Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De ziel, het kostelijkste juweel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De ziel, het kostelijkste juweel

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het boek “De bijna-christen ontdekt” zoekt Mead het behoud van zielen. ‘Menig mens verkoopt zijn ziel voor een bete broods, maar bedenk toch dat de ziel het kostelijkste juweel op deze wereld is’.

De ziel van de mens is het kostelijkste stuk onder Gods werken, zegt de Londense prediker. De mens die voor het oog wel christelijk leven wil, maar de ziel laat verkommeren, gaat als een bijna-christen voor eeuwig verloren. ‘De ziel is het kostelijkste van de gehele schepping. Zullen wij dat niet groot en dierbaar achten? (…) Och! wacht u dat gij niet gevonden wordt in hoogachting van andere dingen en in minachting voor uw ziel. Zal uw vlees bemind en uw ziel versmaad worden? Zult gij uw lichaam kleden en koesteren, en voor uw ziel geen zorg dragen? ’t Is alsof iemand zijn hond voedsel gaf en zijn kind van honger liet sterven’.

Koning Agrippa

Het is koning Agrippa die in Handelingen 26:28 zich door Paulus bijna laat bewegen een christen te worden. Mead: ‘Paulus spreekt zó krachtig voor zijn religie dat Agrippa op het punt van zijn belijdenis schijnt te wezen. Hierop zegt hij tot Paulus: ‘Gij beweegt mij bijna een Christen te worden”.

‘Bijna’. Daar gaat het Mead in dit ernstige boek om, om dat ‘bijna een christen worden’. ‘Agrippa’s consciëntie is geraakt, hoewel zijn hart niet vernieuwd is. De kracht van Paulus’ bewijsredenen hebben Agrippa bijna een nieuwe aankomeling doen worden in de belijdenis van het christendom’. Maar het is slechts bijna.

Mead stelt de zaken zeer scherp. Hij ziet dat als zijn dure plicht. ‘O, dat God mij wilde helpen om deze zaken zo te verhandelen dat gij ten einde daarvan moogt zeggen: ‘Gij beweegt mij om niet bijna, maar om geheel een christen te zijn’. Er zijn er tóch al zovelen die niet helemaal een christen zijn, stelt Mead vast. ‘Er zijn er velen die ná aan de hemel zijn en nochtans niet nader komen; velen die dicht bij de zaligheid zijn, maar nooit de minste zaligheid genieten zullen. Zij hebben de hemel in ’t gezicht, nochtans zullen zij nooit een gezicht van God hebben’.

Twee soorten mensen

Er leven twee soorten mensen op de aarde, zegt Mead: rechtvaardigen en schijnrechtvaardigen. ‘De rechtvaardige kan nauwelijks zalig worden, dat is: door vele smarten, hij zal naar de hemel gaan door vele droevige helleangsten. De schijnrechtvaardige zal bijna zalig worden, dat is: hij zal naar de hel gaan ondanks veel schone hoop op de hemel’.

Een ware gelovige kan wel laag vallen, en toch ware genade hebben. Een geveinsde kan ver komen en toch geen genade hebben. Een heilige kan dicht bij de hel komen, maar er nooit in. Een geveinsde kan opgetrokken worden langs de hemel en daar nooit een plaats krijgen. Een heilige kan bijna verloren gaan en toch eeuwig zalig worden. De geveinsde kan bijna zalig worden en toch absoluut verloren gaan, zegt Mead.

De rijke jongeling en de dwaze maagden

Mead noemt verschillende voorbeelden uit de Bijbel van mensen, ‘die bijna en niet meer dan bijna-christenen zijn’. Als eerste noemt Mead de jongeling die tot Christus kwam om van Hem de weg des hemels te leren: ‘Goede Meester, wat zal ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe?’ Wat ontbrak hem nog? ‘Zoudt gij niet denken dat dit een goede man was? Hoe weinig komen er zo ver. En nochtans, hoe ver hij ging, hij verliet Christus ten laatste’. De dwaze maagden waren ook zulke mensen. Ze hadden olie, ze gingen voort, ze gingen met de wijze maagden, ze voegden zich bij hen die zich gevoegd hadden bij de Heere. Ze gingen de Bruidegom tegemoet en meenden met Hem in te gaan, maar hun begeerte was niet waar, was niet tijdig en niet oprecht. En ten laatste was het te laat.

‘Gij, die belijders van het Evangelie zijt, aanschouwt en beeft; indien zij, die ons te boven zijn gegaan, den hemel niet binnengaan, wat zal van ons worden, die zoveel bij hen tekortschieten?’

Indringend zoekt Mead naar waarheid in het binnenste. Maar de zwakgelovige hoeft bij hem geen moment kleinmoedig te worden. De ziel die ‘de minste ware genade’ heeft, komt nooit te kort, ‘want God behoudt de oprechten van harte’ (Ps. 7:11).

(wordt vervolgd)

J. van ’t Hul, Lieren

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 2018

De Saambinder | 20 Pagina's

De ziel, het kostelijkste juweel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 september 2018

De Saambinder | 20 Pagina's