Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gode meer gehoorzaam...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gode meer gehoorzaam...

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEDITATIE

Daniel 3:15-18

Het gaat hier in dit Schriftgedeelte over drie jongelingen die Joden zijn, mannen van aanzien. Het waren vrienden van Daniël.

Denk aan het gezegde: "zeg mij, wie je vrienden zijn, dan zal ik zeggen, wie gij zijt!".

Heel belangrijk in ons leven is, bijzonder als we nog jong zijn, met wie wij omgaan; vriendschap aanknopen. Deze jonge Godvrezende mannen behoorden tot de weggevoerden in ballingschap. Daniël was uit koninklijk zaad; schoon van aanzien en bedeeld met wijsheid en verstand. Nebukadnezar had hem verkoren om onderwezen te worden in de taal der Chaldeeën; om te staan in het paleis van de koning.

De drie jongelingen waren: Hananja, Misaël en Azarja, ook van koninklijk zaad en met wijsheid begiftigd, boven anderen. Dezen ontvingen een andere naam van de overste der kamerlingen, nl. Sadrach, Mesach en Abed-Nego. Deze jonge Godvrezende mannen hadden ook een voorname positie gekregen; Zij waren gesteld over de bediening van het landschap van Babel. De heerschappij van koning Nebukadnezar was groot, doch wat het ergste was: hij deed wat kwaad was in de ogen des Heeren. Wij hebben 's lands wetten te eerbiedigen en ons te onderwerpen, ook al kunnen wij niet zeggen, dat de regeerders Godvrezende zijn. Toch heeft en kent gehoorzaamheid grenzen. Bijzonder zien wij dat in deze geschiedenis, waar de koning onvoorwaardelijk gehoorzaamheid eist aan zijn gebod, op straffe van de dood. Hier de gloeiende oven; lees maar in vers 15. Dat is nogal wat. Daarbij komt, zij hebben een voorname positie gekregen. Zij behoren tot het ministerie. Toch komen ze te staan voor het onmogelijke: enerzijds zich onderwerpen aan het gebod des konings; anderzijds de eis Gods: "dient dan geen goden nevens Mij'. Hier geldt, dat wij Gode meer gehoorzaam zullen zijn dan de mensen, maar dan moet het wel duidelijk in strijd zijn met Gods Woord en Wet. Geen burgerlijke ongehoorzaamheid, waarvan wij in onze tijd horen. Toch hebben deze drie jonge mannen betoond onvoorwaardelijk de zijde Gods te kiezen, wat er ook aan verbonden is. Denk het eens in, bij weigering van het aanbidden van het beeld zou men in het midden van de oven des brandenden vuurs geworpen worden; het moet er voor ons maar op aan komen; knielen of verbrand worden. O, wat vermag genade, de vreze des Heeren toch. Hier valt de keus om God te gehoorzamen. Ook wanneer zij op bevel des konings de oven in moeten. Wat een geloofsgetuigenis lezen we in vers 17 en 18: "Onze God, Die wij eren is machtig ons te verlossen uit de oven des brandenden vuurs en Hij zal ons uit uw hand, o koning, verlossen. Maar zo niet, u zij bekend o koning, dat wij uwe goden niet zullen eren, nog het gouden beeld, dat gij opgericht hebt, zullen aanbidden".

En jongemensen, hoe is ons leven; wat zijn er ook in deze tijd een afgoden, die men opricht om te aanbidden: wat een wereldzin en wereldgelijkvormigheid, wat een drang om een eigen leven naar eigen inzicht te leiden. Wat een ongehoorzaamheid aan ouders en ook kerkelijk aan ambtsdragers. Wat kan er soms veel mee door en toch menen het zo goed te doen, wat men noemt nuchter zijn. Maar zo, dat ik bepaal! Wat hebben wij er voor over om de tijdgeest niet te aanbidden? Ik bedoel in ons dagelijks leven, in handel en wandel, of in het alleszins godsdienstig en werelds leven! Waar het op aankomt, is gelijk bij de jongelingen, Godsvreze. Want er kan gew^eldig veel godsdienst zijn en een inzetten voor het werk van barmhartigheid, maar dat de ware Godsvreze gemist wordt. Bij de jongelingen was het de liefde Gods, uitgestort in het hart, die neen zei tegen des konings bevel. Wat is gehoorzaamheid een schone zaak. Wat is het ver zoek in onze samenleving. Hoe triest zijn de gevolgen.

Ze zijn in de oven terecht gekomen op bevel des konings, maar God zorgde en bewaarde. O, die God bewaart, is wel bewaard. Zij hebben vanwege de liefde Gods de hitte in die oven niet gevoeld; zij waren met de Heere in de oven.

Jonge mensen, wat een wonder, ja wat God vermag. Dat God regeert, dat heeft Nebukadnezar aanschouwd. Hij moest uitroepen: "Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abed-Nego."

Ongehoorzaamheid verteert een land, gezin en kerk. Ongehoorzaamheid is in het paradijs begonnen en woekert voort in ons en buiten ons. Christus heeft gehoorzaamheid beoefend om de wil Zijns Vaders te doen, in dadelijke en lijdelijke gehoorzaamheid voor Zijn volk. Dat wij er toch naar staan, om in dit leven te ontvangen de vreze des Heeren, die doet wijken van de paden des kwaads. Dat is wat anders dan vroomdoenerij en wat eigenwillige godsdienst en zo de wind waait, waait mijn jasje.

De God aller genade mocht dat Goddelijke genadewerk willen voortplanten, ook in het leven van de jongeren. Jakob is dun geworden; dat wij bewaard mogen blijven bij de leer, die naar de godzaligheid is. De Heere vermeerdere en beware Zijn Kerk in een ondergaande wereld.

Rijssen,

ds. J. Mol

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 2006

De Saambinder | 12 Pagina's

Gode meer gehoorzaam...

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 2006

De Saambinder | 12 Pagina's