Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het begin van de gersteoogst, dankdag 2014

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het begin van de gersteoogst, dankdag 2014

En zij kwamen te Bethlehem in het begin van de gersteoogst. Ruth 1:22b

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het slot van Ruth één heeft een bijzondere diepte waar we gemakkelijk overheen lezen. We kennen de geschiedenis. Twee diepbedroefde vrouwen zijn vanuit Moab gekomen in Bethlehem. De oude weduwe Naómi en de jonge weduwe Ruth. Beiden kennen een groot verdriet.

Jaren geleden was Naómi samen met haar man Elimelech in een eigen gekozen weg naar Moab gegaan om het oordeel van de hongersnood te ontvluchten. In Moab was ze haar man door de dood kwijtgeraakt en haar twee zonen, die inmiddels getrouwd waren met Orpa en Ruth. Maar nu ze gehoord heeft, dat God Zijn volk in Zijn genade bezocht heeft en weer brood gegeven heeft, wordt het heimwee haar te machtig. Ze is teruggekeerd naar Bethlehem. Orpa heeft haar bij de grens tussen Moab en Israël verlaten, maar Ruth is met haar meegegaan, nadat zij haar keuze voor Israël en de God van Israël op ontroerende wijze heeft uitgesproken. Zo zijn zij samen in Bethlehem aangekomen. Twee vrouwen getekend door verdriet. Dat verdriet kan zo sterk zijn, dat men de zegeningen van de Heere niet meer ziet. Zo was het met name bij Naómi. De Almachtige heeft mij “grote bitterheid” en “kwaad” aangedaan, zo zegt zij tegen de inwoners van Bethlehem. Misschien beleven we de dankdag met een groot verdriet. Als we de woorden van Naómi goed lezen, dan is zij niet in opstand tegen de Heere en beseft zij, dat zij een eigen weg naar Moab is gegaan, maar het bittere van haar verdriet is zo groot, dat zij Mara, de bittere, genoemd wil worden en niet Naómi, de liefelijke. Nee, ze is niet boos op de Heere, ze erkent haar schuld, maar haar verdriet is zo groot, het is haar zo onuitsprekelijk bitter. Haar ogen zijn verduisterd door het verdriet, zozeer dat zij Gods zegeningen niet ziet. Zo kan het zijn in ons leven. De moeiten en het verdriet kunnen onze blik zo verduisteren, dat we niet zien hoe goed de Heere nog is. We komen dat ook tegen bij de bijbelheiligen, zoals Jakob en David en Job. Het blijft Gods kinderen dus ook niet vreemd. En dan dankdag vieren?
Juist tegen die achtergrond is het slot van Ruth 1 zo diep. Wanneer komen die bedroefde vrouwen aan in Bethlehem? In het begin van de gersteoogst.
Dat houdt een belofte in voor de toekomst. God heeft Zijn volk bezocht, Hij geeft na de hongersnood weer brood, terwijl het volk het niet verdiend had. Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt. Als die twee vrouwen door de golvende korenakkers rond Bethlehem lopen, dan is dat een bewijs, dat God Zijn volk niet vergeet, ondanks hun zonden. Het ruist door de korenakkers, dat de Heere goed is en dat Hij Zijn volk niet laat omkomen van honger. Wat bemoedigend is dat.
Maar Naómi ziet het niet, zo is zij vervuld met het bittere van haar verdriet.
Misschien is dat op dankdag ook bij u zo. Misschien heeft de Heere het liefste wat u had weggenomen. Uw hart is vol van verdriet. Zo vol, dat u niet meer ziet, wat de Heere u nog heeft over doen houden, dat u niet meer ziet, dat er nog zoveel onverdiende goedertierenheden zijn. Ook Gods kinderen kunnen, na alle ontvangen genadeweldaden, zich zo laten overweldigen door moeiten en beproevingen, dat zij de goedertierenheden des Heeren niet meer zien. In zichzelf blijft Gods volk een volk van onverbeterlijke zondaren.
Maar er is nog meer. Het is het begin van de gersteoogst. De eerste sikkels worden geslagen in het rijpe koren.
Dat is toch wel heel bijzonder. In Lev. 23:10 lezen we dat de eerste garf van de oogst voor de Heere was en daarom bij de priester gebracht moest worden. We moeten daarbij denken aan de gersteoogst, die plaatsvond rond eind maart of begin april. Dan werd ook het Pascha gehouden en werd er een volkomen eenjarig lam geslacht. Zeven weken later was er dan de tarweoogst en het Pinksterfeest, het feest der weken. Het begin van de gersteoogst roept die beide bedroefde vrouwen toe, dat het dankdag wordt en de Heere de eerste garf van de gerst zal ontvangen. Heeft de Heere ons ook dit seizoen niet een bijzonder goede oogst gegeven, terwijl het alles zo verzondigd is? Maar wat nog meer is, in Bethlehem breekt het Pascha aan. Het is immers het begin van de gersteoogst? We zouden zeggen: Naómi, kijk nu eens goed, zie je dan niet dat men in Bethlehem bezig is met de voorbereidingen van het Pascha? Nog even, dan zal het Paaslam worden geslacht. Dan zal het bloed worden gestreken aan de deurposten.
Het Pascha riep om de komst van het grote Paaslam, Jezus Christus. Zie je dat dan niet Naomi? We zouden haast zeggen, dat het golvende koren haar toeroept: Zie het Lam Gods! Daar ligt de oplossing voor haar verdriet. Dat Lam zal komen, en het is gekomen, om de zonde te verzoenen, dat allereerst, maar ook om de gevolgen van de zonde weg te nemen. Wat een wonder als het bedroefde hart uitzicht krijgt op het Lam. Dan mag het door de tranen heen zien op het Lam, dat de zonde der wereld wegneemt, dat gekomen is om bedroefde harten te verblijden.
Heeft Naómi het gezien? Nee, hier nog niet. Maar later wel. Aan het einde van dit boekje zien we haar zitten met een baby op haar schoot. Het is Obed, geboren uit het huwelijk tussen Boaz en Ruth. Obed de grootvader van koning David. Daar eindigt het boekje in het vierde hoofdstuk. En achter Obed en David zien we Christus, het Lam Gods. Dat is de diepste inhoud van het boek Ruth. Het is heilsgeschiedenis, uitlopend op het Lam Gods. Naómi’s ogen zijn opengegaan.
Ze heeft het kind gezien, geboren in Bethlehem, Obed. Van verre heeft zij het Kind gezien, geboren in Bethlehem, het Lam Gods. Eeuwig wonder als de Heere het bedroefde hart troost met het Lam. In dat Lam is troost in alle moeite en verdriet. Daar is troost vooral in de hartelijke droefheid over de zonde en het heimwee naar God.
Het begin van de gersteoogst spreekt van het Lam. Ziet u nu de bijzondere diepte van de laatste woorden van het eerste hoofdstuk van Ruth? Daarin klinkt de roepstem van het Evangelie: Zie het Lam Gods. Wat zou het een wonder zijn zo dankdag te leren vieren. We houden dankdag in een tijd vol zonde en boosheid, in een ontkerstende samenleving. Dan zou het zo recht zijn als de Heere ons voorgoed voorbijging en ons treffen zou met Zijn oordelen. Zo was het ook met Israël in de dagen van Naómi en Ruth.
Maar door de gerstevelden van Israël klonk als het ware de sprake van het komende Lam Gods. Wie daarvan iets leert verstaan door het dierbare geloof, zelfs temidden van beproevingen, zoals ook Naómi die kende, die leert iets verstaan van de beginselen van de dankdag. En straks de eeuwige dankdag.

Zeist, ds. J.J. van Eckeveld

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 2014

De Saambinder | 20 Pagina's

In het begin van de gersteoogst, dankdag 2014

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 2014

De Saambinder | 20 Pagina's