Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Comrie dichterbij (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Comrie dichterbij (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Godsdienstige mensen moeten verschillen in opvatting kunnen verdragen. Voor gereformeerde en remonstrantse opvattingen moet eigenlijk evenveel ruimte zijn. Die gedachte was één van de vruchten van de gematigde Verlichting. De periode waarin deze visie in Nederland overheersend begon te worden, staat bekend als het tijdperk van de Toleranten (1740-1770). In het licht van deze ontwikkeling moeten we dan ook de bijzondere activiteiten bezien, die Comrie in de jaren vijftig van de achttiende eeuw ontwikkelde.

Het Examen
Dat deed hij samen met zijn vriend Nicolaus Holtius (1693-1773), die als predikant het vlakbij Woubrugge gelegen Koudekerk aan den Rijn diende.
De beide predikanten publiceerden samen anoniem het opzienbarende “Examen van het Ontwerp van Tolerantie”. In dit niet eenvoudige werk beschrijven en weerleggen zij het tolerante denken tegen de achtergrond van de schildering van een uniek tijdsbeeld met treffende sfeertyperingen.
De kernopvatting van de Toleranten typeren zij als volgt: ‘Dus zynse daar op uit, om rekkelyker regels en ruimer bepalingen omtrent de Geloofsartikelen in te voeren: op dat alle gezintheden, immers die zich tot de Protestanten reekenen, eenige weinige generale poincten (gemeenschappelijke opvattingen) toestaande, in dezelve kerkelyke gemeenschap en broederschap zouden mogen leeven, zonder voor eenige kerkelyke Censuren te vreesen’ (I, blz. 20).
Een klein aantal bladzijden verder wordt het streven van de ‘schoonpraatende Tolerantiepredikers’ naar een ongereformeerde verdraagzaamheid opnieuw verwoord. Men moet elkaars opvattingen in liefde verdragen. Het geweten en de officiële leer van de kerk moeten door geen andere banden dan die van het Woord worden beheerst. Menselijke bepalingen moeten worden afgeschaft. Ten aanzien van alle zaken die niet duidelijk in de Schriften zijn omschreven, moet men óf zwijgen óf ieder zijn vrijheid laten (I, blz. 28, 29). Er moet vrijheid zijn van denken en vrijheid van gevoelen, zonder dat men aan een belijdenis of wat dan ook gebonden is (I, blz. 49). En wat de leer van de zaligheid betreft, staan deze Toleranten voor dat God ons door óns toedoen zalig maakt. Maar de Bijbelse leer is, dat God ons in Christus, zónder ons toedoen zalig maakt (I, blz. 15).
Comrie en Holtius vertolkten in hun werk de algemene onrust en verontwaardiging over de ontwikkeling van de kerk in een ongereformeerde, remonstrantse en gematigd-vrijzinnige richting. Men wilde komen tot een brede tolerantie of verdraagzaamheid in zaken van de leer. Het ”Examen” spreekt van een ‘wydgaapende tolerantie’ en van ‘een geheele bende van onbeschaamde Jongelingen’ (kandidaten en jonge predikanten), die de vrijheid neemt om de oude leer te ondermijnen (II, blz. 509-510). De gereformeerde opvattingen moeten in hun visie met die van de remonstranten op één lijn worden gebracht.

Theologie van Saumur
Comrie zag met Holtius heel goed in dat dit denken niet alleen een filosofische maar ook zijn theologische voedingsbodem had. Die laatste vonden zij in de zogenaamde theologie van Saumur, ook wel het amyraldisme genoemd. Aan de basis daarvan staat de zeventiende-eeuwse theoloog Moses Amyraldus of Moyse Amyraut, zoals zijn Franse naam luidde. Hij was door het lezen van Calvijns “Institutie” ertoe gekomen theologie te gaan studeren. In 1626, op 30-jarige leeftijd, werd hij gereformeerd predikant te Saumur, een stad die een paar honderd kilometer ten zuidwesten van Parijs ligt. Zeven jaar later, in 1634, werd hij hoogleraar in de theologie aan de in Saumur gevestigde Academie, en hij is dat gebleven tot aan zijn dood in 1664. Deze protestantse universiteit werd gesticht in 1599 en moest bij het Edict van Nantes in 1685 haar poorten sluiten.
In hetzelfde jaar dat hij als hoogleraar aantrad, verscheen van zijn hand een “Verhandeling over de predestinatie”.
Dit boek riep al dadelijk verzet op bij collega’s als Petrus Molineus te Sedan en Andreas Rivet te Leiden, maar ook in diverse steden in Zwitserland. Men zag de leer van ‘Dordt’ erin bedreigd.
In een weloverwogen oordeel heeft Herman Bavinck in zijn “Gereformeerde Dogmatiek” Amyraldus’ leer als volgt samengevat: ‘Amyraldus heeft het ernstig en welmenend aanbod der genade tot een afzonderlijk besluit van God gemaakt, dat aan de verkiezing voorafging. Hij legde daarmee een remonstrantse grondslag onder het calvinistisch gebouw en liep gevaar om de onmacht des mensen tot het geloof tot een zedelijke te verzwakken’ (I, blz. 161).
Amyraldus sprak daarbij over twee willen en twee besluiten in God. Er zou in God allereerst een algemene heilswil zijn. Hij wilde de zaligheid van alle mensen. Met andere woorden: Gods heilswil is universalistisch, algemeen. Zij rust in het verzoeningswerk van Christus, dat volgens Amyraldus eveneens algemeen is, waarin dus alle mensen delen.
Maar Amyraldus wilde in geen geval een remonstrant zijn. Hij zocht daarom een ‘middenweg’ tussen de leer van Dordt en het arminianisme.
Daarom sprak hij van nog een twééde wil in God. God ziet, aldus Amyraldus, dat Zijn algemene heilswil bij de mensen vanwege hun verdorvenheid geen gehoor vindt. Daarom komt Hij tot een tweede besluit. Dat besluit is niet algemeen, maar particulier, dat wil zeggen dat het steeds bepaalde personen geldt. Het is het besluit van de goddelijke verkiezing. Op grond van dit tweede besluit komen sommigen tot het geloof, anderen niet.
Steeds heeft Amyraldus beweerd dat hij achter ‘Dordt’ stond. Maar als hij werkelijk achter Dordt stond, waarom dan niet eenvoudig gebleven bij de uitspraken van Dordt? We kunnen het daarom beter zó stellen dat Amyraldus en de zijnen een middenpositie zochten tussen de leer van Dordt en het remonstrantisme. Zij ontwierpen dan ook een theologie die een brugfunctie moest hebben tussen de gereformeerde orthodoxie en de remonstrantse leer. Zij hebben van hun opvattingen een -isme gemaakt.
Vooral in Engeland kreeg dit amyraldisme grote invloed als een gematigde vorm van remonstrantisme. De rechtzinnige gereformeerden wezen die visie van de school van Amyraldus dan ook scherp af. Onder de Schotse theologen, zoals Ebenezer en Ralph Erskine, werd het een besmet woord.
De Erskines preekten voluit het aanbod van genade, maar waren bepaald geen amyraldisten. Het is dan ook geen wonder dat ook Comrie - sterk beïnvloed als hij was door de Erskines en Boston - niets van de Saumurse theologie moest hebben. Een van de samenspraken eindigt in een bewogen waarschuwing tegen deze dwalende gevoelens.
De schrijvers van het “Examen” hebben heel scherp gezien dat het ontstaan van de tolerantiegedachte op godsdienstig gebied ten tijde van de Verlichting in Nederland is voorbereid door de toenemende invloed van de school van Saumur!

De reactie van Comrie
Als Comrie begint met het publiceren van zijn meer polemische geschriften, is het algemene verval van de gereformeerde theologie in Nederland al ingetreden. Met name komt dat openbaar in het handelen van de leidinggevende kringen in de kerk, de overheid en de universitaire wereld.
De behandeling van de zaak ‘Van der Os’ in de jaren veertig van de achttiende eeuw is daarvoor illustratief.
Deze Zwolse predikant sprak onder meer op een dubbelzinnige manier over de Goddelijke Drie-eenheid. Zijn wijze van spreken over de predestinatie vertoonde een remonstrantse kleur en zijn visie op het geloof was zuiver arminiaans: God rechtvaardigt degenen, die zelf éérst met een levend geloof tot Hem gekomen zijn.
Antonius van der Os werd terecht in 1750 geschorst en na vijf jaar ten slotte afgezet. Het opvallende was echter dat het tijdens de behandeling ingewonnen oordeel van de Leidse hoogleraren - J. Alberti, J. Esgers, J. van den Honert, B. de Moor en J.J. Schultens - voor Van der Os onverdeeld gunstig was. Daardoor was het voor het rechtzinnige deel van de kerk in één keer duidelijk dat de opleiding van de predikanten niet meer betrouwbaar kon worden genoemd. Dat bracht onder het kerkvolk, dat in het algemeen nog wel aan de gereformeerde leer vasthield, een grote schok teweeg.
Het is dan ook heel goed te begrijpen dat Comrie ook in zijn meer praktikaal bedoelde geschriften van tijd tot tijd zijn visie gaf op actuele kwesties.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 2012

De Saambinder | 16 Pagina's

Comrie dichterbij (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 2012

De Saambinder | 16 Pagina's