Hoofdbedekking - Niet meer dan een traditie? 2
Christus als Hoofd
In het eerste artikel over de hoofdbedekking van de vrouw hebben we gezien dat het hier niet zomaar om een menselijke traditie gaat. Integendeel; het gaat om een apostolische traditie. Bezield door de Heilige Geest riep Paulus de christenen in Korinthe op hem na te volgen, zoals hij op zijn beurt een navolger van Christus was. Hij prees hen vanwege het feit dat zij vasthielden aan de inzettingen die hij had overgeleverd aan de gemeenten. Een van die inzettingen was de hoofdbedekking van de vrouw in de openbare samenkomsten van de gemeente.
In dit artikel willen we bezien wat deze hoofdbedekking te maken heeft met het Hoofd-zijn van Christus. Christus is het Hoofd van de man. Hij is ook het Hoofd van de vrouw, maar Hij betoont dat op een specifieke wijze. Hij doet dat namelijk door middel van de man. Om die reden zijn het Hoofd-zijn van Christus, het hoofdzijn van de man en de hoofdbedekking van de vrouw onafscheidelijk met elkaar verbonden. Laten we eens nagaan hoe de apostel dat aantoont in 1 Korinthe 11:3 tot en met 6.
Onder God en onder Christus
Het is heel opmerkelijk dat Paulus het onderwerp van de hoofdbedekking niet behandelt als een geïsoleerd thema, als een zaak die niets te maken heeft met het hart van het christelijk geloof en met het leven der genade. Hij laat zien dat er een rechtstreekse lijn loopt van dit onderwerp naar Christus; ja, naar God Zelf. Trouwens, zo benadert de apostel eigenlijk altijd de vragen die met de christelijke levenswandel te maken hebben. Hier doet hij dat ook. Hij begint zijn betoog met een uitspraak van fundamenteel belang. 'Doch ik wil dat gij weet, dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw, en God het Hoofd van Christus' (vers 3).
Hier vinden we dus de rangorde in dat hoofd-zijn: bovenaan staat God, daaronder komt Christus, vervolgens de man, en ten slotte de vrouw. God is het Hoofd van Christus naar Zijn menselijke natuur. Als de Zoon van God kon Christus zeggen: 'Ik en de Vader zijn één' (Johannes 10:30). Als Middelaar en Knecht des Heeren sprak Hij echter: 'De Vader is meerder dan Ik' (Johannes 14:28b). God is het Hoofd van Christus. Op Zijn beurt is Christus het Hoofd van de man. Iedere man dient te buigen onder Zijn gezag. En zoals Christus het Hoofd is van de man, zo is de man dat van de vrouw (zie ook Efeze 5:23). Daarom behoort een vrouw een hoofdbedekking te dragen wanneer zij komt in de vergadering van Gods gemeente.
Alleen voor getrouwde vrouwen?
Nu zegt Paulus niet dat de man het hoofd is van elke vrouw. Hij zegt 'dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der vrouw'. Met andere woorden, een man dient zijn plaats te kennen wanneer hij te maken heeft met de vrouw van een ander. Zij staat onder het opzicht en toezicht van haar eigen man. Anderzijds valt het ons op dat de apostel hier geen bezittelijk voornaamwoord bezigt, zoals hij dat wèl doet in Efeze 5:28 ('hun eigen vrouwen'). Het is treffend dat hij in 1 Korinthe 11 het bepaalde lidwoord gebruikt ['de vrouw'). In plaats van te zeggen: 'De man is het hoofd van zijn vrouw' zegt hij dus: 'De man is het hoofd van de vrouw'.
De gewoonte van veel baptistengemeenten in Rusland en Oekraïne om de hoofdbedekking alleen voor te schrijven in het geval van getrouwde vrouwen vindt daarom geen grond in de Schrift. Paulus wijst hier op een scheppingsordinantie die overal geldt voor mannen en vrouwen. Hij betrekt zijn woorden niet uitsluitend op de verhoudingen binnen het huwelijk. Als we de lijnen doortrekken naar het kerkelijk leven, betekent dit dat een vrouw geen leiding of onderricht mag geven. Dit geldt voor iedere vrouw, ongeacht of ze al dan niet gehuwd is. Zij moet zich onderwerpen aan het grote Hoofd, Christus, en om Zijnentwil ook aan het kleine hoofd, de man. Als teken van haar onderwerping draagt ze een hoofdbedekking wanneer ze 'bidt of profeteert' (vers 5).
In de samenkomsten van Gods kerk behoort een vrouw haar hoofd te bedekken. Als ze dat niet doet, onteert ze haar hoofd. En als een man zijn hoofd bedekt maakt hij zich schuldig aan hetzelfde vergrijp: hij onteert zijn eigen hoofd.
Profeteren in de kerk?
Op het eerste gezicht kan vers 5 nogal wat verwondering wekken. 'Maar een iegelijke vrouw die bidt of profeteert met ongedekten hoofde, onteert haar eigen hoofd; want het is een en hetzelfde alsof haar het haar afgesneden was'. Bidden en profeteren in de kerk: werd dat werkelijk gedaan door vrouwen in de gemeente van Korinthe? En zo ja, keurde Paulus dat dan goed? In hoofdstuk 14 van deze zelfde brief zegt hij toch dat de vrouwen moeten zwijgen in de gemeente (vers 34 en 35).
CaMjn was dan ook van mening dat Paulus hier uitging van een niet bestaande, hypothetische situatie om zodoende helderheid in de discussie te krijgen. In werkelijkheid zou de apostel zulke praktijken nooit hebben toegelaten. Anderen, waaronder Matthew Henry, nemen aan dat er uitzonderingen op de regel waren. De gave van de profetie was immers nog niet geheel uitgestorven in de begintijd van de christelijke kerk? En het geven van profetische openbaringen door vrouwen is toch wat anders dan het geven van onderwijs! Weer anderen zien in vers 5 een verwijzing naar bijeenkomsten van individuele gelovigen, ontmoetingen die een ander karakter droegen dan de officiële eredienst van de gemeente in haar geheel (zie bijvoorbeeld Handelingen 21:9). Deze laatste opvatting houdt echter geen stand in het licht van wat we gezien hebben in het eerste artikel. In 1 Korinthe 11-14 gaat het duidelijk over zaken die de openbare eredienst betreffen.
De beste verklaring lijkt te zijn dat zaken als bidden en profeteren ook op indirecte wijze kunnen plaatshebben, bijvoorbeeld als vrouwen tijdens de eredienst meezingen (de psalmen van het Oude Testament bevatten bovendien profetische boodschappen), wanneer ze in stilte meebidden met de predikant of ouderling, of wanneer ze, met aandacht luisterend naar het woord der prediker (de bedienaar van het profetische ambt) zich van harte mogen verenigen met de waarheid die daarin naar voren komt.
Hoe dan ook, het punt dat Paulus naar voren brengt is zo helder als glas. In de samenkomsten van Gods kerk behoort een vrouw haar hoofd te bedekken. Als ze dat niet doet, onteert ze haar hoofd. En als een man zijn hoofd bedekt maakt hij zich schuldig aan hetzelfde vergrijp: hij onteert zijn eigen hoofd (vers 4).
Tot oneer van het Hoofd
Een man moet zijn hoofd daarom niet bedekken in de eredienst. Hij moet dat nalaten als hij bidt of profeteert. Hij moet dat evengoed nalaten als hij zit onder de prediking en onderwijs uit Gods Woord ontvangt. Dit is begrepen in het woord "profeteren". Uit 1 Korinthe 14:3 blijkt dat profeteren nog wat anders is dan het voorspellen van de toekomst. Profeteren is vooral stichten, vermanen en vertroosten. En gaat het juist niet om deze zaken in de prediking, ook vandaag?
Als een man zijn hoofd bedekt onder de prediking, onteert hij zijn hoofd.
Anders gezegd, hij onteert zijn eigen hoofd (in de letterlijke zin van het woord), maar ook zijn geestelijk Hoofd Christus (in de figuurlijke zin van het woord). In Gods Woord wordt het bedekken van het hoofd door de man vaak geassocieerd met schande en verdriet of zelfs met het oordeel van God (zie bijvoorbeeld Jeremia 14:3-4). Toen koning David moest vluchten voor Absalom, beklom hij de Olijfberg, 'opgaande en wenende, en het hoofd was hem bewonden' (2 Samuel 15:30a). In de samenkomsten van de gemeente dient een man het hoofd niet te bedekken omdat hij het beeld en de heerlijkheid van God is (vers 7). Hij mag dat beeld niet verduisteren.
Lang haar als een bedekking?
Nu komt iemand misschien met de tegenwerping: 'Maar heeft een vrouw eigenlijk wel een hoofdbedekking nodig? Heeft ze zo'n bedekking al niet van nature? Zegt Paulus zelf niet in vers 15 dat het lange haar de vrouw gegeven is tot "een deksel" of een sluier? Waarom zou ze dan ook nog een lap stof op of om haar hoofd moeten doen? Leidt dat er niet toe dat ze twee sluiers heeft in plaats van éénV
Deze vragen zijn vandaag alom te horen. Op het eerste gezicht lijkt dit argument heel logisch en aannemelijk. Voordat ik er op inga wil ik echter eerst een andere opmerking maken. Het heeft me namelijk vaak getroffen dat degenen die met dit argument komen doorgaans niet bijster consequent zijn. Als ze werkelijk geloofden in wat ze zeiden, zouden ze er immers op aandringen dat een vrouw dan ook echt lang haar moet dragen (als een sluier). Meestal doen ze dat echter niet. Dat is niet eerlijk. Het lijkt wel alsof deze redenering een handige manier is om het teken dat wijst op de onderworpenheid van de vrouw weg te werken. Wat is dat teken? Een bedekking van de natuurlijke hoofdbedekking!
Daarnaast wil ik vier redenen noemen waarom de genoemde theorie zelf niet deugt. Allereerst staat ervoor de woorden 'hebbende iets op het hoofd' (vers 4) in het Grieks een uitdrukking die aangeeft dat er iets afhangt of neerhangt van het hoofd. Een tekst als Esther 6:12 maakt duidelijk dat het daarbij gaat om meer dan iemands natuurlijke haar. In de tweede plaats zijn de Griekse woorden voor "dekken" in vers 6 ("katakalupto") en voor "deksel" in vers 15 ("peribolaios") totaal verschillend. Paulus koos deze onderscheiden woorden opzettelijk, en hij had daar ongetwijfeld zijn redenen voor.
In de derde plaats: als de uitdrukking 'met ongedekten hoofde' in vers 5 hetzelfde zou betekenen als 'zonder haar', dan heeft vers 6 zijn hele betekenis verloren. Dan zou de apostel namelijk zeggen: 'Want indien een vrouw geen haar heeft, laat ze dan ook geschoren worden'. Wat voor zin heeft het een kale vrouw te scheren? Ditzelfde geldt voor vers 4, maar dan ten opzichte van de man.
In de vierde plaats leidden de eerste christenen uit de woorden van Paulus af dat hij sprak over een "kunstmatige" hoofdbedekking die boven op de natuurlijke hoofdbedekking kwam. Kortom, het haar van de vrouw moest bedekt worden. Geschriften van de vroege kerkvaders alsook beeldhouwwerken uit de Romeinse catacomben zijn daarvan het kennelijke bewijs.
Het is te betreuren dat veel hedendaagse vertalingen de duidelijke betekenis van dit bijbelgedeelte verdoezelen. Een voorbeeld daarvan is vertaling van dit vers in de New International Version (met daarbij de voetnoot die nog verder gaat). Het is moeilijk te begrijpen dat de eminente geleerden die aan de wieg hebben gestaan van de NFV zo'n rammelende exegese geven van 1 Korinthe 11.
Ongedekt is zedeloos?
Een ander argument dat nogal eens gebruikt wordt om het onderwijs van 1 Korinthe 11 van zijn kracht te beroven heeft te maken met zaken als cultuur en geschiedenis. Sommige verklaarders geven ruiterlijk toe dat Paulus inderdaad de vrouwen in Korinthe aanspoorde een speciale hoofdbedekking te dragen. Maar volgens hen had dit te maken met het feit dat in die dagen vrouwen niet zonder hoofdbedekking in het openbaar mochten verschijnen. Deden ze dat toch, dan ging het vaak om prostitué's. In ieder geval laadden ze met een bloot hoofd de schijn op zich dat ze in zedelijk opzicht losgeslagen waren.
Het is jammer voor degenen die met deze theorie komen dat zij op geen enkele manier te bewijzen valt. Zeker, de sluier was niet geheel onbekend in Korinthe. Soms werd zij gedragen als een pronkstuk; op andere tijden gaf zij juist uitdrukking aan verdriet (bijvoorbeeld in een periode van rouw) of was zij een teken van waardigheid (bijvoorbeeld als huwelijken gesloten werden). Niettemin was er geen enkele verplichting voor vrouwen om een sluier of hoofdbedekking te dragen in het openbaar. Dit was wel de gewoonte in plaatsen zoals Tarsus, veel oostelijker gelegen dan Korinthe. Maar een verplichting om hoofd en gezicht te bedekken, zoals die vandaag in streng-islamitische landen bestaat, was ondenkbaar in het oude Griekenland!
Niet cultuur-gebonden
Ten slotte zijn er nog de wetenschappers die beweren dat heidense vrouwen in Griekenland hun goden vereerden met het hoofd bedekt of met het gezicht verborgen in een sluier. Als dat waar is, zou het dus heel ongepast zijn dat vrouwen die tot het christelijk geloof bekeerd waren hun sluier aflegden en blootshoofds in de kerk verschenen. Mensen die zo redeneren vnllen eigenlijk zeggen dat het dragen van een hoofdbedekking puur een cultureel verschijnsel was. Met andere woorden, christen-vrouwen die in een andere cultuur leven of deel uitmaken van de moderne westerse samenleving zijn niet langer gebonden aan de vermaningen van de apostel in 1 Korinthe 11.
Het gevaar van deze denkwijze is die van het hellend vlak. Het is maar een klein stapje en ook andere normen en waarden in Gods Woord gaan op de helling. Wat de Bijbel leert over homosexuele praktijken, om maar een voorbeeld te noemen, zou allemaal tijdgebonden zijn. Vandaag kunnen wij daarmee niet meer uit de voeten. Iedereen moet zelf maar uitmaken wat blijvend is. Maar zelfs hier zijn de voorstanders van deze theorie niet consequent. Als Paulus echt zou bedoelen dat een hoofdbedekking alleen in bepaalde culturen moet worden gedragen, waarom passen veel vrouwelijke zendingswerkers zich dan niet aan in gebieden als Afrika en Azië? De vrouwen in Afrikaanse kerken komen als vanzelf met een hoofddoekje of een hoed naar de kerk, en traditionele moslim-vrouwen komen doorgaans helemaal niet buiten zonder hoofdbedekking!
Intussen is het nog maar de vraag of de Griekse vrouwen in de dagen van Paulus de heidense tempels bezochten met een hoofdbedekking. Sterker nog: het is volkomen uit de lucht gegrepen! Onderzoek heeft aan het licht gebracht dat bij de Grieken zowel mannen als vrouwen hun godsdienstige plichten deden met het hoofd onbedekt. Bij de Romeinen was precies het omgekeerde het geval: zowel mannen als vrouwen bedekten daar het hoofd. De Joden namen een tussenpositie in: mannen baden met het hoofd bedekt terwijl vrouwen dat weer niet deden.
Wat blijkt dus? Met zijn onderwijs aangaande de hoofdbedekking voor de vrouw sluit Paulus zich juist niet aan bij de een of andere cultuur. Hij sprak zoals de Heere hem te spreken gaf, zonder zich uit te leveren aan gewoonten die gangbaar waren bij een bepaald volk. De christelijke traditie botst vaak met de niet-christelijke cultuur. Het kan ook niet anders. Gods Woord is niet aan tijd of plaats gebonden. De waarheid is wel tijdbetrokken, maar niet tijd-gebonden. Ze is van alle tijden en plaatsen. Léven we daar ook naar?
(wordt vervolgd)
Lethbridge (Canada), ds. C. Sonnevelt
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 2009
De Saambinder | 16 Pagina's