Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jodocus van Lodensteyn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jodocus van Lodensteyn

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Veel wordt er geklaagd over de tijd waarin we leven met onze kinderen. Een tijd van verval en materialisme dat ook onze gezindte zo bedreigt. Een donkere tijd is het, die ons met zoveel zorg moet vervullen en ons wel vaak op de knieën zou moeten brengen.

De dijken zijn doorgebroken, zo wordt wel gezegd en we worden overspoeld, ook door alles wat de moderne techniek ons aanreikt. Dat is niet alleen veel informatie, maar ook ongekende geestelijke vervuiling, die, wat er nog van een bijbelse levensstijl over is, dreigt weg te nemen en ons mee te voeren op de weg van steeds verdergaande secularisatie en moderne afgoderij.

Als kind heb ik vaak gemeend dat ik toch wel heel wat beter af geweest zou zijn als ik in de tijd van onze oudvaders geleefd zou hebben. Dan zou ik wellicht gemakkelijker bekeerd zijn geworden, leek me, en daarom was ik wel jaloers op een ver voorgeslacht dat in zo'n bloeitijd van de kerk had mogen opgroeien. Misschien zijn er wel van onze jeugd, die soms erg ontmoedigd raken, als ze zo vaak over onze donkere tijd horen spreken. Een tijd waarin je ook zo weinig hoort van Gods genadewerk in de bekering van zondaren.

Nu zou het niet eerlijk zijn de werkelijkheid te verbloemen en te doen alsof het allemaal wel meevalt. En toch, als je wat meer weet van de tijd waarin die oudvaders leefden, zie je dat er niet zo veel nieuws onder de zon is. Ook toen was er veel wat Gods getrouwe knechten met droefheid vervulde, en waartegen ze hun waarschuwende stem moesten verheffen. De Gouden Eeuw, die ons nog zoveel "oud goud" heeft nagelaten, was óók een tijd van materialisme, van jagen naar meer welvaart en rijkdom, van openbare zonden als dronkenschap, zedeloosheid en ontheiliging van Gods dag, die door velen als een dag voor vleselijk vermaak werd doorgebracht. Het was vaak een minderheid die de beginselen van de Reformatie van harte voorstond en in grote delen van het platteland, bijvoorbeeld in de provincie Utrecht, heerste nog de duisternis van Roomse dwaling en bijgeloof.

Jeugd en studiejaren

Dat was de tijd waarin Jodocus van Lodensteyn opgroeide. Ook hij kwam uit een voornaam aristocratisch geslacht. Zijn vader is zelfs enige tijd burgemeester van Delft geweest. Daar werd Jodocus geboren, op 6 februari 1620, en daar bracht hij zijn jeugd door. Het moet een vrij onbezorgde jeugd geweest zijn, waarin hij een zorgvuldige opvoeding kreeg. Hoewel hij uit een regentengeslacht kwam, ambieerde Jodocus echter geen politieke loopbaan. Van januari 1639 tot ongeveer april 1642 studeerde hij theologie aan de Utrechtse universiteit, die nog maar nauwelijks twee jaar tevoren van illustere school tot academie verheven was. In Utrecht doceerde Voeti- us, wiens geleerdheid, werklaacht en prestige een zodanig stempel op de Utrechtse universiteit drukten, dat deze in de 17" eeuw wel de Academia Voetiana werd genoemd. Naast Voetius doceerden er tijdens Van Lodensteyns studentenjaren ook Meinardus Schotanus en Carolus de Maets, die gezamenlijk het opkomende Cartesianisme, dat met name aan de hogeschool te Leiden opgang maakte, bestreden. Voetius vooral moet een machtige invloed op zijn jonge student gehad hebben, die grote genegenheid voor zijn leermeester had, zoals later zijn lijkzang op hem bewijst.

Na beëindiging van zijn studie in Utrecht volgde hij nog twee jaren onderwijs in de oosterse talen in Franeker, waar hij in huis woonde bij Voetius latere tegenstander Johannes Cocceius. Hoewel hij hem persoonlijk hoogachtte, was hij het beslist niet eens met zijn theologische opvattingen. Graag was Van Lodensteyn nog voor enige tijd naar Engeland en Schotland gegaan, maar dat is er toch niet van gekomen.

Herder en leraar

In 1644 werd hij predikant van een kleine gemeente in Zoetermeer. Daar heeft hij zes jaar mogen dienen. Zo kwam er een einde aan zijn vrij onbekommerde studententijd en de beslotenheid van de studeerkamer maakte plaats voor de pastorie, de kansel, de kerkenraadsvergaderingen, de catechisaties en het huisbezoek. De 24jarige kwam nu wel in een andere wereld, die in het Zuidhollandse dorp lang niet idyllisch was. De Zoetermeerse gemeente stond bijvoorbeeld bij de classis als beslist niet gemakkelijk bekend. Ernstig bestrafte hij de volkszonden, zoals kermisbezoek, dronkenschap, ontheiliging van de dag des Heeren, en het deelnemen aan wereldse vermaken. Er waren er die bezwaren inbrachten tegen zijn prediking, als zou die niet orthodox zijn, omdat men zijn aandringen op bekering en de heiliging van het leven niet verstond, of zelfs zag als een veronderstellen van een vrije wil. Een klacht kwam zelfs op de classis, maar na onderzoek werd officieel vastgesteld dat de beschuldigingen ongefundeerd waren en uit misverstaan voortgekomen waren.

De meeste weerstand ondervond Van Lodensteyn vanwege zijn opvattingen over de heiliging van de rustdag. Met die heiliging was het over het algemeen in ons land maar droevig gesteld. Er werd veel ongeoorloofde zondagsarbeid verricht: winkels waren open, tavernen tapten, kosters zelfs hielden een herberg en liepen onder de preek weg om klanten te kunnen bedienen, wereldse vermakelijkheden en muziekkorpsen die door de stad liepen, zorgden ervoor dat Gods dag in niets leek op een rustdag, zo wordt onder meer de sabbatspraktijk in een grote stad beschreven. En al was het dan in Zoetermeer iets minder ongunstig, er viel genoeg te reformeren en te waarschuwen. Overigens lang niet altijd met het begeerde resultaat. Nee, gemakkelijk was de tijd in Zoetermeer niet. Van Lodensteyn zegt zelf dat hij in die zes jaren "sichselven heeft verteert als een brandende keersse." Toch was hij bij velen geacht en bemind. Hij leefde immers vóór wat hij anderen voorhield en velen voelden dat hij in zijn ernstige prediking door de liefde gedreven werd.

Na Zoetermeer diende Van Lodensteyn de gemeente Sluis, en al was het maar voor korte tijd, zijn bediening was er niet zonder vrucht. Later zou Koelman deze gemeente dienen, waar de overheid deze getrouwe leraar noodzaakte zijn gemeente te verlaten. Van Lodensteyn schroomde toen niet openlijk zijn steun te betuigen aan zijn broeder in brieven die hij aan de gemeente Sluis verzond. Hijzelf diende intussen de gemeente van Utrecht. Zijn hele leven is hij ongetrouwd gebleven. Het is te begrijpen dat Voetius verblijd was met de komst van een geestverwant in de universiteitsstad. In april 1653 deed Van Lodensteyn zijn intrede in de domstad, waar hij tot zijn sterven in 1677 blijven zou. Ook daar heeft zijn prediking diepe indruk gemaakt. Hij preekte immers zonder aanzien des persoons, recht op de man af, en dat maakte indruk.

Ontberingen

Van Lodensteyn heeft zeker zijn vlees niet zoeken te strelen. We zouden eerder zeggen dat hij zichzelf veel ontberingen heeft opgelegd. Hij leefde als een asceet, was uiterst sober in het gebruik van spijs en drank, stond winter en zomer tussen 2 en 3 uur in de wel zeer vroege morgen op, ondanks zijn niet sterke gezondheid. In zijn statige, buiten de wallen van de stad gelegen woning ontving hij ook zijn intieme vrienden elke vrijdagavond. Onder hen waren professor Andreas Essenius en mede-predikanten Johannes Teellinck, zoon van de bekende Willem Teellinck, Abraham van de Velden, en vooral zijn vroegere studievriend Justus van den Bogaert, met wie hij zich zo nauw verbonden wist.

Als het de waarheid betrof waarin God op het hoogst verheerlijkt wordt en de mens op het diepste vernederd, wist hij van geen compromis, ook al kwam er vijandschap tegenop. Daardoor moest hij mensengunst ontberen en soms onbegrepen zijn weg gaan. Vanwege grote wereldgelijkvormigheid in zijn gemeente kreeg Van Lodensteyn zelfs gewetensbezwaar om het Heilig Avondmaal te bedienen. De laatste jaren zijn niet gemakkelijk voor hem geweest. Niet alleen dat hij na 1665 het Heilig Sacrament voor de voeding van Gods kinderen niet meer durfde te bedienen, maar hij moest ook constateren dat ondanks alle waarschuwingen die hij jarenlang had laten horen, het verval en de verwereldlijking doorzetten. Dat heeft hem ontzaglijk veel pijn gedaan. De oordelen Gods heeft hij als een boetgezant moeten verkondigen aan een hardnekkig en weerspannig volk. Toen de Fransen ons land binnenvielen en ook de stad Utrecht op 13 juni 1672 bezet werd, heeft hij daarin dan ook de straffende hand van God gezien die zwaar drukte op onze natie. Ontberingen werden wel zeer bijzonder zijn deel toen hij in november 1673 door de Fransen, met 13 andere voorname ingezetenen van Utrecht, als gijzelaar werd weggevoerd. De in die drie maanden geleden ontberingen zullen zijn toch al niet sterke gestel verder ondermijnd hebben. Na terugkeer heeft hij nog enige jaren in getrouwheid in Utrecht mogen arbeiden. In het jaar 1677 werd hij ziek, maar hij mocht met groot geduld de pijnen die hij leed verdragen, zodat bezoekende ambtsbroeders diep onder de indruk waren van zijn volkomen overgave aan Gods wil. Toen hem gevraagd werd hoe hij zich voelde, zei hij: "Ik voel niets; maar ik weete dat in den Heere Jesu Christo is de volheyd van genade, en ik legge my neder op dat sout-verbond, dat onveranderlijk is." Daarop riep hij uit met Jakob (Gen. 49:18): "Op Uwe zaligheid wacht ik, HEERE". Op 6 augustus 1677 mocht hij in volle vrede heengaan, rustend op het onwankelbare Verbond van Hem Die niet liegen kan.

Hij leefde als een asceet, was uiterst sober in het gebruik van spijs en drank, stond winter en zomer tussen 2 en 3 uur In de wel zeer vroege morgen op, ondanks zijn niet sterke gezondheid.

Alle ontberingen waren voorbij en hij mocht beërven wat bestendig is en zijn Meester toebrengen alle lof, aanbidding en dankzegging. Wat zal dat geweest zijn! En wat zal het nóg zijn, als een zwerver thuis mag komen, om dan voor eeuwig God te gaan bewonderen voor wat Hij gedaan heeft.

Gedichten

Bekendheid heeft Van Lodensteyn ook gekregen door zijn boetepreken en andere nagelaten geschriften. We noemen slechts Beschouwinge van Zion (1674), Weeg-schale der onvolmaacktheden ofte bedenckingen nopende 't gewigte of de regt-matige agtinge te maacken vande gebreken en struyckelingen der geheyligden op der aarden (1664). Dan valt te noemen de Geestelijke Opwekker voor het onverloochende, doode en geesteloose Christendom (1697), als ook predikaties over de heiligmaking. De heerlijjkheid van een waar christelijk leven, uitgegeven in 1711 te Amsterdam. Dan zijn er nog de 16 boetpredikatien over Jeremia 45, gedaan na 1672, het bittere rampjaar van de Franse inval in ons land. Reeds in Sluis begon ook de dichterlijke arbeid van Jodocus van Lodensteyn. Zijn gedichten zijn verzameld in de bundel Uytspanningen, die in 1676 verscheen. Ook daarin heeft hij zijn Koning zoeken te verheerlijken door Zijn lof te bezingen. Als voorbeeld daarvan volgt hier een gedeelte van het gedicht "Heerlijkheid als lof." Het eerste couplet, waarvan de eerste regels nogal eens geciteerd worden, luidt: Hoog! Omhoog! Mijn ziel naar boven! Hier beneden is het niet: 't Rechte leven, lieven, loven Is maar daar men Jezus ziet. Al wat gij ziet op aard, ' Al wat gij hoort op aard', Is uw kost'lijk leven, lieven, loven. Al wat gij wenst op aard' Is uw kost'lijk hert niet waard. Hij eindigt met het laatste couplet: Ach! dat aller mensentongen, Aller eng'len wakkerheid. Samenspanden, samenzongen Jezus' lof en heerlijkheid! Waakt op, hart, mond en hand. Waakt op, mijn citer, want Jezus is te loven, loven, loven. Waakt all'op, hier is stof Zingt zonder einde Jezus' lof.

Wat zijn ze gelukkig, voor wie dit geen vreemde taal mag zijn en die straks die lof mee mogen zingen als ze hun wens verkrijgen zullen.

Staphorst,

ds. C. Vogelaar

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 2008

De Saambinder | 16 Pagina's

Jodocus van Lodensteyn

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 2008

De Saambinder | 16 Pagina's