Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De taal der bevinding [13]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De taal der bevinding [13]

Wel vrijlaten, niet loslaten

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

God is van eeuwigheid. Gods deugden en eigenschappen zijn dus ook van eeuwigheid. Ja, al Zijn besluiten zijn van eeuwigheid. Hij is vrijmachtig. Hij is soeverein. In ”De Gereformeerde Dogmatiek” schrijf ds. G.H. Kersten, als het gaat over de eigenschappen der predestinatie: ‘In de allereerste plaats is de voorverordinering een in het Wezen Gods inblijvende daad Zijner souvereiniteit’ (deel 1, blz. 164).

Daarbij haalt ds. Kersten een tekst aan uit de brief aan de Romeinen: ‘Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken het ene een vat ter ere, en het andere ter onere?’ (Rom. 9:21). Derhalve, zo vervolgt ds. Kersten, ligt de oorzaak van verkiezing en verwerping niet in het schepsel. Alle bewegende of voorwaardelijke oorzaken buiten God zijn hier ten enenmale uitgesloten.

Bron van vertroosting

In het bovenstaande gaat het over het veel besproken en helaas ook veel bestreden leerstuk van de predestinatie. Als het daarover gaat, hoor je weleens zeggen dat het dus niet uitmaakt hoe je leeft. Kersten geeft op die tegenwerping een duidelijk antwoord (o.a. in ”Korte lessen over Kort Begrip”): ‘Gods besluit geeft geen vrijbrief tot zondigen. God heeft ook de middelen besloten die tot volvoering van Zijn welbehagen dienen. De verwaarlozing daarvan zal ons oordeel verzwaren. Bovendien is Gods besluit voor ons verborgen’. Op grond van het laatste en met het oog op het misbruik dat velen ervan maken, volgt er weer een vraag: ‘Maar kunnen we dan niet beter van de leer der predestinatie zwijgen?’ Kersten schrijft: ‘Nee, gewis niet. Gods Woord zwijgt er niet over. (…) Bovendien dient de predestinatie om Gods soevereiniteit te verheerlijken en de mens op het allerdiepst te vernederen. Ook ligt in de voorverordinering de diepste grond van de zaligheid. De leer van de predestinatie is de bron van vertroosting voor Gods volk. Daarom zal dat volk zich erin verblijden met een onuitsprekelijke vreugde’.

Lazarus

In het licht van het bovenstaande (verkiezing en verantwoordelijkheid) horen we weleens de uitdrukking dat we enerzijds God moeten vrijlaten, anderzijds Hem niet moeten loslaten. Aan de zijde van de mens zijn er geen rechten en God is ons niets verplicht. Maar Hij wil nog vanuit Zijn gron-deloze barmhartigheid genadig zijn in Christus. Daar wil Hij wel om gevraagd zijn.

Als Lazarus ernstig ziek wordt, verkeren Martha en Maria in grote zorgen. Dan zenden zij een boodschap tot Jezus: ‘Heere, zie, dien Gij liefhebt, is krank’ (Joh. 113b). Dit is een opvallende boodschap. Ze vragen dus niet of Jezus snel wil komen om hem te genezen. Nee, zij belijden in de naam ‘Heere’ Zijn soevereiniteit. Eigenlijk zeggen ze: ‘U kent Lazarus. Hij is Uw eigendom. U hebt hem gekocht. U hebt hem vrijgemaakt. U mag doen met het Uwe wat U behaagt. Lazarus is eerst van U en dan pas van ons’. Zo mogen ze de Heere vrijlaten. Maar tegelijk kunnen ze Hem niet loslaten. Want in de naam ‘Heere’ belijden zij ook hun geloof in Zijn almacht: ‘Hij kan, en wil, en zal in nood, zelfs bij het naad’ren van den dood, volkomen uitkomst geven’. U ziet het in de geschiedenis van de stervende Lazarus: Hem vrijlaten en toch niet loslaten!

De Kananese vrouw

Wat zien we dit ook helder terug in de geschiedenis van de Kananese vrouw. Ze blijft maar aanhouden: ‘Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner!’ Even later wordt haar gebed nog korter en nog indringender: ‘Heere, help mij!’ En als de Heere dan geantwoord heeft dat het niet betamelijk is het brood der kinderen te nemen en de hondekens voor te werpen, stemt ze toe. Ze heeft immers geen rechten en de Heere is vrij. Ze kan geen aanspraak maken op hetgeen voor Zijn volk is weggelegd. Ze zegt: ‘Ja, Heere’. Ik ben een buitenstaander. Ik heb geen recht op dat kinderdeel. Ik ben maar een hondeke. Maar dan laat ze direct daarop volgen dat kleine woordje ‘doch’: ‘Doch de hondekens eten ook van de brokskens die er vallen van de tafel hunner heren’ (Matth. 15:27).

Wat een kostelijke gestalte! Wat een boetvaardige ootmoed! Wat een dierbaar getuigenis! Als een onwaardige bedelend om een kruimel genade. Als een alles verbeurd hebbende zondares, maar Hem niet te kunnen missen: ‘Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent’. Wel vrijlaten, maar niet loslaten! En toen mocht het waar worden voor die Kananese:

Hij zag van Sion neer,

De woonplaats van Zijn eer,

En hoorde mijn gebeden.

ds. J. Schipper, Leerdam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 2015

De Saambinder | 20 Pagina's

De taal der bevinding [13]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 november 2015

De Saambinder | 20 Pagina's