Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE AMBTSEED

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE AMBTSEED

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Op verschillende S.G.P.-vergaderingen en in verschillende publicaties heeft de ambtseed de laatste jaren de nodige aandacht gehad. Gezien de verschillende misstanden rond het afleggen van de ambtseed is het niet ondienstig hier nogmaals aandacht aan te schenken. De kern van de problematiek is hierin gelegen of aan een wetgeving die deels of geheel tegen Gods Woord ingaat trouw mag worden gezworen en hiermee samenhangend, indien de eed van trouw aan deze wetgeving is afgelegd, in hoeverre bestuurders dan aan deze wetgeving gebonden zijn. In dit artikel zullen deze vragen nader bezien worden.

Personen die op de eed wijzen

Voordat op deze vragen zal worden ingegaan, wil ik eerst even Uw aandacht vestigen op de personen die telkens weer met de ambtseed komen aandragen, indien bestuurders, thans met name behorend tot de rechterflank van de S.G.P., weigeren wetten uit voeren die in strijd met Gods Woord zijn. Reeds in 1850 moest mr. Groen van Prinsterer zich verweren

tegen de liberalen die meenden hem er steeds weer op te moeten wijzen dat hij via zijn afgelegde eed gebonden was aan de grondwet. Groen zou deze afgelegde eed veronachtzamen. Ds. Kersten kreeg hetzelfde te horen, maar nu van de antirevolutionairen. Thans komen deze geluiden behalve van CDA-zijde ook uit eigen kring. Het gevaar is telkens aanwezig dat mensen verwijzen naar de ambtseed, om zó meer ruimte te krijgen, ten einde de menselijke wetten boven de Goddelijke te laten gaan. Dit gegeven alleen al geeft stof tot nadenken.

Het zweren

De gehele problematiek rond het eedzweren wordt kort en duidelijk behandeld in zondag 37 van de Heidelbergse Catechismus. Geheel overeenkomstig Gods Woord moet de overheid de eed eisen om trouw en waarheid te bevestigen. De overheid is de van God geordende instantie om de samenleving volgens eerzame wetten, Goddelijke en menselijke, te besturen en met het zwaard gewapend, de goeden te beschermen, de kwaden te straffen en de vijanden te dwingen tot onderhouding van de uitwendige tucht en de publieke vrede l )- In het kader van deze opdracht moet de overheid de eed vorderen 2 ). De eed is een religieuze handeling, waardoor wij God tot getuige roepen van hetgeen wij zeggen of beloven, om anderen zeker te maken van de waarheid en de zekerheid daarvan, wanneer de eer van God, de stichting der Kerk, het welzijn van het Vaderland of de liefde tot de naaste dit van ons eisen 3 ). Zowel voor degene die de eed aflegt als voor degene die de eed afneemt, geldt dat zij de eer van God en het welzijn van de naaste moeten beogen 4 ). Kort samengevat kan dus gezegd worden dat de eed een religieuze handeling is om trouw en waarheid te bevestigen, te doen met handhaving van Gods eer, tot welzijn van het volk.

Kan de ambtseed nog afgelegd worden?

Mag iemand die geroepen is tot medewerking aan de

regering de eed afleggen op wetten die deels of geheel strijdig zijn met Gods Woord?

De vraag rijst, wat het inhoudt indien een lid van een Kamer, Provinciale Staten of gemeenteraad trouw zweert aan de Grondwet en de Nederlanse wetgeving.

Ds. Kersten

Voor een Tweede-kamerlid geeft Ds. Kersten het volgende antwoord. Allereerst stelt hij wat deze eed niet inhoudt, daarna wat dit wél inhoudt 5 ). Met de eedaflegging wordt niet aangegeven dat degene die de eed aflegt het met alles eens is dat in de Grondwet en de Nederlandse wetgeving staat. Wat houdt het dan wél in? De afgelegde eed houdt in dat de S.G.P. er naar streeft om langs wettelijke weg de Grondwet en andere wetten te veranderen, zodat zij in overeenstemming met Gods Woord komen. Langs de wettelijke weg dus, niet via een revolutie.

Maar, wordt opgemerkt, dit kan niet gelden voor een lid van de Provinciale Staten c.g. gemeenteraad. Zij hebben immers geen mogelijkheden om de Grondwet of andere wetten te wijzigen 6 ). In ieder geval geldt ook voor deze bestuurders dat zij met de eedaflegging niet aangeven dat zij het met de Grondwet en andere wetten eens zijn. Ook geldt voor deze bestuurders dat zij geen revolutiemiddelen mogen gebruiken ten dienste van het door de S.G.P. nagestreefde doel. In zoverre gaat dus het betoog van Ds. Kersten dus wel degelijk op voor leden van de Provinciale Staten c.q. gemeenteraad.

In deze zin kunnen bestuurders gerust een eed op de Grondwet en andere wetten afleggen.

Gebondenheid aan Gods wetten

In hoeverre is nu een bestuurder gebonden aan zijn afgelegde eed indien de wetgeving tot handelen verplicht dat niet overeenkomstig Gods Woord is? Neem bijvoorbeeld de verplichting tot het afgeven van een vergunning voor een kroeg of bordeel.

De heer L.M.P. Scholten betoogt dat een bestuurder

toch mee moet werken aan het afgeven van een vergunning, indien de aanvrager van de vergunning voldoet aan de wettelijke voorschriften. Kan de bestuurder dit niet met zijn geweten overeenkomen, dan moet hij voor de stemming de vergadering verlaten 7 ).

De heer C. den Uil betoogt dat een bestuurder weliswaar niet mee mag werken aan het afgeven van de vergunning, want dan handelt hij in strijd met Gods Woord, maar hij mag ook niet tégen stemmen, want dan handelt hij in strijd met zijn afgelegde eed 8 ).

Beide oplossingen acht ik in strijd met de ambtseed.

Hiervoor is reeds opgemerkt dat de eed een religieuze handeling is om trouw en waarheid te bevestigen met handhaving van Gods eer tot welzijn van het volk.

De eed kan dus nimmer een verplichting inhouden te handelen in strijd met Gods Woord. Gods Woord alleen geeft de normen trouw en waarheid en alleen Gods woord geeft de regels die waarlijk tot welzijn van het volk zijn. Een ieder zal persoonlijk verantwoording moeten afleggen van hetgeen hij gedaan heeft. Dat iemand een overheidsambt bekleedt, verhoogt slechts deze verantwoordelijkheid 9 ). Weliswaar moet de heer Scholten toegegeven worden dat een bestuurder niet verantwoordelijk is voor de wet waarvoor hij bukken moet 10 ), maar de bestuurder is wel degelijk verantwoordelijk voor het bukken op zich. Daarom kan de eed evenmin een verplichting inhouden tot passief gedrag, daar waar in strijd gehandeld wordt met Gods Woord. De eedaflegger heeft immers gezworen te zullen handelen tot welzijn van het volk. Daar waar Gods Woord met voeten wordt getreden, zal de bestuurder alle geoorloofde middelen ter hand dienen te nemen om dit tegen te gaan.

In het wezen van de eed als aanroeping van God als de overste Heere en Rechter ligt toch besloten dat nimmer tegen het gebod Gods in gehandeld mag worde u ). De eed kan derhalve nooit een band zijn tot ongerechtigheid 12 ).

Gods eenvoudige volk

Gods eenvoudige volk heeft deze problemen reeds aangevoeld. In een recent verschenen boek wordt van een ouderling Verwoert, die gekozen was tot lid van de gemeenteraad van Kesteren het volgende verhaald:

"Bij beëdiging op 1 september bracht hij burgemeester T. Lodder in een lastig parket, door vooraf te vragen of hij ook "trouw moest zweren aan wetten, welke tegen Gods Woord indruischten". Spreker vraagt zich af: "Mag ik dat doen? ". Als hij de eed aflegt is hij aan handen en voeten gebonden en dan wordt het "een kwade zaak", aldus de

notulen van de raadsvergadering. Nadat de burgemeester Lodder gezegd had dat hij de eed moest afleggen, verklaarde Joh. Verwoert: "Ik wensch den eed af te leggen onder voorbehoud, dat ik mijn consciëntie niet bezwaar". Er ontstond daarop een discussie tussen de S.D.A.P.-leden en Joh. Verwoert naar aanleiding van zijn verklaring uitsluitend overeenkomstig Gods Woord te willen handelen. De burgemeester probeerde de zaak te sussen; hij stelde: "Wij zijn hier niet samengekomen om te vragen wat in Gods Woord staat, doch het gemeentebelang te behartigen". Hiermee was Joh. Verwoert van de "Kerstenpartij" het niet eens.

Hij sprak: "Als ik overeenkomstig Gods Woord handel, dan behartig ik het gemeentebelang, en dan vragen wij daarbij niet: 'Wat zeggen de andere heeren ervan? ', doch als wij dat Woord tot richtsnoer nemen, kunnen wij alleen het gemeentebelang dienen. Als er feestjes in de gemeente zijn, en spreker zou daaraan meewerken, dan zou hij het bloed van die arme zielen op zijn hals halen en hun tot verderf zijn". 13 ).

Misverstand

De constructies van de heren Scholten en Den Uil spruiten uiteindelijk hieruit voort dat zij zich door hun eed verplicht voelen conform de wet te handelen. De vraag is echter in hoeverre in dit kader een bestuurder gebonden is aan de door hem trouw gezworen wetten.

Allereerst dient hierbij overwogen te worden dat op het moment van het eedzweren niet alleen de eedaflegger maar ook de eedafnemer belooft trouw en waarheid te zullen bevestigen, met handhaving van Gods eer en tot welzijn van het volk. Indien een overheid door middel van goddeloze wetgeving meinedig handelt kan dit een bestuurder die overeenkomstig Gods Woord handelt niet toegerekend worden.

Ook dient de houding van Ds. Kersten in aanmerking genomen te worden. Ook hij legde de eed af, maar verwierp bijvoorbeeld de godsdienstvrijheid zoals omschreven in de grondwet. Was Ds. Kersten een meinedige? Dit te stellen is toch ongerijmd.

Verder pleit hiertegen een juridisch argument. Met het afleggen van de ambtseed wordt niet alleen trouw aan de Grondwet en de Nederlandse wetgeving gezworen, maar ook dat de eedaflegger zal handelen in het belang van de provincie c.q. gemeente 14 ). Is het vol te houden dat het uitvoeren van goddeloze wetten in het belang van de gemeente is? Immers nee.

Als laatste dient overwogen te worden dat indien er een beslissing wordt gevraagd van een politiek orgaan, hieraan inherent is dat er de mogelijkheid bestaat dat er een politieke beslissing genomen wordt. Er wordt de mogelijkheid gegeven om voor of tegen te stemmen. Zolang de wet niet verbiedt dat een politiek orgaan tegen stemt, mag er tegen gestemd worden, met name ook op grond van politieke overwegingen.

Gebondenheid aan de ambtseed

Betekent dit, dat bijvoorbeeld een gemeentebestuurder de gehele wetgeving maar aan zijn laars mag lappen? Uiteraard niet. Hij heeft trouw gezworen aan de wetgeving. Echter, indien een bepaald handelen in strijd is met Gods Woord, dan dient hij dit handelen na te laten. Hij dient ook aktief op te treden indien Gods geboden in het gedrang komen. De Nederlandse wetgeving laat deze mogelijkheid, zonder dat er sprake is van meineed. Dat een hoger orgaan de beslissing kan vernietigen, doet hieraan niet af.

Zolang de Nederlandse wetgeving een bestuurder niet gebiedt te handelen in strijd met Gods Woord dan kan de S.G.P., in getrouwheid haar taak vervullen. Functies die een bestuurder dwingen te handelen tegen Gods Woord, kunnen naar mijn mening niet vervuld worden, zeker niet door een S.G.P'-er. Het handelen overeenkomstig Gods geboden, dient steeds primair te staan. Laten onze bestuurders het woord van Ds. Gurnall ter harte nemen:

"Zijt gij een overheidspersoon? Dan zal het nu spoedig gezien worden aan wiens zijde gij u schaart. Indien gij uwe trouw aan satan hebt opgezegd, en Christus tot uwen Vorst hebt aangenomen, zoo verklaart u een vijand te zijn van allen, die den naam van satan dragen, en onder zijne banier strijden. Bestudeer grondig uwen lastbrief, en als gij de plichten uwer roeping begrijpt, zoo begeef u met allen ijver aan den arbeid voor God.

Het zwaard van uwen vorst is u in handen gegeven. Draag zorg, dat gij het gebruikt, maar zie ook toe, hoe gij het gebruikt, zoodat, wanneer het weder van u teruggeëischt wordt en gij daarbij ook rekenschap hebt te geven van uwe handelingen, het niet verroest in de scheede met het bloed der gewelddadigheid, of gebogen en geschaard door partijdigheid en onrechtvaardigheid."

Noten:

1) Poleyander, J., Synopsis, dl. 2, 1966, p. 296. 2) Artikel 4 sub b. Program van Beginselen, 1972. 3) Waleus, A., Synopsis, dl. 1, 1964, p. 172. 4) Vermeer, J., De leer der waarheid die naar de Godzaligheid is, dl. 2 1982, p. 246. 5) Zandt, P./Dis, C.N. van, Uiteenzetting van de artikelen van hef beginselprogram der S.G.P., dl. 2, p. 155-156. 6) Uil, C. den, RD, 4 april 1986 onder Opgemerkt. 7) Scholten, L.M.P., Ons Contact, 1985/4, p. 4. 8) Zie noot 6. 9) Alberthoma, T., De Richter in het Paradijs, 1667, p. 96 e.v. 10) Zie noot 7. 11) Balke, W. Calvijn en de doperse radikalen, 1973, p. 267. 12) Zie noot 3, p. 178. 13) Voorden, A. van, e.a., Herdenk de Trouw, 1988, p. 206-207. 14) Artikel 11 Provinciewet, artikel 45 Gemeentewet. 15) Gurnall, W., De Christen in volle wapenrusting, z.j., dl. 1, p. 255.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1989

In het spoor | 20 Pagina's

DE AMBTSEED

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1989

In het spoor | 20 Pagina's