Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HERDENKING VAN DE FRANSE REVOLUTIE (1789-1989) -3-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HERDENKING VAN DE FRANSE REVOLUTIE (1789-1989) -3-

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Door de Revolutie verstaan wij niet zoozeer eenige historische gebeurtenis, als veeleer den geest van verwerping van elk gezag, die, ten allen tijde bestaande, in de Franse Revolutie (...) voor het eerst als een heerschend beginsel in de wereldgeschiedenis is openbaar geworden." Deze door Groen van Prinsterer meer dan eens aangehaalde woorden van D. Chantepie de la Daussaye zijn van bijzondere betekenis. Eén blik in ons dagblad, één blik op de wereldkaart kan ons ervan overtuigen dat wij in 1789 het tijdperk van de permanente revolutie zijn binnengetreden. De gehele wereld verkeert in onrust en verwarring. Het ganse schepsel tezamen zucht als in barensnood tot nu toe.

Opstand of omwenteling

Er bestaat een kenmerkend onderscheid tussen een oproer en een omwenteling. Opstanden en hongeroproeren zijn er de eeuwen door, ook onder de Franse Bourbons, wel meer geweest, maar dit betekende nog geen revolutie. Staatkundige, sociale en economische factoren zijn niet toereikend om de omwenteling van 1789 voldoende te verklaren. Behoeftige materiële omstandigheden, onderdrukking en vervolging kunnen tot oproer leiden, zij veroorzaken nog geen revolutie.

Bij een revolutie wordt gestreefd naar een nieuwe staatkundige en maatschappelijke orde, die gegrond is op een bepaalde ideologie. Bij de Franse Revolutie was dit de ideologie van de Verlichting, waarbinnen de gedachte van de volkssouvereiniteit tot ontwikkeling kwam en die volgens de grote wijsgeer Immanuel Kant inhield "het vertrek van de mens uit zijn onmondigheid, waaraan hij zelf schuldig is."

Bij de verwezenlijking van een dergelijke nieuwe heilsorden - we komen dat ook bij latere revoluties tegen- zijn uiteindelijk alle middelen van intimidatie en geweld geoorloofd. Contra-revolutionairen zijn in dit licht gezien immers vijanden van het volk? Men moet hen naar de opvatting van Rousseau "noodzaken om vrij te zijn." De van nature edele, maar door de maatschappij bedorven mens is immers blind voor zijn eigen geluk?

Een andere opmerkelijke zaak bij een revolutie is de systematische ontkenning van hetgeen historisch geworden is. Met een door Christendom en traditie gestempeld verleden dient te worden afgerekend. Men geeft zich over aan zinsbegoocheling. De invoering van de nieuwe Franse constitutie met het grondwettig koningschap, een getrapt kiesrecht en scheiding der machten werd als een onvergankelijk monument bejubeld. "Drie jaren arbeid hebben veertien eeuwen van misbruiken vernietigd en eeuwen van geluk voorbereid, " zo sprak men op de Nationale Vergadering.

Het vaderland in gevaar!

Het Franse volk heeft na 1789 enkele jaren in dierbare illusies van de beoofde vrijheid, gelijkheid en broederschap kunnen leven, totdat onder het schrikbewind van Robespierre en onder de militaire dictatuur van Napoleon min of meer hardhandig uit

de droom werd geholpen. De dooi'gaande revolutie werd een doorslaande revolutie, waartegen geen gestroomlijnde constitutionele vormgeving kon baten.

Vorstelijk despotisme kan ook niet primair als een van de oorzaken van de Franse revolutie worden aangemerkt. Lodewijk XVI was allesbehalve een despoot. Haast zouden we zegen: was hij dit maar wat meer geweest! Hij hield zich meer bezig met de jacht dan met regeringszaken. Maar in 1787 hadden de Franse protestanten van hem toch burgerrechten gekregen (in 1789 kregen deze ook politieke rechten) en hij hield zich reeds voor de revolutie uitbrak, bezig met de samenstelling van een burgerlijk wetboek en met de herziening van de handelswetten

Niettemin lag het min of meer in de lijn der ontwikkeling opgesloten, dat ook het koningschap als gehaat symbool van het oude regiem diende te verdwijnen. Is het in 1918 bij de Russische communistische revolutie ten aanzien van het tsarenhuis der Romanovs anders geweest? Het Franse koningschap was trouwens door diverse concessies aan het revolutieprogram reeds ten zeerste ontluisterd. Toen Lodewijk XVI zich echter met zijn hofhouding door een vlucht naar het grensleger aan de verdere verantwoordelijk voor de gang van zaken wilde onttrekken, werd hij ondanks zijn vermomming te Varennes herkend en gearresteerd.

Deze gebeurtenis maakte in het buitenland, vooral aan de vorstelijke hoven van Berlijn en Wenen, bijzondere indruk. Binnenslands kreeg hierdoor de republikeinse beweging, hoewel door de meerderheid van de Wetgevende Vergadering koningsgezind was, steeds meer aanhang. Een oorlog met een buitenlandse coalitie verscherpte de situatie. Door handig in te spelen op de vaderlandse gevoelens sloten zich voor enige tijd de verdeelde revolutionaire gelederen. "La patrie est en danger!" (Het vaderland is in gevaar) werd de uitroep. In deze tijd ontstond het opzwepende Franse volkslied, de Marseillaise, waarvan de inhoud wel een volkomen tegenstelling vormt met onze nationale psalm: het Wilhelmus!

De val van het koningschap

Van de aanvankelijk geleden nederlagen tegen de Pruisen en de Oostenrijkers kreeg voornamelijk de koning de schuld. Op 12 augustus 1792 bestormden de arbeiders uit de Parijse voorsteden samen met hun militaire wapenbroeders de Tuilerieën. Dit koninklijk paleis werd geplunderd.

Opnieuw moest de parlementaie revolutie buigen voor de straatrevolutie. De Volksvertegenwoordiging zag zich voor een voldongen feit gesteld en schorste, tegen de aanvaarde constitutie in, de koning in al zijn waardigheden.

Volksmenner Marat eiste in zijn invloedrijk orgaan "1' Ami du peuple" volksrechtbanken en massaexecuties om het beweerde landverraad te straffen. Dit leidde tot de beruchte Septembermoorden (2-6 september 1792), die alleen in Parijs aan meer dan 1100 mensen, waaronder voor de helft grijsaards, vrouwen en kinderen, het leven kostten. Edelen, onbeëdigde priesters, officieren, meest weerloze gevangenen, vielen onder beulshanden. Nu eerst toonde de revolutie haar ware gezicht!

Het kan ons bekend zijn dat uiteindelijk ook koning Lodewijk XVI het slachtoffer van deze heilloze ontwikkeling is geworden. De meer behoudende partij van de Girondijnen, die een afkeer hadden van straatterreur en eerbied voor wettige vormen, werden overvleugeld door de radicale Jacobijnen met woordvoerders als Danton, Marat en Robespierre. Het is eveneens een karaksterieke trek van een revolutionaire beweging dat de consequente revolutionairen het altijd winnen van de weifelaars. Robespierre c.s. brachten slechts in de praktijk wat de fijnbesneden pen van Rousseau hen had geleerd: geen koninklijk- maar staats-absolutisme, gegrond op de volkswil!

De koning moest verschijnen voor een rechtbank van de Nationale Conventie. Het Parijse gepeupel uitte vanaf de publieke tribune de gruwelijkste bedreigingen tegen de Girondijnen, die de koning nog wilden sparen en applaudisseerde voor de Jacobijnse volksmenners, die zijn dood eisten. "Lodewijk moet sterven, opdat de Republiek leve!" Het doodvonnis, dat genomen werd met een geringe meerderheid van 387 tegen 334 stemmen, werd uitgevoerd in een sfeer van haat en vrees. Op de "Place de la Révolution", thans "Place de la Concorde" (Plein van de eenheid!) viel op 21 januari 1793 het hoofd van „burger Louis Capet" onder de guillotine. Op 16 oktober liet ook zijn echtgenote Marie-Antoinette het leven op het schavot. Het baatte haar niet dat zij tijdens haar leven het graf van de door haar gewaardeerde Rousseau, een bedevaartsplaats voor velen, had bezocht.

Het schrikbewind van Robespierre

De terechtstelling van Lodewijk XVI betekende niet maar de onthoofding van een vorst. Het beginsel van het gezag zélf werd aangerand, het was een misdaad tegen het goddelijke gezag der overheid. Deze koningsmoord gaf niet alleen het sein tot een onverzoenlijke oorlog tussen het revolutionaire Frankrijk en het overige Europa, maar ook tot een strijd op leven en dood tussen de Girondijnen en de Jacobijnen, tussen de "verraders" en de "patriotten".

Het Parijse volk bestormde op 2 juni de vergadering van de Nationale Conventie en eiste de arrestatie van de Girondijnen. "Het volk is hier niet aanwezig om frasen aan te horen, maar om bevelen te geven!" Slechts enkele Girondijnen wisten door de vlucht het vege lijf te redden, de meesten vielen onder het "scheermes van de revolutie". Hun val luidde het Schrikbewind van Robespierre in, dat van 1 juni 1793 tot 27 juli 1794 heeft geduurd.

Wij zullen de lezer een uitvoerige beschrijving van de dictatuur van Robespierre besparen. Groen van Prinsterer noemt deze periode een "politieke hellevaart". De revolutierechtbank, onder de luisterrijke naam van "Comité de Salut Public" (Comité voor het algemeen welzijn!), trad meedogenloos op tegen elke schijn van contra-revolutionaire gezindheid. Terreur en doodvonnissen waren aan de orde van de dag.

Deze periode van de "grote terreur" viel samen met de invoering van de nieuwe "godsdienst der Rede", die in het leven werd geroepen door de volgelingen van Hébert. Dezen ontketenden een ware beeldenstorm en riepen de volksmenners Brutus en Marat tot hun heiligen uit. Op 10 november 1793 vierden zij in de ontwijde kathedraal de Notre Dame te Parijs het inwijdingsfeest van de nieuwe godsdienst der rede, waarbij de toneelspeelster Candeille als godin fungeerde. De oude Christelijke jaaartelling werd zelfs door de Republikeinse Kalender vervangen.

De dienst van het Opperwezen

Deze anti-christelijke houding ging Robespierre ook uit politieke overwegingen toch te ver. Hij was op het voetspoor van Rousseau een voorstander van een vage staatsgodsdienst, waaraan de "dienst van het Opperwezen" ten grondslag zou moeten liggen.

Wij stellen ons vaak voor dat de Franse Revolutionairen allen brute godsloochenaars zouden zijn geweest. Niets is echter minder waar! Neem slechts Maximiliaan Robespierre, die algemeen door ons als een bloeddorstig monster en de vleesgeworden revolutiegeest wordt beschouwd. Deze voorstelling strijdt echter met de werkelijkheid.

Robespierre was allesbehalve een zedeloos en ontaard schepsel. Vanwege zijn onbaatzuchtigheid werd hij zelfs de "Onomkoopbare" genoemd. Hij was een "edel" vertegenwoordiger van het deïsme, die oprecht geloofde aan een Opperwezen, aan deugd en aan onsterfelijkheid.

"Robespierre genoot toenmaals bij het volk verreweg het grootste aanzien, " zegt de Franse historicus Mignet, "in zekere zin was hij de man, die de koers van de Franse republiek bepaalde en de publieke opinie beheerste." Als een gedreven revolutionair geloofde hij oprecht aan de door hem voorgestane revolutieleer, die voor hem het karakter van een religie droeg.

Deze edele gezindheid van de revolutie weerhield hem echter niet om, teneinde de verworvenheden van de revolutie veilig te stellen, een stroom van onschuldig bloed te vergieten. Aan de 100.000 gevluchte en voor de wet doodverklaarde emigranten in het buitenland werden binnenlands nog een 40.000 gedode slachtoffers van de permanente revolutie toegevoegd. Totdat ook Robespierre zelf onder beulshanden viel en Frankrijk weer enige tijd verlicht adem kon halen.

Het redelijk alternatief: Napoleon Bonaparte

Na enkele stuiptrekkingen gaf de republiek eerlang de geest. Een tijdperk van nieuwe terreur na de staatsgreep van Barras werd afgewend door Siéyès, die de burgerij bevredigde met de man van het redelijk alternatief: de populaire generaal Bonaparte.

Bij de instelling van het Consulaat op 10 november 1799, waarin Napoleon de dienst uitmaakte, sprak hij de opmerkelijke woorden: "De Revolutie is teruggekeerd tot het begin; zij is ten einde!" Bij herhaling verklaarde hij het volk soeverein; het behoefde zich geen zorgen te maken over het verlies van de revolutionaire verworvenheden: de vrijheid, gelijkheid en broederschap!

De Franse revolutionairen hadden destijds als echte beeldenstormers opdracht gegeven om alle koningskleinodiën (regalia), die bewaard werden in de kapel te Reims, met mokers in stukken te-slaan. Maar toen

Napoleon zich in 1804 tot keizer der Fransen liet kronen, gaf hij hetzelfde Frankrijk opdracht om nieuwe regalia te smeden: kroon, scepter en rijksappel. Tijl Uilenspiegel zei reeds: "De wereld wil bedrogen zijn!"

Verklaring van de rechten Gods

Is de Franse Revolutie begonnen in de kringen van het verdrukte proletariaat, in een door de bevoorrechte adel en geestelijkheid uitgemergelde categorie van bezitloze arbeiders en kleine boeren? Het tegendeel is waar. De bevoorrechte standen zijn de omwenteling begonnen. "Juist de parlementen, de adel en de geestelijkheid hebben als eerste de koninklijke macht willen beperken, " schreef de "verlichte" madame De Staël. "Het merendeel van de mannen van talent onder de adel had de zijde van het volk gekozen."

Maar de r.k. geestelijkheid droeg toch ook een grote schuld aan de bestaande misstanden? Hier laat de Franse historicus A. de Tocqueville (1805-1859), wiens ouders van "contrarevolutionaire" sympathieën werden verdacht, wel een ander geluid horen. Hij noemt de toenmalige geestelijkheid tamelijk verlicht, nationaal georiënteerd en hervormingsgezind. "Ik ben vol vooroordelen begonnen; ik ben vol eerbied geëindigd."

Volgens deze gezaghebbende historicus had Frankrijk vergeleken met andere landen vanwege de materiële bestaanscondities, morele waarden en ideeën van politieke en maatschappelijke vrijheid een aanzienlijke voorsprong. Pas nadat de boeren en het volk wapens in handen hadden gekregen, ontdekten adel en burgerij dat zij hartstochten hadden ontketend, waarvan zij zelf het slachtoffer zouden worden. "Het volk dat, zich vergapend aan Rousseau's Contrat Social, zijn eigen meester had willen zijn, werd onvermijdelijk zijn eigen doodgraver" (IC.H. de Pater).

Wij willen overigens niet beweren dat het voor het voor-revolutionaire Frankrijk een aards paradijs is geweest, maar zij is dat door de revolutie zeker niet geworden, zeker ook niet onder de barbaarse heerschappij van Napoleon. In 1795 overspoelde de revolutionaire vloedgolf ook de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, met alle diep-ingrijpende gevolgen voor kerk, staat en vorstenhuis.

"Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had, dat Israël in Mijn wegen gewandeld had, " klaagt de Allerhoogste bij monde van de psalmist. "Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israël heeft Mijner niet gewild. Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen." (Psalm 81 : 14, 12, 13). Mag hetgeen hier van Israël wordt gezegd, ook niet van ons (voorheen? ) christelijk werelddeel, van onze christelijke natie worden opgemerkt?

"De Revolutie is begonnen met een verklaring van de rechten van de mensch, " zei de Franse contrarevolutionaire schrijver De Bonald eens, "zij zal pas eindigen met de verklaring van de rechten Gods!"

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1989

In het spoor | 24 Pagina's

HERDENKING VAN DE FRANSE REVOLUTIE (1789-1989) -3-

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 augustus 1989

In het spoor | 24 Pagina's