Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vervolgd om der gerechtigheid wil

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vervolgd om der gerechtigheid wil

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

10

"Zalig zijt gij, als u de mensen smaden, en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil" Matth.5: ll

De Heere breidt de achtste zaligspreking uit De eerste zeven zaligsprekingen heeft de Heere niet uitgebreid, maar de achtste wel (zie Mt. 5:11, 12). Als vanzelf rijst dan de vraag: waarom deze achtste zaligspreking wél? Waarom juist als het gaat over degenen die vervolgd worden om der gerechtigheid wil? Het is opdat de strijdende kerk zou weten dat haar lijden zwaar zal zijn. Het zal over haar komen als een vloed. Dan eens op deze, dan eens op een andere manier en vaak op allerlei vwjze tegelijk. Niet alleen naar het lichaam, maar ook naar de ziel. En zie, op dat laatste, op dat bittere zielenlijden, legt de Heere de nadruk als Hij zegt: "Zalig zijt gij als u de mensen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil."

Als u de mensen alzo doen! Het woordje als bedoelt niet maar slechts een mogelijkheid, alsof het wellicht eens zou kunnen gebeuren, nee, het oorspronkelijke bedoelt: dit zal zonder twijfel over u komen! U zult vervolgd worden - het zal uw deel zijn. En het zal samengaan met grievende smaad en duivels onrecht. Twee vlijmscherpe messen die de zielen van Mijn gunstgenoten zullen wonden en kerven, steeds weer. Bij de één meer, bij de ander minder, maar al de eeuwen door zal het in Mijn strijdende kerk worden gevonden. Maar er is ook een andere zijde. Want wat voegt de Heere eraan toe? Wetende alles wat over hen komen zal, voegt Hij bij de achtste zaligspreking een woord des levens. Een woord van bijzondere vertroosting. Zalig zijt gij, zo roept Hij hen toe! Voor de tweede keer! Waarbij Hij hen ook nog eens persoonlijk aanspreekt - zalig zijt gif. Ik ken u en weet van u! Wie ook tégen u is, Ik ben mét u en voor u. En wat hel en wereld ook van u zeggen - weet: het is om Mijnentwil! U wordt om Mijnentwil gesmaad, om Mijnentwil belasterd. Verblijdt en verheugt u - want uw loon is groot in de hemelen! Verblijdt en verheugt u - want u overkomt niets vreemds. Hebben zij niet alzo vervolgd de profeten die vóór u geweest zijn (vs. 12")?

Smaden en vervolgen

Het eerste wat de Heere noemt is smaden, omdat het vervolgen doorgaans met smaden begint. Wat hebben hel en wereld al niet bedacht! Bodemloos is hun voorraad honende woorden en vernederende handelingen. Jozef werd door zijn broeders een meesterdromer genoemd en in een put gesmeten (Gen. 37:19). Toen Achab Elia na drieënhalf jaar zag, barstte hij los en zei: Zijt gij die beroerder Israels? (1 Kon. 18:17). Er was bitterheid bij Job toen hij zijn vrienden antwoordde: De rechtvaardige en oprechte is een spot, hij is een verachte fakkel... (Job 12:4b, 5a). David werd openlijk bespot: Die in de poort zitten, klappen van mij; en ik ben een snarenspel degenen die sterke drank drinken (Ps. 69:13). Denk aan Jeremia, die klaagde: Ik ben de gansen dag tot een belachen, een ieder van hen bespot mij (Jer. 20:7b). En aan Ezechiël: Ach Heere HEERE, zij zeggen van mij: Is hij niet een verdichter van gelijkenissen? (Ez. 17:2). Wat werd er gelachen om de bedroefde ballingen in Babel. Hun harpen hingen aan de wilgen, hun lied was verstomd en smart was in hun hart. Honend echter vermaakten zich de heidenen met hen en zeiden: Kom, kom, waarom uw harpen opgeborgen? Waarom zo somber? Zing eens wat voor ons! Bijvoorbeeld zo'n mooi tempellied van jullie. Daar knap je van op! (zie Ps. 137:3). Van de apostelen, vervuld met de Heilige Geest, werd gezegd: Zij zijn vol zoete wijn (Hand. 2:13). Machtigste Felix, zei Tertullus, wij hebben deze Paulus bevonden te zijn een pest, en een die oproer verwekt onder al de Joden door de ganse wereld! (Hand. 24:5).

Geef ons gend, geef ons gend, o HEER'. En red ons tot Uw eer. Wij zijn reeds moe van al de schamp're woorden, Die wij van smaders hoorden Ons treurig hart is moe van al het spotten, En 't honend samenrotten Der hovaardij, die need'rigen veracht. En weelderig belacht.

In de ogen van velen leven we honderd jaar te laat. We zouden onze kinderen een gezonde ontwikkeling in de weg staan. Onze jonge mensen kijkt men bevreemd en medelijdend aan omdat ze 'zo vroeg' gaan trouwen in plaats van eerst van het leven te genieten. Je bent zeker zwaar gelovig, vragen ze dan. O, je bent lid van de SGR die partij met die eigenaardige, ouderwetse standpunten! En zo zou er heel wat te noemen zijn. Laat het ons echter een wonder zijn dat de Heere nog steeds rondom ons de wacht wil betrekken. Nóg toomt Hij het heidendom in. Soms worden we opgeschrikt uit onze dommel, en wat kunnen we dan verontwaardigd reageren alsof ons groot onrecht wordt aangedaan. Maar als nu de vloed van smaad en vervolging eens werkelijk losbreekt? Zal het dan bij u en mij zijn om Christus' wil? Omwille van Jezus de Nazarener, van Wie de overpriesters en farizeeën zeiden tegen Pilatus: "Heer, wij zijn indachtig dat deze verleider, nog levende gezegd heeft: Na drie dagen zal Ik opstaan." Of zal het dan wezen: "Een weinig slapens, een weinig sluimeren, een weinig handvouwen, al nederliggende; zo zal uw armoede u overkomen als een wandelaar, en uw gebrek als een gewapend man" (Spr. 6: 10, 11:24:33, 34)?

Liegende alle kwaad tegen u spreken

Eerst heeft de Heere gezegd: Zij zullen u vervolgen om der gerechtigheid wdl. Vervolgens wees Hij op het smaden en vervolgen, wetend dat het koninklijk priesterdom in de ogen van de wereld dwaas, zwak en onedel is, dat het zo gering zal worden geacht alsof het niets is (1 Kor. 1:28). Maar met dat alles is de bodem niet bereikt, want Hij voegt eraan toe: en liegende alle kwaad tegen u spreken om Mijnentwil. Steeds weer wordt allerlei kwaad gesproken. Nee, er wordt niet gelogen. Het is helaas waar wat er verteld wordt. Dan over de één, dan over de ander. Bijvoorbeeld, een bekende deed een misstap, en u behoort tot de weinigen die het weten. Tijdens een bezoek - de koffie is net ingeschonken - welt krachtig in het hart de vuile begeerte op om het te vertellen. U weet dat het verkeerd is. Want niet het kwade, maar het goede gerucht van onze naaste moeten we bevorderen. Maar terwijl u een zorgelijk gezicht trekt, deelt u toch het erge mee. Ja, die man... Ja, die is het. Vertel het maar niet verder, hoor. Nee ik had het nooit van hem gedacht, want hij is altijd zo vriendelijk en behulpzaam. Soms komt de één na de ander aan de beurt. Allerlei kwaad wordt over deze en gene gesproken. Want men moet toch ook eens aan iemand zijn verhaal kwijt, zo wordt dan gezegd. En men kan toch niet altijd over zichzelf praten, nietwaar... Het sluitstuk van dergelijke achterklap (Spr. 11:13a) is nogal eens de opmerking dat een mens overal voor bewaard moet worden... Maar de werkelijkheid is zoals die bekende uitdrukking zegt: De één heeft een duivel op de tong en de ander in zijn oor.

Kwaad spreken van iemand is erg, maar liegende kwaad van iemand spreken is erger. Het is eenvoudig niet waar, het is een zwarte leugen. Het is laster - een zware last van verdenking wordt op een onschuldig persoon gelegd. Al liegende wordt hij kwaad gemaakt en schuldig geroddeld. Een lasterende tong is een vuur, zegt Jakobus, ontstoken van de hel (Jak. 1:6). En de belasterde? Och arme! Zijn beschuldigers hebben geen of onbenullige bewijzen, maar van hém wordt verwacht dat hij de laster ontkracht. En zo hij het al probeert, het wordt niet of nauwelijks geloofd. Het gaat van kwaad tot erger. Tenslotte staat heel zijn levensgebouw in de brand. Zijn vrienden en metgezellen verlaten hem. Eenzaam gaat hij zijn weg, diep gewond en gelittekend. En niet zelden woekert na zijn dood de vuile laster nog lange tijd door.

Groot is het kwaad dat de lasteraar zijn naaste aandoet. Maar groter is de slag die hij aan zijn eigen ziel geeft, want een vals getuige zal niet onschuldig zijn (Spr. 19:5). Terwijl hij zijn naaste belastert, laadt hij op zichzélf de last van Gods zware toorn. En tenzij hij zich bekeert, hij zal het Koninkrijk Gods niet beërven (1 Kor. 6:10). Och, dat we allen er een diepe indruk van zouden hebben! Menig geslepen scheermes en vurige pijl zou in ons hart niet verkeren, en nog minder uitbreken via het graf van onze keel.

Wat zegt nu Jezus van Zijn vervolgde kinderen? Dat de mensen liegende alle kwaad tegen hen zullen spreken. Dus niet alleen over hen, maar ook tégen hen - als een aanval, zoekend hun ondergang. Tégen u, zegt de Heere. Ja, tegen ü - dat wil zeggen: tegen u persoonlijk. En dat omwille van Mij. Liegende zult u zwart gemaakt worden. Valse getuigen zullen u aanklagen, allerlei beschuldigingen zullen tegen u worden ingebracht (Hand. 25:7). Uw vervolgers zullen het zo draaien, dat u voor de ogen van de wereld als boeven te kijk gezet zult worden. Terwijl men u belastert van de grofste en vuilste dingen, zullen deze leugens als juist en waar worden aangenomen. Ja, men zal zelfs wel menen Gode een dienst te doen. Duizenden en duizenden zullen het geloven en u misdadigers noemen. En men zal zeggen: zo gaat het goed! Weg met zulk gespuis! Laat ze hun verdiende straf niet ontgaan!

Liegende zullen de mensen alle kwaad spreken tegen degenen die vervolgd worden omwille van de gerechtigheid. En... zij zullen lijden alsof het was om wille van hun ongerechtigheid. Hierin is de hartdoorborende scherpte van het uiterste onrecht. Op de meest vernederende wijze wordt met hen gehandeld. Met het grofste geboefte worden ze op één lijn gesteld. Op de krenkendste wijze de gek met hen gestoken. De laagste lieden beulen hen af. Minder dan een hond. Verachtelijker dan een beest. Geworden als uitvaagsels en aller afschrapsel (1 Kor. 4:13). Weggeblazen gelijk kaf van de dorsvloeren des zomers (Ps. 12:5^ Dan. 2:35"). O, denk niet dat het een lichte zaak is een christen te wezen!

(wordt vervolgd)

Barneveld, ds. C. Hogchem

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 2007

De Saambinder | 16 Pagina's

Vervolgd om der gerechtigheid wil

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 2007

De Saambinder | 16 Pagina's