Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

”Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben." Spreuken 22: 28.

"Zet de oude palen niet terug, die uw vaderen gemaakt hebben." Spreuken 22: 28.

Geliefden, de wijze Salomo, die door de genade des Heeren grote wijsheid heeft ontvangen, heeft vele spreuken na mogen laten. Zij zijn door de Heilige Geest in het hart van de koning gewerkt. Zo ook onze tekst. Maar moeten wij dan niet inleven, dat wij reeds de oude palen verzet hebben in de diepe val in Adam? Waar wij de Heere de nek en rug hebben toegekeerd, om nooit meer tot Hem weder te keren. Wij die gestaan hebben als dat kostelijke pronkjuweel van de schepping des Heeren. Gesteld om Hem te loven en te prijzen. En wat zijn wij nu geworden? Een vijand van God en onze naasten. Wij willen nooit wat de Heere wil. En nu had de Heere aan Israël getuigd in Deut. 19 : 14. Gij zult uws naasten landpale, die de voorvaderen gepaald hebben, niet verrukken in uw erfdeel, dat gij erven zult, in het land, hetwelk u de HEERE, uw God, geeft, om dat erfelijk te bezitten. Dus het ging hier om de erfenis die iedere stam zou ontvangen in Kanaan. Dat werd afgepaald met palen en stenen. Die mochten naar het gebod des Heeren niet uitgerukt of teruggezet worden. Want dit is het bevel, van de Heere der heren, aan Zijn Israël. Maar nu heeft de Heere door Zijn lieve Geest ook ons leven afgepaald, en dat in Zijn dierbaar Woord en Getuigenis. Dat Woord is nu richtsnoer om naar te leven. Daarvan spraken onze vaderen: er staat geschreven. Wat zijn wij dan in onze dagen ver weg. Wat zijn die palen teruggezet. Waar hoort men het nog: er staat geschreven? Zien wij staatkundig en kerkelijk niet, dat men vraagt wat de méns wil? Welk een schuld rust er op ons allen, niet om uit te drukken. En als wij dan mogen zien dat onze stichting tien jaar bestaat, wat moest schaamte onze aangezichten bedekken. Want het is geen feit om in blijdschap te herdenken. Neen met smart, ziende dat de palen teruggezet zijn, die onze vaderen gemaakt hebben. O, welk een smart en droefheid kan er in ons hart gevonden worden bij zulk een herdenking. Want het gaat hier in onze tekst in de diepste zin over de eeuwigheidspalen, over de zaken der eeuwigheid, aangaande onze arme, onsterfelijke zielen. Wij die allen reizen naar dood, graf en eeuwigheid. Wat zijn staatkundig, kerkelijk maar ook persoonlijk die eeuwigheidspalen verzet. Een godsdienst naar de mens. Het leven naar wat de massa wil. En helaas, wat zien wij ook in onze geliefde S.G.P. een aanpassen naar de omstandigheden waarin wij komen te verkeren. Die partij die eenmaal het geweten was van de grote partijen. Die kwam te getuigen: er staat geschreven. Is het daarom niet dat wij als stichting nu reeds tien jaar bestaan? En is het dat wij beter zijn? In genen dele. Want ook wij zijn zondige mensenkinderen. En als wij persoonlijk niet bewaard worden door de Geest des Heeren, dan worden wij ook mee afgetrokken door de geest dezer eeuw. Dan zullen wij ook meer en meer die oude palen terugzetten die onze vaderen gemaakt hebben. O, wat hebben wij dan ook nodig dat verzoenende bloed van de Heere Jezus Christus. Want naar Gods heilig recht liggen u en ik verdoemelijk voor des Heeren aangezicht. Reeds vanuit onze diepe val in Adam. Want heeft de Heere niet in Deut. 27 : 17 getuigd: Vervloekt zij, die zijns naasten landpale verrukt! En al het volk zal zeggen: Amen. Dat heeft ons nogal wat te zeggen. Want wie zal dan onder dit oordeel vrijkomen? Wij als stichting, als S.G.P., als land, als kerk? Wij dachten: niemand! Wat is het dan toch nodig dat wij door de Geest des Heeren persoonlijke schuld zouden mogen leren kennen. Maar nu ook de schuld van land en volk, kerk en staat. Van de partij, maar ook van de stichting. O, mocht de Heere nog eens wonderen willen werken van Zijn vrije gunst die eeuwig Hem bewoog. Opdat de wonderen van de Allerhoogste nog eens verkondigd mochten worden. Wat zou het toch een eeuwig wonder zijn van des Heeren verkiezende liefde. Hij mocht om het bloed des verbonds nog om Jezus' wil Zijn verbond gedenken. Opdat deze tekst nog eens in de schuld mocht brengen een ieder persoonlijk. Dan zou er droefheid zijn aan de ene zijde, dat er nog een stichting is. Maar aan de andere zijde toch ook blijdschap, niet vanuit de hoogmoed, maar vanuit de ootmoed, om nog in alle eenvoud gebruikt te mogen worden: er staat geschreven. Om nu door genade niet te wijken ter rechter en ter linkerzijde. Want ook wij zijn tot hinken en zinken ieder ogenblik gereed. Opdat wij onze ellende eens recht mochten leren kennen. Om nu als een helen doemwaardig volk nog recht verlegen gemaakt te mogen worden om een schuldovernemende Borg. Wat zou het tot de roem en de heerlijkheid des Heeren wezen. Opdat de oude palen, die onze vaderen gemaakt hebben, nog eens op zijn plaats gezet mochten worden, en dat door de genade des Allerhoogsten. Dan zou de stichting geen tien jaar meer behoeven te bestaan, dan zouden wij de twintig jaar niet vol behoeven te maken; dan zouden wij weer wandelen in de inzettingen des Heeren. Dan zou dat lieve Woord des Heeren weer richtsnoer wezen. Dan zouden wij weer horen: er staat

geschreven. O, de Heere doe ons door Zijn lieve Geest wederkeren naar die aloude waarheid die naar de Godzaligheid is. Om nu de zaligheid buiten onszelf te zoeken in de enige Zaligmaker, de Heere Jezus Christus. Hij mocht de partij wederbrengen naar de Schrift, en ons tezamen bewaren bij Zijn Woord en Getuigenis. Opdat die oude palen niet verder verzet zouden worden. Opdat ook onze jeugd nog mocht zien en horen wie de Heere nog vrezen en dat met een kinderlijke Godsvreze. Alleen Zijn Woord en getuigenis. De Heere mocht ons hoofdbestuur die genade willen schenken, om weder te mogen keren. Maar Hij mocht ook het stichtingsbestuur geven om vanuit de ootmoed en vernedering des harten te wijzen op die eeuwigheidspalen. Te wijzen: terug naar de wet en getuigenis. Opdat wij uit en door genade de wonderen in ons land nog eens zouden horen. En dat tot de roem en eer van de driemaal heilige Naam des Heeren. Hij zegene ons met de keur van Zijn eeuwige zegeningen. Opdat er nog ware kermers en zuchters gevonden werden. Die nog recht verlegen waren om Hem, Die Zichzelf gegeven heeft tot een Rantsoen voor velen. Ja Zichzelf gaf voor de gegevenen des Vaders. En die zullen straks eeuwig Zijn lof mogen verkondigen. De Heere brenge ons te zamen in dit gedenken maar aan die plaats, waar de Heere de dichter gebracht heeft van de negenenzeventigste psalm, het vierde vers:

Gedenk niet meer aan 't kwaad, dat wij bedreven; Onz' euveldaad word' ons uit gunst vergeven; Waak op, o God, en wil van verder lijden Ons klein getal door Uwe kracht bevrijden. Help ons, barmhartig HEER, Uw groten naam ter eer; Uw trouw koom' ons te stade; Verzoen de zware schuld, Die ons met schrik vervult; Bewijs ons eens genade. Zo zij het!

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1987

In het spoor | 20 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1987

In het spoor | 20 Pagina's