Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEZORGDHEID EN ZORGELOOSHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEZORGDHEID EN ZORGELOOSHEID

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Of we dan maar zorgeloos door het leven moeten? Neen gewis, ook dat niet. Bezorgdheid en zorgeloosheid zijn twee tegenovergestelde kwaden, waartegen de Heere zo menigmaal in Zijn Woord ons waarschuwt. Bezorgdheid en zorgeloosheid beide toch krenken het leven van Gods kinderen. Tussen beide ligt de nauwe weg, die we hebben te verkiezen. En toch, ook Gods volk heeft zoveel van dat het zieleleven-krenkend kwaacl.

Bezorgd wil eigenlijk zeggen vol van zorg en drukt zo geheel uit wat het leven is van een mens in zijn natuurlijk bestaan. Er zal wel niemand onder ons zijn, hetzij arm of rijk, die niet weet, wat het is vol zorg te zijn. Want toch, denk niet dat de bezorgdheid door geld of goed weggenomen wordt. Gij kent ze zeker ook wel, die te midden van vele goederen, met grote bezorgdheid en mismoedige bedruktheid hun dagen door worstelen, vrezend hun leven niet ten einde te kunnen brengen. Anne mensen, bij al hun goed! Arme mensen, die ons leren dat de bezorgdheid ligt in ons.

Hoe dat komt?

Eens was het anders. In het Paradi js wiesen doornen noch distelen; kende de mens smart noch verdriet. Geen donkere toekomst stond hem voor ogen. Het leven lag voor hem; het leven in Gods gunstrijke gemeenschap, hier reeds genoten, en bij volhardende gehoorzaamheid, eens te genieten eeuwig en althoos.

Maar de zonde sloeg de breuke tussen God en de mens. De zonde bracht over de mens smart en lijden en dood en verderf. In de consciëntie veroorzaakte zij schrik. Een vreze is in de natuurlijke mens, een slaafse vreze, die ons voortdrijft, en de rust rooft. En ziet nu die vreesachtige, slaafsvrezende mens de toekomst in, dan staat dat donkere hem voor ogen, dat de zonde bracht; en grijpt de angst hem aan, dat ook hem krankte, armoede, werkloosheid en de dood overvallen zal. En dat staren in de donkere toekomst wekt bezorgdheid. Bezorgd zijn is ons eigen, wijl ons leven ligt onder het rechtvaardig oordeel Gods; de vloek der zonde drukt op ons, en van nature kennen wij de enige troost niet, die die vloek alleen van ons opheffen kan. En zo gaat de bezordheid over heel ons leven; over "wat wij eten of waamiede wij ons kleden zullen".

En tegen die bezorgdheid nu zegt de Heere: "Zijt niet bezorgd".

Wat dan? Zorgeloos maar voortleven?

Zullen we dan onverschillig weg een Gallio zijn in al wat het leven brengt en brengen kan?

Verre van dat. Zorgen moogt ge en zorgen moet ge; maar zorgen is heel iets anders dan bezorgd te zijn en ook heel iets anders dan zorgeloosheid.

Zorgeloos is een doorbrenger, een opmaker, een luiaard. Zorgeloosheid is het tegenovergestelde kwaad van bezorgd zijn. Hoe ernstig waarschuwt Gods Woord tegen dat kwaad. De mieren zijn niet zorgeloos, doch bereiden in de zomer hun brood voor de winter, en zij worden ons door Salomo ten voorbeeld gesteld. Die zorgeloos leeft en niet werkt, zal ook niet eten (2 Thess. 3:10). Tussen bezorgdheid en zorgeloosheid ligt de weg, die de Heere wil, dat wij wandelen zullen. Niet vol van ijdele zorgen, en niet zonder zorg. Zelfs in de staat der rechtheid, toen van bezorgdheid geen sprake was, had Adam zorge. Hij moest de hof des Heeren bewaren en bebouwen. En ook ons is zorgen geboden, "Zo iemand de zijnen, en voornamelijk zijn huisgenoten niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend en is erger dan een ongelovige." Met welk een tedere, vaderlijke zorg was Paulus dagelijks bezet over al de gemeenten! En degelijk eist Gods Woord zorg der ouders voor de kinderen; zij zullen hun kinderen schatten vergaderen. Zorgen voor de tijd en niet zorgeloos voor de eeuwigheid. Zorgeloosheid is een vreselijk kwaad.

Zorg is geboden.

Werk zolang het dag is.

Wat op uwe hand gezet is, doe dat met al uwe macht. Het is de ware godsdienst niet, gehele dagen vroom te praten, en het werken als een last te beschouwen. Zorgen moeten we, voor al wat ons is toebetrouwd. Doch zorgen zonder bezorgdheid.

Door bezorgdheid kunnen we ons niet in Gods hand geven. Niet wij, maar God beslist, wat over ons komen zal, of onze weg door voor- dan wel door tegenspoed loopt; door gezondheid of krankte; of vrouw en kinderen buiten ons vele dagen doorleven of dat wij samen mogen blijven tot in de ouderdom; of over ons brand komt dan wel dat nimmer ook maar een stoel van ons door vuur worden verteerd; of ons vee ons ontnomen dan wel voor ziekte gespaard worden zal. In één woord, ons leven is in Gods hand. En zo wij er iets van geloven mogen, zal dat de vertroosting zijn, dat is alles dat ons nog toekomen kan, wij een goed toevoorzicht hebben op onze getrouwe God en Vader dat ons geen schepsel van Zijne liefde scheiden zal; aangezien, dat alle schepselen alzo in Zijne hand zijn, dat ze tegen Zijne wil, zich noch roeren noch bewegen kunnen (Zond. 10 H.C.). Uit 's Heeren hand aanvaarden we door het geloof, al wat ons overkomt; en zo we op onze plaats zijn, willen we van Gods weg niets afhebben. Bepaalde Hij voor ons armoede, ziekte, brand of wat dies meer zij, hoe ons vlees er voor beven kan, zo we alleen slechts denken, dat het ons overkwame, als onze ziel onder God buigt, willen we ook van al die ellenden niets missen niets ontgaan zelfs.

En hoe vreemd het nu ook in de oren van velen klinke, in de verzekering ligt voor ons het mistrouwen van Gods voorzienigheid; een twisten met Gods Raad; een den Heere vooruit lopen op onze wegen. Verzekeren is niet zorgen, geen sparen; maar vloeit uit ijdele bezorgdheid; daaruit, dat we de Heere in de diepte niet volgen kunnen. Ik zwijg van het misbruik der verzekering, doch wijs alleen op de grond van ons bezwaar. Wie weet of hij 65 jaar worden zal? Of hij invalide wordt? Of hij weduwe of wezen nalaten zal?

En wijl wij dat niet weten, willen wij ons zelf in al wat ons wedervaren mocht in Gods hand geven, in de hope, dat Hij, hoewel alle zegening verbeurd is, voor ons zal zorgen, hoe dan ook; want Hij heeft alle macht ons te geven onze nooddruft. Hij kan zulks doen als een almachtig God, en wil het doen als een getrouw Vader.

Daarop wensen we ons te verlaten; en daarom schuwen wij de verzekering. Ons brood en ons water is door God verzekerd; 't is gewis. Hij betoonde het zo menigmaal bij ziekte en ongeval, in ouderdom en sterven.

Laat bezorgd zijn, die God niet kennen en Zijn Woord niet betrouwen, des Heeren kerk heeft geen verzekering van node, ja verzekering is haar zonde; nooit heeft het haar aan iets ontbroken.

"Een vergenoegde in de wille Gods heeft zulk een behagen in Gods Wil, dat hij niet zorgt, noch over het tegenwoordige, noch over de toekomende dag; dewijl hij gelooft dat God zijn Vader is, en dat het daarom alles wel en tot zijn beste zal zijn, wat God over hem brengt; dies is hij gerust en weltevreden: Ps. 91:1, 2: "Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.Ik zal tot den Heere zeggen: Mijne toevlucht en mijn Burcht! mijn God, op Welke ik vertrouw". (Brakel, Redelijke Godsdienst: Van de vergenoeging)."

Ons gemoedsbezwaar is dit, dat wij in onze consciëntie ons overreed houden, dat, zo we ons verzekeren, wij Gods eer en liefdezorg krenken; wij ons den Heere onttrekken; wij onze ziele de vrijmoedigheid roven Hem al onze noden op te dragen en de afhankelijkheid derven zullen, die we nu (zeker met onderscheid), doch in waarheid soms van harte mogen oefenen. Verzekering rooft Gods ere, en schaadt ons zieleleven.

En daarom kunnen we niet verzekeren; noch ons zelf, noch ons goed, noch onze arbeiders, vanwege des Heeren hoogheid. Hij is de Heere, dat we hem vrezen. Israël mocht zich geen paarden aanschaffen, opdat het volk het betrouwen in de krijg niet van Jehova aftrokke; en vermelden zou van het heil des Heeren alleen. Gods kerk schuwe dan de verzekering, de werelds caricatuur van wat alleen in de kerk naar ware aard der liefde zijn kan: "Draagt elkanders lasten!"

-Uit: De Invaliditeitswet, 1929, Ds. G.H. Kersten-

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1992

In het spoor | 24 Pagina's

BEZORGDHEID EN ZORGELOOSHEID

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1992

In het spoor | 24 Pagina's