Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit de schoenendoos

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit de schoenendoos

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Correspondentie met ds. Janse

Medeleven uit Hoedekenskerke

Vanuit de Ledeboeriaanse gemeenten op Zuid-Beveland kreeg ds. D. Janse weinig brieven. Dat was ook niet zo nodig, want hij kon er vanuit Middelburg gemakkelijker naartoe dan naar de andere gemeenten. Zuid-Beveland was over land bereikbaar. Naar Borssele ging ds. Janse overigens per boot, zo blijkt uit twee brieven uitjanses overlijdensjaar (1902) vanj. Steketee uit Driewegen, ouderling te Borssele.

Er zijn ook twee brieven van G. Tolman uit Oudelande bewaard gebleven. Hij was ouderling in Hoedekenskerke. Na het overlijden van mevrouw Janse in 1898 hoorde Tolman van oefenaar Beversluis dat haar hoop niet beschaamd was, "maar zo gesterkt en verlicht dat zij zelf begeerte openbaarde om bij de Heere te zijn. O lieve leraar, wat is de Heere een Waarmaker van Zijn Woord, Zijn volk niet te begeven noch te verlaten. De Heere zegene haar sterven voor alle duistere en bestreden zielen. Allen die de Heere verwachten, zullen niet beschaamd worden." Diaken D. de Bree verhuisde in 1898 van Hoedekenskerke naar Middelburg. „Met het vertrek van David zouden vn] weer een Diacen in zijn plaats moeten stemmen. Mocht de Heere de Aanwijzer zijn, " wenste Tolman.

Droeve tijding uit Yerseke

Ds. Janse werd in 1888 per brief op de hoogte gesteld van een droevig voorval in de gemeente van Yerseke. "Met dezen moet ik met een zeer bedroefd hart u de treurige, ja allertreurigste tijding mededelen, dat mijn moeder, mijn zeer geliefde moeder, zondagmiddag, toen mijn vader, mijn twee zusters en ik naar de kerk waren, op een wreedaardige wijze vermoord is geworden, " schreef de latere ouderling Willem Meijaard op 27 augustus 1888. Hij had haar in de schuur gevonden, "met vreselijke wonden aan haar voorhoofd, in haar kaken en in haar handen. Door een spade en griep toegebracht. (...) Zij was een leesbare brief. En nu, op zulk een vreselijke vdjze van ons weggenomen. Nu is zij als die onnozele Abel op een vreselijke wijze doodgeslagen en als meer heiligen zo de eeuwige heerlijkheid ingegaan. Nu zijn we een moeder, een bidster voor ons als huisgenoten, verloren. Nu zijn we voor land, volk, kerk en leraren, die zij op het harte droeg, een bidster verloren." In huis bleek dat het kabinet opengebroken was en dat er geld was ontvreemd. Twee maanden later meldde Meijaard dat zijn oom was gearresteerd. Hij bleek de dader van de roofmoord te zijn en kreeg twintig jaar celstraf opgelegd.

Wel snel, niet té snel

De schoenendoos van ds. Janse bevat vier brieven van ds. L. Boone, die hem eerst als oefenaar en later als predikant terzijde stond. Borssele was Boones eerste gemeente. Hij kreeg er na een half jaar al een beroep uit St. Philipsland. Daarvoor bedankte hij nog, maar na ruim een jaar vertrok hij naar Krabbendijke. Dat was wel snel. Boone had eerst ook niets met het beroep op, schreef hij aan diaken M. Lantsheer, de scriba van de Middelburgse gemeente, die hem erover aangeschreven had. De 29-jarige oefenaar beschreef hoe hij met de woorden "Gaat heen, de God des vredes zal met u zijn" van Borssele was losgemaakt. Dat kostte wel strijd, maar toen kwamen hem de woorden voor: "Wat Ik nu doe, weet gij niet, maar gij zult het na dezen verstaan." "Zo ben ik op Borssele gekomen en in liefde ontvangen en veel vriendschap van het volk, maar als nu die weg weer naar Krabbendijke ligt, hoop ik die op te volgen door Zijn genade, want Hij zegt: Mijne wegen zijn niet uwe wegen, " schreef Boone.

Dinteloord en Willemstad

Rond Dinteloord werd in de zomer van 1889 veel verwoest door hagelbuien. Een jaar later gebeurde dat opnieuw, al was de schade toen minder groot. M. Vissers, die op een boerderij woonde, hoorde "een geruis alsof er een spoortrein in de lucht reed, hetwelk achtervolgd werd door een 2e hagelbui met stenen van ruim een knikker grootte." Toen hij even later ging kijken of zijn gewassen beschadigd waren, werd hij bijna door de bliksem getroffen, "zodat ik een schok voelde en geheel in elkander drukte op de grond. Wij vluchtten toen in een nabijzijnd huis en toen kwam de 3e hagelbui, nog heviger dan de twee eersten. Zeker is het dat ik kort bij mijn einde geweest ben. De Heere regeert en is met hoogheid bekleed."

Over zijn zielstoestand schreef Vissers: "Hoewel mij de eigenschappen van de reinigende kracht van Christus' bloed bekend zijn, zo moet ik alsnog de toepassing derven en weet niet of Zijn bloed voor mij gestort is tot uitdelging mijner schuld. Ik denk menigmaal om hetgeen Paus Adrianus zeide: 'Ik heb twijfelmoedig geleefd en sterf in het onzeker, ' vrezende dat zulks ook mijn toestand wezen zal, en toch heb ik nog te veel steunsels in hetgeen de Heere Zelf niet is. (...) Voor de Heere is het soms: Och Heere, Gij weet alles."

Toen Vissers ziek was, terwijl een van zijn beesten was doodgegaan, schreef hij: "Des Heeren hand is uitgestrekt. Er liggen genoeg redenen bij mij waarom de Heere komt, niet alleen zonden die als zonden moeten bekend worden, maar de Godonterendheid die er in mijn beste dingen is, komt als een schuld mijn ziel voor. De afgrond van 's Heeren onpeilbare liefde zal de afgrond mijner zondelijke natuur moeten overdekken, anders is het tot in eeuwigheid: Magor Missabib, " schrik van rondom.

Vissers las 's zondags thuis. Er was geen plaats in de omgeving waar hij kon opgaan onder de waarheid en daardoor voelde hij zich alsof hij „in de gevangenis zit opgesloten. O! ik zou zo gaarne uitbreken, want deze weg is geheel tegen mijn natuur. Tot hiertoe durf ik niet anders." Hij had contacten met de gemeente in Sint Philipsland en schreef ook over Doff, een "oude Sioniet" in Willemstad. In die laatste plaats had eerder ook een

Ledeboeriaanse gemeente bestaan. Oefenaar I. Vader schreef over een reis naar Willemstad en Dinteloord in 1883, waarbij hij in Willemstad overnachtte "in een der kleinste huizen, maar zeer naar mijn genoegen, want er was leven en geur in de gemeenschap." Of Vader in beide plaatsen preekte, is niet duidelijk; Janse is er als predikant in elk geval nooit voorgegaan.

Gedichten uit Nieuw-Beijerland

De Nieuw-Beijerlandse ouderling A.A. van Lieburg was steevast scriba van de jaarlijkse Algemene Vergadering en preses van de vergaderingen van de classis Holland. Hij stuurde ds. Janse vaak een nieuwjaarswens, soms in dichtvorm. In zijn regelmatige handschrift stelde Van Lieburg zijn predikant op de hoogte van ziekte in zijn gezin, zijn werkzaamheden met het predikambt (Van Lieburg was later oefenaar in een op zichzelf staande gemeente), het nieuws uit de Nieuw-Beijerlandse gemeente en de ontwikkelingen rond de oefenaars Beversluis en Boone.

(wordt vervolgd)

Scherpenzeel,

L. Vogelaar

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 2007

De Saambinder | 16 Pagina's

Brieven uit de schoenendoos

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 2007

De Saambinder | 16 Pagina's