Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE TAAK VAN DE OVERHEID TEN AANZIEN VAN  DE RELIGIE TIJDENS CALVIJN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE TAAK VAN DE OVERHEID TEN AANZIEN VAN DE RELIGIE TIJDENS CALVIJN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

- Calvijn en Servet

Inleiding

Toen Calvijn in zijn Bijbelverklaring het edict besprak dat Nebukadnézar uitvaardigde, zoals beschreven in Daniël 4 vers 1-3, schreef hij:

"En daarom haalt Augustinus - als gezegd - als bewijsplaats deze passage meer dan eens aan; en laat hij zien, dat Christelijke overheden zich moeten schamen voor hun slapheid, als ze ketters en Godslasteraars maar laat begaan, en Gods glorie niet verdedigen door wettige straffen, aangezien koning Nebukadnézar - die zich nooit echt bekeerd had - toch dit edict door een zekere verborgen ingeving had uitgevaardigd. Hoe het zij, dit moet bij de voorzichtige en niet twistgierige mensen bekend genoeg zijn, dat het edict van Nebukadnézar een loffelijk getuigenis gekregen heeft van de Heilige Geest. En als dit hier het geval is, dan volgt daaruit dat het de plicht van de koningen is om de dienst van God te beschermen, en een straf op te leggen aan de goddeloze verachters, die of Zijn dienst te gronde proberen te richten df de ware leer door dwalingen verkrachten; en die ook de enigheid des geloofs aantasten en de vrede der Kerk verstoren. ' n)

In uitzonderlijke gevallen achtte hij de doodstraf noodzakelijk en wel:

"Waar de religie van haar grondslagen losgescheurd wordt, afschuwelijke godslasteringen openlijk worden uitgesproken, zielen door goddeloze en verpestende leer in het verderf getrokken worden, tenslotte waar publiek op de afval van de ene God en Zijn zuivere leer wordt aangestuurd, daar moet men tot het uiterste middel grijpen, opdat het dodelijk vergif zich niet verder verbreidt." 2)

Aan de hand van de procedure tegen de openbare godslasteraar Servet zal in dit artikel nagegaan worden hoe deze uitgangspunten in een concreet geval werden toegepast. Tevens kan duidelijk worden dat de nog steeds hier en daar gangbare voorstelling alsof Calvijn Servet heeft laten ombrengen in strijd is met de feiten.

Servet

Servet werd geboren in 1511. Op 20-jarige leeftijd publiceerde hij zijn eerste werk, getiteld: De Trinitatis erroribus. Hierin is een mengelmoes te vinden van Christendom, gnosticisme en pantheïsme, met als hoofdboodschap de bestrijding van de Goddelijke Drieëenheid. Dit geschrift gaf alom grote ergernis. Hij publiceerde reeds spoedig een tweede geschrift, waarin "Retracto" (ik herroep) stond, magr waarin hij in wezen niets henïep 3) . Vervolgens werd hij uit Bazel en Straatsburg gezet.

In Parijs ging hij medicijnen studeren en werd in 1544 lijfarts van de aartsbisschop te Vienne. In die tijd werkte hij in het geheim aan zijn hoofdwerk: De Restitutio christianismi. Hierin noemde hij de Goddelijke Drieëenheid een driekoppig monster en hij bestreed het bestaan van de erfzonde, de kinderdoop en de rechtvaardigmaking door het geloof 4) . Van dit werk werden in de periode 1552-1553 ongeveer 800 a 1000 exemplaren in het geheim gedrukt. Het boek is anoniem verschenen, alleen de letters M.S.V. zijn aan het slot vermeld 5) .

Contacten met Calvijn

De eerste contacten van Servet met Calvijn dateren uit 1546. Er ontstond een briefwisseling waarin de hiervoor genoemde ketterijen centraal stonden. Calvijn schreef aan Frellon - de tussenpersoon tussen Servet en Calvijn - dat hij weinig heil zag in deze briefwisseling 6 '. De eerste brief van Calvijn getuigde van buitengewone kalmte en zachtmoedigheid. Toen Servet hem desondanks een heftige brief terugschreef, beëindigde Calvijn de briefwisseling met een scherp schrijven. Servet wilde daarop Calvijn persoonlijk bezoeken, mits met Calvijns goedvinden.

Calvijn schreef over deze kwestie aan Farel: "Maar ik wil tegenover hem voor niets instaan. Want als hij komen mocht, dan laat ik hem, als het mij ligt, niet levend hier vandaan gaan." 7) Calvijn had overigens ook Servet reeds duidelijk laten weten hij niet voor zijn veiligheid in Genève wilde instaan ondanks het feit dat Servet hierom verzocht. Servet was dus gewaarschuwd 8 '.

De Trie

Ongeveer gelijktijdig met het verschijnen van het ketterse geschrift van Servet De Restitutio christianismi werden er te Lyon vijf protestantse studenten verbrand. Deze verbranding maakte grote indruk op Calvijn en zijn vrienden 9 '.

Tot de intieme vriendenkring van Calvijn behoorde een uit Lyon gevluchte réfugé, genaamd Guillaume de Trie. Een neef van De Trie probeerde hem over te halen om weer tot de roomse kerk terug te keren. Volgens deze neef leidde de Reformatie slechts tot ongebondenheid van leer en zeden. De Trie verwees echter naar Servet, de aartsketter, - inmiddels had De Trie met grote moeite belastend materiaal tegen Servet van Calvijn los gekregen 10 ' - die Rome liet leven in tegenstelling tot de vrome gelovigen die Rome martelde 11 '. "Welk een schande, dat men ter dood brengt hen, die belijden, dat men slechts den enigen God mag aanroepen in den naam van Jezus Christus, (...) terwijl men toch hem, die Jezus Christus een afgod noemt, die de fundamenten van het geloof tracht te vernielen, (...) kan verdragen!", zo schreef hij 12 '.

De neef van De Trie werd door dit schrijven fel geschokt en lichtte de Inquisitie in. Servet werd gevangengenomen, maar wist te ontsnappen en ging

toch naar Genève. Met name het feit dat er op dat moment tegenstanders van Calvijn aan de macht waren, deed hem dit waagstuk ondernemen. Het is niet onwaarschijnlijk dat Servet hierbij plannen had om met behulp van Calvijns tegenstanders - tevens vrienden van Servet - zijn positie in Genève over te nemen 13) .

Servet in Genève

Servet begaf zich tijdens een kerkdienst onder het gehoor van Calvijn. Hij werd herkend en gevangen genomen. Servet gedroeg zich ondanks het feit dat hij gevangen zat zeer uitdagend en trad al spoedig als aanklager tegen Calvijn op 14) . Hierbij wist hij zich gesteund door ene Berthelier, een destijds beroemde libertijn [=vrij geest 15 '], één van de felste tegenstanders van Calvijn.

Deze Berthelier was geëxcommuniceerd. Hij vroeg toen de Raad van Genève om toch aan het avondmaal te mogen deelnemen. De Raad gaf toestemming, ondanks het felle protest van Calvijn. Dit gebeurde op de vrijdag voorafgaand aan de zondag waarop het Heilig Avondmaal zou worden bediend.

Calvijn wist nog een nieuwe Raadsvergadering te beleggen op de tussenliggende zaterdagmorgen. Hij verklaarde liever te zullen sterven dan het avondmaal te bedienen tegen zijn geweten. De Raad was dusdanig onder de indruk dat hij Berthelier beval om niet aan het avondmaal deel te nemen 16) . Calvijn wist hier niet van.

Zondags sprak Calvijn: "Wat mij betreft, als iemand zich zou willen indringen aan dezen disch, wien het verboden is door het Consistorium [=kerkeraad], dan voorzeker zal ik mij, al kost het mijn leven, toonen zoals mijn plicht gebiedt. Ik zal mij liever laten dooden, dan met deze hand de heiligheden des Heeren te reiken aan geoordeelde versmaders. " 17)

Toen Calvijn achter de dis des Heeren plaatsnam, kwamen noch Berthelier, noch de libertijnen.

Wel kwam de Raad met een nieuwe maatregel. Deze wilde het Consistorium het excommunicatierecht ontnemen. Calvijns positie werd steeds wankeler.

Servet vermoedde - gelet op de vijandige houding van de Raad ten aanzien van Calvijn - dat zijn kansen als nog weieens zouden kunnen keren in die zin dat hij zou worden losgelaten en dat Calvijn in de gevangenis zou belanden. Om zijn positie in positieve zin te beïnvloeden, diende hij een eis tot schadevergoeding in bij Calvijn op grond van hem aangedane "onrechtmatige bejegeningen" en tevens vroeg hij om Calvijns gevangenneming en eiste dat Calvijn moest worden gestraft 1S) .

Vooralsnog bleef echter Servet in de gevangenis. Door de Raad van Genève werd aan de Zwitserse kerken om advies gevraagd omtrent de Servets uitlatingen. Van deze kerken werd op basis van de in het verleden opgedane ervaringen een gunstig advies voor hem verwacht. Bovendien werd een voor Servet voordelige beslissing van het stadsbestuur en van de kerken van Bern verwacht. Zij waren besliste tegenstanders van Calvijn en werden derhalve geconsulteerd 19 '.

Ondanks hun negatieve houding ten aanzien van Calvijn oordeelden zij allen dat Servet de gevaarlijkste van alle Godslasteraars was en tot de brandstapel moest worden veroordeeld. De andere kerken spraken zich eveneens uit voor de doodstraf.

Het werd de brandstapel. De straf werd op 27 oktober 1553 uitgevoerd op de heuvel Champel buiten Genève.

Ten besluite

Hoewel de beslissing tot het executeren van Servet genomen is door vijanden van Calvijn en hij in dat opzicht geen invloed kon uitoefenen op het vonnis 20) , heeft de doodstraf van Servet wel zijn goedkeuring gehad. De brandstapel vond Calvijn echter een te wrede straf 21 '. Hij schreef op 17 augustus '53 aan Farel: "Ik hoop, dat het oordeel althans op de doodstraf uitvalt. Het is echter mijn wens, dat de verschrikkelijkheid van de voltrekking der straf verzacht zal worden." 22 '

Calvijns opvatting dat de overheid in een dergelijk geval als dat van Servet verplicht was om de doodstraf toe te passen, werd door de Gereformeerde theologen in die tijd gedeeld. Melanchton schreef bijvoorbeeld: "Ik oordeel dat de Raad van Genève recht heeft gedaan met de hardnekkigen mensen die niet ophouden God te lasteren, te dooden." 23) Ook de Bucer had reeds voor het proces van de kansel gezegd dat Servet de doodstraf verdiende 24 '. En om niet meer voorbeelden te noemen een fragment van de bekende Bullinger. Hij schreef aan Calvijn: "Heel de wereld moet zien, dat de Geneefschen kettersche blasphemieën hebben gehaat en met het zwaard der gerechtigheid vervolgen en de eere van de majesteit Gods vindiceeren." 25 '

De Reformatoren schroomden dus niet om de overheid op haar taak ten aanzien van het beschermen van de Gereformeerde religie te wijzen en haar voor te houden dat op moedwillig afvalligen en hardnekkigen, die willens en wetens de Goddelijke eigenschappen publiekelijk loochenden of krenkten, in het uiterste geval de doodstraf moest worden toegepast 26 '.

Thans is het maatschappelijke en politieke leven wel ver verwijderd van het beeld zoals Calvijn dit voor ogen stond. De overheid wil al zo'n 200 jaar niet meer weten van het handhaven van de beide tafels van Gods Wet en Nederland heeft vrijwel alles van zijn eertijds Gereformeerde karakter verloren. Het heeft er echter veel van weg dat deze ontwikkeling het Gereformeerde volksdeel nauwelijks beroert. Calvijn leefde echter anders en dat in een tijd die zeker niet gemakkelijker was dan die van onze dagen. Welk een nastrevenswaardig voorbeeld dus, met name ook voor hen die in Calvijns voetsporen willen of pretenderen te lopen!

Noten:

1) J. Calvijn, Verklaring van de Bijbel. Daniël, dl. 1, 1988, p. 170 2) Geciteerd uit: W. Balke, Calvijn en de doperse radikalen, 1973, p. 303 3) E. Doumergue, "Calvijn en het proces van Servet" in: AR-Staatkunde, Driemaandelijksch orgaan, Eerste jaargang, 1927, p. 195 4) G.P. van Itterzon, "Calvijn", in: Christelijke Encyclopedie, dl. 6, 1961, p. 149 5) W. de Greef, Johannes Calvijn. Zijn werk en geschriften, 1989, p. 161 6) Ibidem 7) W.F. Dankbaar, Calvijn. Zijn weg en werk, 1957, p. 113 8) Doumergue, a.a. p. 199 9) Ibidem. W. de Zwart, Calvijn in het licht zijner brieven, 1938, p. 145- 146 10) Dankbaar, a.w., p. 114-115. Van Itterzon, a.a. 11) E. Doumergue, Calvijn en Genève, 1986, p. 469 12) Ibidem. Dankbaar, a.w., p. 114 13) Dankbaar, a.w., p. 116 14) Van Itterzon, a.a. 15) Zie over de betekenis van het begrip "libertijn" in Calvijns dagen: F.L. Rutgers, Calvijns invloed op de Reformatie in de Nederlanden, 1980, p. 64, nt. 21 16) Th. Beza, Het leven en sterven van Johannes Calvijn, 1986, p. 54. Doumergue, a.a., p. 203, hier lijkt het meer op een verzoek in plaats van een bevel. Zie over de verhouding kerk-staat te Genève: H.A. Speelman, Calvijn en de zelfstandigheid van de kerk, 1994, H. 2 17) Doumergue, a.a. p. 203 18) Dankbaai - , a.w., p. 117-1)8. Doumergue, a.a., p. 203-204 19) Doumergue, a.a., p. 204 20) Ibidem. A.E. McGrath, Johannes Calvijn. Verlicht hei-vormer of vormgever van een orthodox keurslijf? , 1994, p. 142 e.v. Deze schrijver wijst er op dat Calvijn niet optrad als aanklager tegen Servet (p. 146). Dankbaar beweert dat dit wel het geval was: Dankbaar, a.w., p. 118 21) J.H. Merle d'Aubigné, Geschiedenis der Hervorming in Europa ten tijde van Calvijn, dl. 1, 1863, p. 5, nt. 1. Th. Beza, Vande Straffe welcke de wereltlijcke Overicheyt over de ketters behoort te oeffenen, 1601, p. 115 22) W. de Zwart, a.w., 1938, p. 143. Doumergue, a.a. p. 204 23) R. Fruin, Verspreide Geschriften, dl. 10, 1905, p. 126, nt. 3 24) Merle d'Aubigné, a.w., dl. 3, 1864, p. 61. De Zwart, a.w., p. 145 25) J.H. Landwehr, "Servet", in: Christelijke Encyclopedie, dl. 5, 1925, p. 160 26) Beza, a.w., p. 15, 19, 140, 275

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1994

In het spoor | 32 Pagina's

DE TAAK VAN DE OVERHEID TEN AANZIEN VAN  DE RELIGIE TIJDENS CALVIJN

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1994

In het spoor | 32 Pagina's