vijand van vrije genade gebleken. De mens wil er niet aan, hij wil niet met het zijne de dood in. Hij kan het niet. Niemand laat van zichzelf los. Hiertoe kan Sara zelfs niet overreden. Gelukkig, dat het zaligworden een Godswerk is. De Heere gaat Abraham overreden en inwinnen. De Heere verheerlijkt niet een mens, ook niet Zijn kinderen, zelfs niet de vader der gelovigen. Hij verheerlijkt alleen de Zoon van Zijn eeuwig welbehagen, want alleen in Zijn werk is Hij bevredigd geworden. Het wordt tot troost dat er tot de zaligheid niets meer bij hoeft; het wordt echter tot ontdekking, dat er tot de zaligheid niets meer bij kan. Alleen in Izak wordt uw zaad genoemd. Alleen in Christus is de zaligheid en alles buiten Hem zal losgelaten moeten worden. Wat een wonder, de Heere spreekt: 'Laat het niet kwaad zijn in uw ogen over de jongen'. Onbevattelijk, maar alleen Gods liefelijke overreding maakt vijanden gewillig om als vijanden door de enige gerechtigheid van Christus gezaligd te worden. Is dit niet tot troost en onderwijs voor één, die zijn vijandschap tegen vrije genade moet inleven, dat ook de vader der gelovigen alleen als een vijand behouden werd? Als God gewillig maakt, wie zal dan keren? Eruit! Dan wordt alles losgelaten om het in de meerdere Izak te vinden.

Maar ons weerspannig overtreden Verzoent en zuivert Gij.

Rijssen,

ds. CA. van Dieren

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 2006

De Saambinder | 16 Pagina's

Eruit!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 2006

De Saambinder | 16 Pagina's