Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Ik hef mijn ogen op…’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Ik hef mijn ogen op…’

Ik hef mijn ogen op…Psalm 121:1a

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Ik hef mijn ogen op…'. Dat de dichter dit doet is maar niet vanzelfsprekend. Nee, dat heeft een achtergrond. Hij is onderweg naar Jeruzalem, naar de Godsontmoeting. Daar is hij zich terdege van bewust.

Het heeft hem aangegrepen tot in het merg van z’n leven, want; ‘Wie zal God zien en leven? En daarom, in plaats van zijn ogen op te heffen, heeft hij ze neergeslagen. Net als de tollenaar in Lukas 18: ‘En van verre staande, wilde ook zelfs de ogen niet opheffen naar den hemel…’

Echter, in de vorige Psalm zegt de dichter: ‘Ik heb tot den HEERE geroepen in mijn benauwdheid’. Ik denk dat hij dat niet veel anders gedaan heeft dan de tollenaar en allen die daar wat van kennen: ‘O God, zijt mij zondaar genadig’!

Wat komt die pelgrim in alle opzichten van ver en diep. In z’n paspoort staat Psalm 120:5: ‘O wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten Kedars woon’. Daar woont een onheilig en goddeloos volk, zegt de kanttekening. Afstammelingen van Ismaël, de verworpene uit Abraham. Vijanden van God en Zijn volk. Zie Psalm 120:2: ‘valse lippen en bedrieglijke tong’. Die de vrede haten en in oorlog zijn.

Dat kun je toch met je verstand niet begrijpen, dat God daar een mensenkind uit ophaalt om in Jeruzalem te brengen! En tot die opzoekende en vindende HEERE heeft hij zijn benauwde zondaarsziel uitgeklaagd. En…? ‘Hij heeft mij verhoord’!

Van strijd naar rust

En nu is hij onderweg vanuit de strijd in Mesech naar de rust in Jeruzalem. Met alle eerbied gesproken, ‘op vakantie’. (Vacare: vrij zijn van). Een ogenblik verlost van de wereld, zonde, ongerechtigheid en bovenal van zichzelf. Om in het zoenbloed van het Offer bewust ontheven te mogen zijn van schuld, straf en oordeel. Ja, om te mogen leven met en door en voor de Heere.

O, het is allemaal heimwee waarmee zijn hart vervuld is. Verlangen naar de Heere en Zijn gemeenschap. Het door genade en liefde thuiskomen bij de Heere, Die hoog woont daar tussen de bergen in Jeruzalem. Vandaar: ‘Ik hef mijn ogen op…’ Weet u, weet jij, wat dat voor ogen zijn…? Geloofsogen! Nee…, geen blinde ogen. Vroeger wel. Maar de Heere Die hem in Mesech gevonden en gezien heeft, heeft zijn ogen geopend. Heeft de Heere dat bij u, jou en mij ook gedaan? Of gaan we straks blind de vakantieperiode tegemoet? En wanneer we dan wellicht onze vakantie doorbrengen in de bergen, dan wel oog voor de bergen, maar niet voor de God van die bergen? Weet dat we dan eenmaal zullen uitroepen met de woorden van de Heere Jezus: ‘Bergen: Valt op ons; en heuvelen: Bedekt ons’ (Luk. 2330). En in Openbaring 6:16: ‘En verbergt ons van het aangezicht Desgenen Die op den troon zit, en van den toorn des Lams’.

Rots der behoudenis

En daarom, geliefde lezer, er is maar één Berg, één Rots tot behoudenis. Jezus Christus, Die vanaf Golgotha voor de ellendigen uit Mesech uitgeroepen heeft: ‘Het is volbracht’. En Die vanaf de Olijfberg opvarende naar de hemel, Zijn Middelaarshanden uitstrekte voor en naar opgeheven ogen. En zo heeft Hij willen bevestigen voor Zijn pelgrimsvolk op aarde: ‘Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God’ (Joh. 20:17).

‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen…' Gelukkig staat er wat achter. En dat komt omdat zijn hart met die ogen meegaan. Dat van nature zo vaak benauwde en bedroefde hart om zonde en schuld, maar door Gods genade en Geest vernieuwd en daarom: ‘vanwaar mijn hulp komen zal’. Dat mag hij wel zó vast geloven! En wel hierom, omdat die hulp beloofd is door het Woord van God en gegrond in het verbond van God. En dat alles om het eeuwig welbehagen, waarom Hij de hemel en de aarde gemaakt heeft en nieuw maken zal.

En al rijzen dan de bergen van onmogelijkheid op en weten we niet hoe we er op en af moeten komen, maar de Heere helpt. Dat blijkt uit héél zijn lied. De Heere gaat mee als een schaduw aan de rechterhand in het donkere van de nacht en in de hitte van de dag.

Hoe lang? Totdat hij er is en wij er zijn. En ik bid en hoop dat we samen deel uit maken van die ‘wij’. Immers zo zegt Psalm 122:1: ‘Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan’. En de Heere geve ons straks onderweg naar waar dan ook, maar bovenal naar de eeuwigheid: ‘De HEERE zal u bewaren van alle kwaad, uw ziel zal Hij bewaren. De HEERE zal uw uitgang en uw ingang bewaren, van nu aan tot in der eeuwigheid’.
‘Ik hef mijn ogen op…’
Mag u het ook zien…?

Die son wat bo jou trekpad staan,
sal jou nie steek bij dag;
die maan ook nie bij nag.
Die HEER sal met jou samegaan.
Hij, Israels ontfermer,
is altijd jou beskermer.
Psalm 121:3, Afrikaans

Bedreig gevaar jou reispad ooit
Hij is dit wat jou voet
vir wankeling behoed.
Hij, Isr’els wagter, sluimer nooit.
Die HEER’ is jou ontfermer,
jou skadu en beskermer.

Psalm 121:2, Afrikaans

ds. J.J. Tanis, Boskoop

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 2017

De Saambinder | 20 Pagina's

‘Ik hef mijn ogen op…’

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 2017

De Saambinder | 20 Pagina's