Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? - 9-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? - 9-

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Een Bilderdijk in de theologie, " zo werd dr.H.F.Kohlbrugge door diens biograaf J. van Lonkhuijzen genoemd n . Volgens deze auteur is de hier genoemde grote negentiende-eeuwse theoloog zijn leven lang op het contra-revolutionaire standpunt, waarop hij door de omgang met Bilderdijk en Da Costa voor 1833 gekomen was, blijven staan. "Kohlbrugge heeft veel van Bilderdijk overgenomen, zowel van diens contrarevolutionaire beginselen, als van diens wijze van optreden." 2) Hij heeft de dichter in diens ouderdom meermalen bezocht en is onmiskenbaar in theologisch, kerkelijk en staatkundig opzicht door hem beïnvloed. Van de erkenning van een zogenaamd "staatkundig verdrag", constitutie genoemd, waarbij de soevereiniteit van God werd opgeofferd aan die van het volk, "hebben noch Bilderdijk, noch Kohlbrugge ooit willen horen." 3)

Korte tijd na zijn promotie en zijn huwelijk met Catharina Louise Engelbert maakte Dr. Kohlbrugge met zijn vrouw een reisje naar de grijze dichter in Haarlem. Hier ontmoetten elkaar twee strijders tegen de geest des tijds, de een jong, de ander oud. Beiden hadden evenals de profeet Jeremia ellende gezien.

Geestverwant van Bilderdijk

"Waarlijk, er was meer dan een punt van overeenkomst, " schrijft Van Lonkhuijzen. "Geen wonder dat de harten tot elkander getrokken werden. Daar ging ook het dichtershart van Kohlbrugge - hoe kon het schier anders - open, en dichtte hij zijn 'Lofpsalm', een gedicht op den triomf van Gods volk in de kracht des Heeren. Met tranen in de oogen omhelsde Bilderdijk den jongen dichter, toen deze hem het vers voorlas." 4) De hier genoemde 'Lofpsalm' was overigens niet ten huize van Bilderdijk gedicht maar door Kohlbrugge kort voor zijn trouwdag, geheel in de geest en op de dichterlijke wijze van Bilderdijk gemaakt. 5) En op de avond van 15 november 1831, nauwelijks een maand voor Bilderdijks dood, bezocht Kohlbrugge in gezelschap van Bilderdijks neef Sibmacher, nogmaals de oude dichter met wie hij zo in de geest verenigd was.

Ook nog in later tijd werd er in de wetenschappelijke wereld verband tussen Bilderdijk en Kohlbrugge gelegd. "Gij zijt een rechte Bilderdijkiaan", kreeg Kohlbrugge op een college van professor Van Hengel te horen 6) . Toen genoemde hoogleraar bij deze gelegenheid namelijk geen raad wist met een bepaalde Bijbeltekst en vroeg, of een der studenten hiervan geen verklaring kon geven, deden allen het zwijgen er toe, totdat de destijds theologie studerende Kohlbrugge er een duidelijke verklaring van trachtte te geven. Professor Van Hengel had zijn opmerking echter spottend bedoeld. Willem de Clercq vermeldt in zijn Dagboek hoe een zeker student, Kraaijenbelt, hem bezocht en hem diverse anekdotes van de professoren op hun colleges vertelde, waaruit de haat

tegen Kohlbrugge bleek 7) . Spot en hoon zijn Kohlbrugge evenmin als Bilderdijk bespaard gebleven.

Welnu, voor wij de beide antirevolutionaire voortrekkers die uit de school van Bilderdijk zijn voortgekomen, namelijk Da Costa en Groen van Prinsterer behandelen, is het wel min of meer noodzakelijk de contrarevolutionaire Kohlbrugge als een andere discipel uit deze school aan de orde te stellen.

Niet alleen in theologisch opzicht heeft Kohlbrugge zich tot op onze tijd laten gelden, ook ten aanzien van de visie op onze nationale gereformeerde kerk en staat in hun onderlinge verhouding heeft hij belangwekkende uitspraken gedaan die voor onze tijd nog van bijzondere betekenis zijn.

Hermann Friedrich Kohlbrugge

Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875), geboren op 15 augustus 1803 te Amsterdam werd, hoewel zijn vader tot de Hersteld-Lutherse Gemeente behoorde, in de Gereformeerde kerk gedoopt, waarschijnlijk omdat zijn moeder hiertoe behoorde. Zijn vader dreef een tengevolge van de uitzichtloze Napoleontische tijd noodlijdende zeepziederij. Mede door een oogziekte, die hem bijna blind maakte, was de jonge Hermann genoodzaakt ongeveer twee jaar lang vele dagen achtereen in eenzame afzondering door te brengen, waarbij de ernst van dood en eeuwigheid hem veel op het hart was gebonden. Reeds op jeugdige leeftijd was er in zijn hart lust tot het predikambt en begeerte om theologie te studeren. De zorgen voor het gezin eisten echter zijn hulp op in de zeepziederij, zodat hij later des nachts met de ene hand de oven stookte en met de andere een studieboek vasthield. Tijdens zijn academiejaren raakte hij echter zijn kinderlijk geloof steeds meer kwijt en werd dit onder de as van "Heidensche deugd en wijsheid, in Joodsche Godsdientstigheid en eigen-gerechtigheid" bedolven 8) . In een brief uit 1828 schreef hij aan zijn verloofde: "Ik herinner mij een tijd, waarin het mij een genoegen was de heiligste waarheden van den christelijken godsdienst te ondermijnen, te spotten met bekeeringen en levendig geloof, te twijfelen aan het bestaan van God, die over ons allen waakt, en zijne heilige wetten te vertrappen, terwijl ik mij huichelend in allerlei gruwelijke misdaden dompelde. De vrije genade Gods heeft mij vergiffenis van zonden geschonken in het bloed van Christus." 9)

Als Kohlbrugge hier spreekt van zijn gruwelijke misdaden moeten wij echter niet denken aan een losbandige levenswandel, daarvoor is hij bewaard gebleven. De dood van zijn vader in 1825, die de last van moeder en gezin op zijn schouders legde en in de nijpendste armoede dompelde, bracht de jonge pas afgestudeerde kandidaat in de theologie op opmerkelijke wijze tot inkeer. "Waarlijk, was het anders, ik had den Heere waarschijnlijk nooit leeren kennen en was een leugenprofeet en Baaispriester en zielenverderver geworden, gelijk er tegenwoordig bij hoopen worden gevonden, " zo schreef hij in de zojuist genoemde brief.

Bekering tot de gezonde leer

Kohlbrugge werd tot hulpprediker bij de Hersteld- Lutherse Gemeente te Amsterdam aangesteld. Toen hij zich in deze tijd voorbereidde op zijn eerste openbare prediking en "in grooten angst" worstelde met de gekozen tekst, namelijk Rom. 5:1, toen, schrijft hij, "behaagde het den Almachtigen God, door Zijnen Heiligen Geest mij krachtdadig tot zich te trekken en Zijnen Zoon in mij te openbaren." Toen, zo laat hij er op volgen, "vatte ik den Bijbel weer op en het mysticismus moest plaats maken voor de gezonde leer." 10)

Kohlbrugges eerste preek is bewaard gebleven. "Niet onzeker klinkt ook in deze predikatie de bazuin van

de leer der vrije genade." 1 u De voorname inhoud van zijn prediking was volgens zijn eigen weergave: "Onze volslagen ellende; de Almacht des Heiligen Geestes; boete en bekeering; de gevaarlijkheid eener doode orthodoxie; de noodzakelijkheid van het levendig geloof; de wedergeboorte door almachtige genade; de rechtvaardiging eens zondaars voor God door het geloof alleen; de eniglijkgeldende Gerechtigheid van CHRISTUS; de onveranderlijke trouw van God." 12)

Over gebrek aan hoorders had de jonge proponent niet te klagen. Zijn theologische beginselverklaring bracht hem niet alleen vele vrienden maar ook talrijke vijanden. De ruimer denkende luthersen hielden hem voor gereformeerd en beschuldigden hem van "samenspanning met de Dacostianen". Vanwege het feit dat hij uitdrukkingen gebruikte als "kinderen des toorns" en "verdoemelijken voor God" verklaarde men hem "verbijsterd in het brein" en "lijdende aan een galachtig hart" 13) . Aan de prediking van vrije genade voor verloren zondaren was men ontwend en men verklaarde deze voor dweperij!

Afzetting als luthers proponent

Een conflict met een van de gemeentelijke predikanten, namelijk ds. D.R. Uckerman, vormde het begin van Kohlbrugges kerkelijke lijdensweg. Naar het gevoelen van deze predikant bestond de bekering hierin, "dat wij met edele gevoelens en goede voornemens, en zoo door eene allengs vermeerderde ontwikkeling van ons verstand, tot betere inzichten komen." De woorden "wedergeboorte" en bekering" werden zorgvuldig vermeden of vervangen door de term "verbetering" 14) . Hij beschuldigde de geestverwanten van Kohlbrugge ervan dwepers te zijn die de mens tot wanhoop en zelfmoord brachten. Kohlbrugge diende een aanklacht tegen hem in, waarin hij stelde dat de wijze, waarop ds. Uckerman de bekering voorstelde, "volstrekt pelagiaansch en remonstrantsch" moest worden genoemd en dat zijn leer meer overeenkomst vertoonde "met de leer van 15) Socrates dan van Jezus Christus" .

Het Consistorie, waarvan eigenlijk alleen de president ds. Bendinger aan Kohlbrugges zijde stond, noemde diens aantijging "lastertaal", en eiste onvoorwaardelijke herroeping van zijn beschuldiging. De rechtzinnige meerderheid van de gemeente stond echter geheel aan de zijde van Kohlbrugge. De nu ontbrande kerkelijke strijd verwekte in de Hersteld Lutherse gemeente grote beroering, zodat op zekere tijd ds. Uckerman zich onder politiebegeleiding naar de kerk liet brengen. Enige aanhangers van Kohlbrugge begonnen zelfs een proces voor de burgerlijke rechter om de handhaving van de rechten der gemeente tegenover haar Consistorie. Uiteindelijk echter werd niet de onrechtzinnige Uckerman maar Kohlbrugge afgezet, dat wil zeggen van zijn proponentsambt vervallen verklaard.

De jeugdige prediker, die alleen van lijdelijk verzet wilde weten, onderwierp zich en verhuisde nu naar Utrecht. Tijdens deze diepe beproevingsweg, waarin hij mede tengevolge van het verlies van zijn traktement en de langdurige ziekte van zijn vrouw soms bittere armoede leed, voltooide hij zijn studie in de theologie. Toen zijn proefschrift bijna voltooid was werd ook zijn, door uitputting en overspanning verzwakt lichaam door een zware ziekte aangetast. Aangezien hij in zijn dissertatie over Psalm 45 helder het Messiaans karakter hiervan had laten uitkomen, had men het er op toegelegd hem te laten zakken. Een van de hoogleraren noemde een dergelijke verklaring een schande voor de Utrechtse academie, maar niettemin zag men zich genoodzaakt hem vanwege zijn grote geleerdheid cum laude de doctorale graad toe te kennen.

Martelaar van kerkelijke machtspolitiek

Inmiddels was Kohlbrugge geheel overtuigd geworden "van het Christelijk Gereformeerd gevoelen aangaande de praedestinatie en verkiezing tot zaligheid, zoo als hetzelve ook geleerd wordt in de Canones van de Dordsche Synode en in de Geloofsbelijdenis der Vaderlandsche Kerk." 15) Met deze belijdenis van Gods soevereine genade werd hij dus van luthers gereformeerd en ging nu toelating zoeken tot de Hervormde kerk. Deze poging werd een langdurig vervolg van zijn kerkelijke lijdensweg.

Alle geheime machinaties van de kerkelijke besturen, de kerkeraad van Utrecht, het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Holland (waaronder zijn vorige woonplaats Amsterdam ressorteerde) etcetera, waren erop gericht deze begaafde jonge doctor in de theologie buiten de deur en zeker buiten het ambt te houden. Hij werd zonder opgave van redenen als een onruststoker aangemerkt. "Mijnheer, wij moeten rust hebben in onze kerk, rust moeten wij hebben", werd Kohlbrugge door een predikant-synodelid tijdens een onderhoud toegevoegd. "Zullen wij het uitvaagsel dat de Lutherse Kerk uitgevaagd heeft, bij ons opnemen? " 16)

Hoewel het lutherse consistorie nadrukkelijk te kennen gaf dat het geen kerkelijk gebruik was om een attest van goed gedrag af te geven, bleven de diverse kerkbesturen eraan vasthouden dat ze dat attest (van de zijde van Kohlbrugges tegenstanders dus) moesten ontvangen. Deze attesten-kwestie was natuurlijk slechts een rookgordijn, waarachter men zijn ware bedoelingen trachtte te verbergen. Uiteindelijk werd onder de schijn van vrede en broederlijke liefde zelfs een besluit uitgelokt van de Algemene Synode der Hervormde Kerk dat geen personen, die enige kerkelijke bediening bij een ander kerkgenootschap bekleedden of bekleed hadden, als lid mochten worden toegelaten. "Mijn God", riep een predikant in Zeeland

uit toen hij hiervan hoorde, "dit stuk is geheel tegen Kohlbrugge." 17) Genoemd besluit werd later weer opgeheven, maar het had inmiddels zijn dienst gedaan. Uiteindelijk werd de zwaarbeproefde prediker zonder opgave van redenen de toelating geweigerd! Van Lonkhuijzen ziet zich genoodzaakt hier te constateren: "Voor Bilderdijk, Da Costa en Groen van Prinsterer was er geen plaats op den katheder, voor Kohlbrugge zelfs niet in de Kerk." 18)

"Voor de rechtbank der openbare meening"

Na een enkele jaren geduurd hebbende martelgang besloot Kohlbrugge, die zich van zijn eer en goede naam beroofd achtte, de op deze materie betrekking hebbende documenten "voor de rechtbank der openbare meening" te brengen. Hij deed dit in 1833 in "Het Lidmaatschap bij de Hervormde Gemeente hier te lande mij willekeurig belet", terwijl hij zat aan het sterfbed van zijn geliefde (eerste) vrouw Catharina Louise Engelbert, "mijne dierbare en trouwe Catharina, " zoals hij haar noemde, "die steeds bekommerde en zich zelve altoos onwaardig achtende, die nederige dienstmaagd van onzen getrouwen Heiland." 19) Zij bezweek kort nadien aan de gevreesde volksziekte, de tering en liet een diepbedroefde jonge weduwnaar met twee kleine kinderen achter.

Het is zonder meer aangrijpend van deze verzameling documenten, die ons Kohlbrugge doen kennen als een martelaar van de kerkelijke machtspolitiek, kennis te nemen. Enkele jaren geleden is deze in fotomechanische herdruk opnieuw uitgegeven en wij raden de lezing hiervan ten sterkste aan 20) .

De eerste publikatie verwekte begrijpelijkerwijs grote beroering. Volgens Willem de Clercq in zijn beroemde dagboek was "de zaak van Kohlbrugge" op aller lippen. De uitgave van het "Lidmaatschap" zou naar zijn gevoelen "meer strijd geven, daar de dominees er zoo verschrikkelijk door hun eigen woorden en daden in tentoongesteld worden. Het is waarlijk erger dan eene komedie." 21)

De behandeling van Kohlbrugge, die door de kerkelijke autoriteiten drie jaar lang aan het lijntje was gehouden, had Groen van Prinsterer reeds eerder "met verontwaardiging vervuld" *> . 22) en diens vrouw schreef aan De Clercq: "Het onrecht is vreeselijk en geheel die historie bedroevend." 23) En mr. H.J. Koenen schreef aan Groen, dat hij over deze zaak "met leed en verontwaardiging over Het Pausdom der liberalen in de kerk vervuld was." 24) De hele affaire was een doorslaggevend bewijs van de "verdraagzaamheid" der zogenaamde verdraagzamen!

Uiteindelijk werd deze "beroerder Israëls" ook door de meeste van zijn aanvankelijk zeer verontwaardigde vrienden, die vreesden dat hij de separatistische kant zou opgaan, gesaboteerd. Uit vrees voor een R°. afscheiding 223. van de kerk werd van een gezamenlijk protest bij de aan de gereformeerde religie vijandige Synode afgezien. Kohlbrugge als "martelaar van het liberalisme" 25) zoals van Lonkhuijzen hem noemt,

werd opgeofferd op het altaar van de valse vrede! Het was een jaar voor de Afscheiding van 1834!

Een goed "krijgsknecht Christi"

We hebben enigszins uitvoerig bij deze gang van zaken rond de figuur van Kohlbrugge stil gestaan, teneinde een beeld van de toenmalige kerkelijke situatie te schetsen en de Kohlbrugges gedragslijn en beschouwing inzake kerk en staat op verantwoorde wijze te leren beoordelen. Het hierna te beschrijven principiële conflict met zijn geestverwant Da Costa, met Groen van Prinsterer, ja feitelijk met praktisch de gehele Réveilkring en zijn latere verschil van zienswijze met de meeste Afgescheidenen en later ook met Abraham Kuyper heeft alles te maken met de controverse tussen en het uiteengaan van de contrarevolutionaire en de antirevolutionaire richting. Het standpunt van Kohlbrugge inzake kerk en staat, nauw verwant aan dat van Bilderdijk, heeft uiteindelijk ook te maken met de wortels van de staatkundig gereformeerde partij!

"De vijandschap door God in het Paradijs gesteld tusschen het zaad der slange en dat der vrouwe openbaart zich door alle tijden overal waar het leven, dat uit God is, gepredikt wordt en begint te ontkiemen, " schreef Kohlbrugge in zijn "Het Lidmaatschap". "De Duivel en de wereld zegepralen niet als zij u vervolgen, afzetten en dooden, even zoo min als zij zegepraalden toe zij CHRISTUS aan het kruis genageld hadden; daarin zouden zij zegepralen, dat gij niet als een goed krijgsknecht Christi verdrukkinge leedt, en een oogenblijk ophieldt geloovig te zeggen:

Moet ik er aan, en van de baan, Ik zal den Heer' verbeiden, Doet zoo gij wilt, God is mijn schild, Die zal mij wel geleiden." 26)

W.van der Zwaag

Noten:

1) Lonkhuijzen, J. van. Hermann Friedrich Kohlbrugge en zijn prediking, in de lijst van zijn tijd, pag. 256. (Wageningen 1905). Als een correctie op dit breed oriënterend werk over Kohlbrugge (een dissertatie aan de Vrije Universiteit) kan worden beschouwd dr. J.C.S. Locher, Toelichting en Verweer. (Amsterdam 1908). Zie verder over Kohlbrugge o.a. H. van Druten, Hoe dr. H.F. Kohlbrugge predikant werd. (Leiden 1884) ten het ook in het Nederlands vertaalde werk van H. Klugkist Hess^e, Hermann Friedrich 1 Kohlbrugge. (Wuppertal-Barmen 1935). 2) Lonkhuijzen, J. van. a.w., pag. 123. \ 3) Heyst, J. van. De politiek-kerkelijke gedachten van Kohlbrugge" in: Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875). Zijn leven, zijn prediking, zijn geschriften. Een bundel studies samengesteld door dr. W. Aalders en ds. D. van Heyst, pag. 196. (Den Haag 1976). 4) Lonkhuijzen, J. van a.w., pag. 106. 5) Zie K. Groot. Kohlbrugge in en uit zijn gedichten, pag.50, 102-108. 6) Groot, K. a.w., pag.45 7) Clercq, Willem de. Onuitgegeven Dagboek op woensdag 10 april (Reveil- Archief). 8) "Mijne afzetting als Luthers proponent" in: Het lidmaatschap bij de Hervormde Gemeente hier te lande mij willekeurig belet. Echte bescheiden van H.F. Kohlbrugge, pag.1. (Leiden 1989). 9) Böhl, Dr. Eduard. Brieven van dr. H.F. Kohlbrugge, pag. 1. (Utrecht 1877). 10) Het Lidmaatschap, pag.2. 11) Lonkhuijzen, J. van. a.w., pag. 66. 12) Het Lidmaatschap, pag. 2-3. 13) Lonkhuijzen, J. van. a.w., pag.69. 14) Idem, pag. 73-74. 15) Het Lidmaatschap, pag. 44. 16) Idem, pag. 106. 17) Idem, pag. 80. Volgens J.J.E.F. Schroter: H.F. Kohlbrugge verdedigd tegenover een naamloozen briefschrijver, 1833, hadden noch de Amsterdamse ds. Kortenhoef Smith, noch de Utrechtse ds. S. van Beuningen, enkele goedgezinde predikanten, de moed door te zetten "uit menschenvrees en collega liefde". Zie Van Lonkhuijzen, a.w., pag.112-noot. 18) Lonkhuijzen, J. van. a.w., pag.121. 19) In brief aan H. van Heumen op 12 febr.1832. Zie Van Lonkhuijzen, a.w., pag. 146. 20) Voor de volledige titel, zie noot 8. 21) Pierson, A. Willem de Clercq naar zijn dagboek, dl.II, pag. 153. (Haarlem 1889). 22) Aan H.J. Koenen op 5 aug.1832. Zie: Briefwisseling Groen van Prinsterer, Eerste deel 1808-1833, bewerkt door dr. C. Gerretson, pag.589. ('s-Gravenhage 1925). 23) Aan W. de Clercq op 9 maart 1833. Zie: Briefwisseling Groen van Prinsterer, a.w., pag. 652. 24) Aan W. de Clercq op 9 maart 1833. Zie: Briefwisseling a.w., pag. 651. 25) Lonkhuijzen, J. van. a.w., pag.121. 26) Het Lidmaatschap, pag.34.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1991

In het spoor | 20 Pagina's

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? - 9-

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1991

In het spoor | 20 Pagina's