Balsem in Gilead

De steeds terugkerende afkering van Israël heeft God tot toorn verwekt Dat ongenoegen zal blijken in Israëls leven. Er zullen diepe wonden geslagen worden. Zo zelfs, dat zij de dood verkiezen zullen boven het leven.

Zonder Heelmeester

Als Jeremía dat aan het volk moet prediken en hun onbekeerlijkheid ziet, dan grijpt ontzetting hem aan! Dan rijst uit dat benauwde en bedroefde hart de vraag: ‘ls er geen balsem in Gilead?’ In Gilead vond men in die dagen de zogenoemde balsemboom. Het was een boom waaruit een olieachtige substantie vloeide. Heelmeesters vermengden deze olie met kruiden waarvan men wist dat zij een geneeskrachtige werking hadden. Zo verkreeg men een balsem die in een open wond een geneeskrachtige en verzachtende werking had.

Als de profeet ziet op de verbroken gemeenschap tussen God en het volk en let op de door de zonde geslagen wonden en weet dat Israël ten dode is opgeschreven vanwege het naderende oordeel, dan denkt hij aan die geneeskrachtige balsem. Dan rijst de vraag op: ‘Is er geen balsem in Gilead?’ Met andere woorden: is er bij God vandaan nog een middel om van die dodelijke zondekwaal genezen te worden? ‘Is er geen heelmeester aldaar?’

Wist Jeremía dan niet dat er een middel was tegen de zondekwaal? Wist hij dan niet dat de komende Christus de grote Medicijnmeester is Wiens bloed vele malen krachtiger is dan die kostbare balsem uit Gilead? Ja, Jeremía wist dat wel voor zijn eigen leven! Maar nu ziet hij zijn volk als het ware als stervende voor de poort van de eeuwigheid! Hij ziet het volk in diep verval en ten dode opgeschreven.

De noodzaak van de Heelmeester

De profeet stelt de vraag: ‘Want waarom is de gezondheid der dochter mijns volks niet gerezen?’ Het heil van zijn volk ligt hem op het hart gebonden. Hij spreekt over hen alsof het zijn eigen kinderen zijn:’der dochter mijns volks’. Hoe komt het toch dat zij hun dodelijke kwaal niet kennen?

O lezer, laten we eens bij onszelf beginnen. Weet u met welk een kwaal u bezet bent? Het is waar: Israël had de oren toegestopt, wilde van de kwaal niet horen, had de ogen ervoor gesloten! Maar dat is nu ons aller beeld! Horende doof en ziende blind. Onze ogen zijn dicht gegaan in de val in Adam. En daarom is het dat de gezondheid van het volk van Israël niet gerezen is. Zo gaan we naar de eeuwigheid! Zo reizen we in onze natuurstaat de eeuwigheid en het oordeel Gods tegemoet.

En daarom is het zo onmisbaar dat we de noodzaak van de Heelmeester gaan inleven. Daar moeten onze zielsogen voor geopend worden. Daar is de wedergeboorte voor nodig. Dan gaan we gevoelen dat we een kwaal hebben. Dan laat Gods Geest ons zien hoe ernstig die kwaal is: dodelijk! Dan leert een ziel beseffen dat er middelen nodig zijn om genezen te worden. En wat wordt er dan door ons een balsem op de wonden gedaan die niet genezen kan. De heelmeester van werkheiligheid moet helpen en met de balsem van wettische godsdienst tracht men de kwaal te genezen. Het lijkt te helpen, totdat blijkt dat de kwaal verergerd is en de wond nog meer gaat stinken. O, als het niet verandert, wordt het sterven en dat rechtvaardig. Wat een wonder als de Heere gaat wijzen op een Heelmeester Die wel helpen kan.

Het middel van de Heelmeester

Dan krijgt die ten dode opgeschreven ziel de enige Heelmeester nodig! Het wordt een zoekend leven. En wat een wonder als Christus, dé Heelmeester, Zich op het alleronverwachts gaat openbaren aan één die alles verzondigd heeft, aan één die niet alleen de dood voor ogen heeft, maar zichzelf de doodstraf ook waardig keurt: zoekt u een Heelmeester voor uw dodelijke kwaal? Zoekt u Eén die balsem heeft tegen de wond door de zonde geslagen? ‘Ik ben het. Die met u spreek!

Dan opent zich in Hem een fontein die geopend is voor het huis Davids, en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinigheid. Dan opent Hij de ogen van zo’n door schuldbesef getroffen en verslagen ziel. Een ziel die dan ingeleid wordt in de priesterlijke arbeid van de geheel enige Heelmeester. Dan wordt Hij dierbaar in de storting van Zijn bloed! Dierbaar in het aanbrengen van het enige rantsoen waarmee aan het Goddelijke recht is te voldoen. Wat een troost mag er dan vloeien uit de geslagen wonden.

Hebt u deze Heelmeester al nodig gekregen? En al een geloofsoog op Zijn bloed-balsem mogen slaan? Dat geeft aan de ziel hoop op een algehele genezing. Een levende hoop, gegrond op Christus’ Borgwerk. Dat geeft bij tijden ook de verzuchting: ‘En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U’.

Dat is een gegronde hoop. Een hoop als een anker dat vastligt in een hechte grond: ik heb het zelf uit Zijne mond gehoord. En daarom, rust dan niet voordat de Heelmeester het in uw ziel afdrukt: ‘Ik ben het, Die met u spreek’. Dan zijn Zijn woorden zoet als honing. Dan is er genade in Zijn lippen uitgestort. Dan mag reeds iets van die genezende kracht van Zijn balsem ervaren worden. En de verzoenende kracht van Zijn bloed geproefd!

ds. E. Bakker, Veen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen