Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ONTWIKKELING VAN HET GELUKHEIDSDENKEN VOOR EN NA DE FRANSE REVOLUTIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ONTWIKKELING VAN HET GELUKHEIDSDENKEN VOOR EN NA DE FRANSE REVOLUTIE

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Men moge het beklagen of er in roemen, Nederland is feitelijk sedert 1848 een demokratische republiek met een Prins uit het Huis van Oranje tot erfelijken voorzitter. Onzen Koning is een Koning bij de gratie Gods, doch in geen anderen zin dan waarin ook 's Konings kleedermaker aan de goddelijke genade het aanzijn dankt." Deze woorden schreef de bekende letterkundige criticus Busken Huet in 1865 in het gerenommeerde blad De Gids. "Demokratie, volkssouvereiniteit, kleeft er smaadheid aan die woorden? Zoo wees een man en draag die smaadheid. Het zou in de geschiedenis van ons geslacht de eerste maal niet zijn, dat aan een onaanzienlijken oorsprong de belofte verbonden bleek van eene groote toekomst." 0

Busken Huet als democraat

Deze uitlatingen waren aan de speurzin van de bij het "gewone volk" geliefde blaadjes schrijver Jean Louis Bernhardi niet ontgaan. "Er zijn zoo vele schreeuwende onregtvaardigheden", zo liet hij zijn lezers weten, "of het bloed kookt ons door de aderen." Tot dit soort onrechtvaardigheden behoorde ook de genoemde "onbeschaamdheid van deze ex-dominé". Uiterst verontwaardigd over deze schending van de eerbied die een onderdaan aan ons Koningshuis verschuldigd is, vervolgde hij: "Zoo gaat het nu in ons Land toe. De dagen van 1795 schijnen weêr voorbereid te worden. De partij die toen van vrijheid droomde en die droomen als degelijke waarheden onder het volk bragt, herleeft nu weer..." 2) Staat de Koning dan gelijk aan zijn kleermaker? Dient alle verschil tussen rang en stand, man en vrouw, kerk en wereld dan te worden weggenomen?

C. Busken Huet (1826-1886) was inderdaad een exdominee. Hij was afkomstig uit een geslacht van Franse refugiés. Wegens overgang naar het modernisme legde hij zijn ambt als predikant in de Hervormde (Waalse) kerk neer, evenals de uit de Réveilkringen afkomstige Allard Pierson. Zijn Schriftcritische Brieven uit den Bijbel uit 1858 werden later gevolgd door de roman Lidewyde in 1868, die vanwege een voor het toenmalige Nederland veel te realistisch karakter in brede kring aanstoot gaf.

Uitspraken als die van Busken Huet waren destijds nog uitzonderingen. Ze verwekten zoveel opzien dat de schrijver zich genoodzaakt zag als redacteur van De Gids af te treden. Aan het hoofd van de redactie van dit toonaangevende literaire orgaan stond destijds P.A.S. van Limburg Brouwer, lid van de Tweede Kamer en vertegenwoordiger van de liberale richting. De uitspraken van zijn mederedactielid gingen ook hem te ver. Van woorden als volkssoevereiniteit en democratie had de meerderheid van ons volk in 1865 toch nog een afkeer. Zelfs de liberalen, met als bekwaam woordvoerder de gewezen hoogleraar J.R. Thorbecke, voerden het beginsel van de volkssoevereiniteit nog niet in hun vaandel. En democratie en volkssoevereiniteit waren omstreeks het midden van de vorige eeuw voor velen nog identieke begrippen.

De achttiende-eeuwse Verlichting

Liberté, égalité, fraternité, dat was immers de leus van de Franse Revolutie? Vrijheid, gelijkheid en broederschap! Het woord liberté vinden wij terug in de groeps- of partij aanduiding libertijnen en liberalen, het woord égalité in het begrip egaliseren: vereffenen of gelijkmaken. Alle oneffenheden of obstakels, hetzij in politiek of godsdienstig, later ook in maatschappelijk opzicht, moesten uit de weg worden geruimd. De op het fundament van vrijheid en gelijkheid rustende broederschap diende niet door godsdienstige of kerkelijke geschillen te worden verstoord. Naast vrijheid, gelijkheid en broederschap was tolerantie, was verdraagzaamheid het wachtwoord geworden. De wortels van het gelijkheids- en medezeggenschapsstreven dienen echter niet in de eerste plaats bij de uitvoerders, maar bij de wegbereiders van de Franse Revolutie te worden gezocht 3) . Aan deze omwenteling ging immers het tijdperk van de rationalistische achttiende-eeuwse Verlichting vooraf. De in deze tijd opgekomen democratiseringsgedachte stond in toenemende mate in het licht van politiek-maatschappelijke emancipatie en democratisering. Deze ontwikkeling kreeg in de Franse Revolutie een min of meer radicale vormgeving, ten gevolge waarvan de volkssoevereiniteit de grondslag werd voor de moderne staatkunde.

De min of meer radikaal-liberale Busken Huet kan als een welsprekend vertegenwoordiger van het negen-

tiende-eeuwse gelijkheidsstreven worden aangemerkt. Voor een soortgelijk vertegenwoordiger van het gelijkheidsstreven uit de achttiende eeuw, uit het tijdperk der Verlichting dus, vestigen we nu even de aandacht op Van der Capellen. Deze democratischgezinde Patriot richtte zich in 1781 in zijn strijd tegen het stadhouderschap van Willem V met een geruchtmakend manifest tot het Nederlandse volk.

Een democratisch patriot

"O Landgenooten... Het Land hoord Ulieder met malkanderen toe en niet den Prins met zyne Grooten alleen", zo roept deze democratischgezinde Patriot het zijn "Vrye Batavieren" toe. De stadhouder en zijn aristocratische regenten kunnen het volk toch niet behandelen "als hunnen erflyken eigendom, als hunne Ossen en Schapen, dewelken zy naar hun goeddunken of scheeren of slagten kunnen en mogen."? Wie zijn de eigenlijke meesters van het volk? Wel, zo verklaart hij, dat is "het Volk dat in een Land woond, de Ingezetenen, de Burgers en Boeren, minvermogenden en ryken, grooten en kleinen, deeze allen byeengenomen zyn de waare Eigenaars, de Heeren en Meesters van het Land, en kunnen zeggen hoe zy het hebben willen; hoe en door wie zy willen geregeerd weezen." 4)

Wie was eigenlijk Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784)? Hij was een karakteristiek vertegenwoordiger van de inzonderheid na 1780 optredende Patriottenbeweging, "de eerste democratische beweging die niet op lokale maar op nationale leest was geschoeid." 5 ' Deze Overijsselse landedelman stond sterk onder invloed van de voor-revolutionaire schrijvers, voornamelijk Engelse theoretici, van wie hij enkele werken vertaalde. Na veel moeite verkreeg hij zitting in de Overijsselse Statenvergadering, waar hij actie voerde tegen de stadhouder en de meerderheid van de Statenleden. Hij achtte de vrijheid bedreigd door de te grote macht van de stadhouder en wilde deze beperken door de invoering van een ongecensureerde drukpers en een burgermilitie. Vandaar de latere totstandkoming van de vrijcorpsen of exercitiegenootschappen die, onder de schijn van burgerbewapening tegen de buitenlandse vijand, in wezen gericht waren tegen de bestaande binnenlandse orde en het gezag van de Prins.

Van der Capellen heeft zich in de Overijsselse Staten vooral sterk gemaakt voor de afschaffing van de zogenaamde drostendiensten, waarbij de boeren gehouden waren twee dagen in het jaar een zekere mate van gedwongen arbeid te verrichten, die echter voor een gering bedrag afkoopbaar was. Toen hij de Ridderschap in de Staten steeds meer van zich vervreemdde, werd hij in 1778 uit de Statenvergadering gesloten. In 1781 verscheen zijn anonieme pamflet Aan het volk van Nederland. De hierin verkondigde opvattingen waren destijds nog zo revolutionair dat hij deze niet op eigen naam durfde publiceren. Eerst in de twintigste eeuw kon worden bewezen dat hij de schrijver was. Het geschrift was een felle en welsprekende aanklacht tegen de stadhouder, die voor alle ook in de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) geleden rampen verantwoordelijk werd gesteld. Het maakte alom diepe indruk.

Het manifest van de volkssoevereiniteit

Aan het volk van Nederland was het revolutionaire manifest van de volkssoevereiniteit, "het democratisch uitgangspunt van de gelijkheid van alle mensen" 6) dat het programma werd van de opkomende burgerdemocratie. "Men is in eigenlijken zin een slaaf van hem, dien men gedwongen is te dienen", zo klinkt het. De Overijsselse boeren worden, "evenals de negerslaven in de volksplantingen" gedwongen (twee dagen per jaar!) tot arbeid voor hun heren. "Door dezelfde hand geschapen ...en voor het aangezicht van den groten Schepper van Hemel en Aarde in 't stof kruipende, zijn zich alle Mensen onderling gelijk".

Het heil en het welzijn van "alle leden des gehelen volks" is de eerste en de hoogste wet, aldus Van der Capellen. "De natuur derhalve kent geen meesters en slaven." De handdienst van de boeren die met vijf stuivers, de wagendienst die met een gulden afkoopbaar was, werd door de schrijver vergeleken met de geweldenarij van Filips II en het lot van de negerslaven! U hoort het wel, hier klinkt de vrijmoedige, om niet te zeggen onbeschaamde belijdenis van de soevereiniteit van het volk. Hierin beluisteren wij duidelijk de verkondiging van de rechten van de mens, zoals deze enkele jaren later in de Franse Revolutie tot uitdrukking werden gebracht. Alle nadruk wordt gelegd niet alleen op de onbeperkte vrijheid, maar ook op de gelijkheid van alle schepselen. Eigen meester, niemands knecht!

Groen van Prinsterer voegt er het volgende commentaar aan toe: "Waarschijnlijk zou de gloed van 's mans verontwaardiging bekoeld zijn, indien hij enige jaren had kunnen vooruitzien; indien hij met drostendiensten de diensten had kunnen vergelijken, weldra, ten behoeve van de dwingelandij zijner Franse vrienden, aan de rampzalige landbevolking ontperst." 7) Van der Capellen wordt door tijdgenoot en nageslacht echter als de grote kampioen voor de burgerrechten, voor de vrijheid en de gelijkheid, voor de algemene democratisering aangemerkt. De drostendiensten werden overigens reeds in 1783 afgeschaft en Van der Capellen stierf in het volgende jaar. Maar wie wind zaait zal storm oogsten! De in 1789 uitbrekende Franse Revolutie hield een grondiger opruiming dan alleen van de drostendiensten en de bedenkelijke zegeningen hiervan heeft ons volk in 1795 aan den lijve ondervonden. Groen had wel gelijk!

Van Patriotten naar Liberalen

In de ogen van de contrarevolutionaire Bilderdijk waren democratischgezinde Patriotten van de achttiende eeuw, zoals Van der Capellen, slechts ordinaire "oproerkraayers". Hij heeft in zijn gedichten nooit nagelaten er op te wijzen dat de "Keezen", zoals de Patriotten ook wel werden genoemd, in de negentiende eeuw zowel de liberalen als de radicalen (die nog een stapje verder gingen) hebben voortgebracht:

De KEEZEN stierven uit: maar teelden LIBERALEN! En 't zoo beminlijk woord, de naam van PATRIOT, Zoo dikwerf reeds misbruikt en Holland lang ten spot, Herleeft in 't waanwijs ras van domme RADICA- LEN. 8 '

Tussen de revolutionairgezinde patriot Van der Capellen en de gelijkgezinde liberaal Busken Huet, beide begaafde auteurs en karakteristieke persoonlijkheden, bestaat dus een bepaalde mate van geestverwantschap. Er is dan ook weinig fantasie voor nodig om uit hun beginselen het revolutionaire gelijkheidsstreven af te leiden. Dit streven kan worden geplaatst in het kader van de strijd voor de rechten van de mens, niet voor die van God!

Tijdens de omwenteling van 1795 was het de democratische patriot Pieter Paulus die, als aanhanger van de volkssoevereiniteit, deze beginselen in een nieuwe staatsregeling tracht onder te brengen. Meen nu echter niet dat deze democraat, die men in de toenmalige pamfletliteratuur "een Apostel der Menschheid" noemde en met "den wijsgeer Paulus" vergeleek 9 *, een voorstander was van (onbeperkte) gelijkheid voor allen, al voerde hij deze leuze wel in zijn vaandel. Van de invloed van het lagere volk, dat hij als dom en onwetend beschouwde, moest hij en zijn aanhang niets hebben. Wat dat betreft onderscheidde hij zich in niets van zijn oudere tijdgenoot Van der Capellen. En ook de negentiende-eeuwse liberalen van het slag Busken Huet richtten (evenals hun leider Thorbecke) alleen het oog op het "(wel)denkend deel der natie", dat deel dat ontwikkeld en tamelijk welgesteld was. Alle mensen zijn wel gelijk, maar de een is immers wat meer gelijk dan de ander!

De "Rechten van den Mens"

Jezus, als "den godlyken stigter van den Christelyken godsdienst", zo verkondigde Pieter Paulus, heeft ons de leer van "algemeene broederlyke liefde, zonder onderscheid" gebracht. De door Jezus, als "de beste mens en burger" nadrukkelijk gepredikte leer van gelijkheid is van "goddelyken oorsprong". Dit betekent niet alleen gelijke bescherming van alle godsdiensten, waarbij dus de "heersende" Gereformeerde kerk moet verdwijnen, maar tevens "gelykheid der natiën" als basis voor de wereldvrede 10 *.

Het eerste van de vierentwintig artikelen, die in navolging van de Franse Declaratie van de rechten van den mens en van den burger op de Nationale Vergadering van 13 juli 1797 werden vastgesteld, luidde dan ook: "Alle Menschen zyn, als Menschen, aan eikanderen gelyk, en hebben als de zodanigen, ook gelyke Rechten", terwijl in het achtste artikel werd beleden dat de "Oppermagt" (de soevereiniteit dus) berustte bij "het geheele volk". Zonder de "heilzamen invloed van den godsdienst" te willen loochenen, werd de scheiding van staat en kerk, (nog) niet tussen staat en godsdienst, doorgevoerd! 11 '

Tijdens de Bataafse Republiek (1795-1806) en vooral later onder het Napoleontische bewind is, zoals Groen heeft opgemerkt, de democratisch-patriottische geestdrift aanmerkelijk bekoeld, maar de beleden beginselen zijn, zij het onder gewijzigde vorm, springlevend gebleven. Het kan niet worden ontkend dat na de restauratie en het herstel van het Oranjehuis in 1813

velen die vroeger tot de warmste democraten hadden behoord, zich later de ijverigste dienaren van Koning Willem I hebben betoond. "Ook Oranjegezinden waren voorstanders eener vrijheid, wier toepassing ten gunste van het geliefde Stamhuis begon; ook revolutionairen waren vrienden van Oranje, nu Oranje zelf de beginselen omhelsde die zij verkondigd hadden", schreef Groen van Prinsterer 12) .

De constitutie-drang der Liberalen

Vanzelfsprekend dienden de op revolutionaire wijze verkregen verworvenheden nu ook in een liberale constitutie te worden vastgelegd. De beginselen van de wijsgerige "verlichting" moesten echter "met matiging en nauwgezetheid" op de voorgrond worden gesteld om aldus een duurzaam evenwicht te verkrijgen. "En zoo werd bijna geheel het westelijk Europa eene soort van constitutie-fabrijk", constateert Groen een weinig spottend 13) . Zo raakte ook Nederland onder invloed van liberale denkbeelden. Constitutioneel, niet democratisch, werd het modewoord. "'Constitutioneel' was het punt waarover de strijd gevoerd werd, niet over 'democratie'" 14 '. Democratie was een veel te geladen begrip en werd algemeen vereenzelvigd met volkssoevereiniteit, waarvan zelfs de liberalen tijdens Thorbecke nog een afkeer hadden.

"Demokraten zijn zij, die geen andere bron van regt en wet erkennen dan hetgeen de meerderheid, de helft plus één wil", verklaarde in de discussie rond Busken Huet de conservatieve afgevaardigde W. Wintgens. "Het democratische beginsel is de onderdrukking, de vernietiging van de vrijheid." 15 ' Ook na de aanvaarding van de ingrijpende Grondwetsherziening van 1848 kwam het moderne vrijheids- en gelijkheidsaspect van de democratie, zoals wij dit momenteel zowel van onchristelijke als van Christelijke zijde tegenkomen, nog niet naar voren. Het volk was immers nog niet rijp om het lot in eigen handen te nemen? Hiertoe was in de optiek der liberalen een proces van geleidelijkheid beter dan een revolutionaire omwenteling.

De revolutionaire beginselen vroegen dus om een gematigde, liberale toepassing! De democratie, niet in de vorm van volkssoevereiniteit, maar in die van kiesrechtuitbreiding brak zich onweerstaanbaar baan. Dit kiesrecht gold dan enkel voor degenen die een bepaald bedrag aan belastingen betaalden, dus voor de gegoede burgerij. Het betrof hier dus nog niet de verwezenlijking van het revolutionaire gelijkheidsprincipe voor alle burgers. Het gelijkheidsbeginsel stond bij de liberalen niet zo hoog genoteerd dat zij de regeringsmaatregelen tegen de Afgescheidenen afkeurden en veel ruimte verleenden aan de bijzondere school!

Bij de Grondwetsherziening van 1848 verplaatste het overwicht in het parlementaire stelsel zich van de koning naar de volksvertegenwoordiging, van de uitvoerende naar de wetgevende macht. Niettemin noemt Groen van Prinsterer toch de oorsprong van deze Grondwetsherziening revolutionair. "Het constitutioneel gezag heeft zich naar den revolutionairen aandrang gevoegd" en is vanwege de politieke onrust in Europa voor een denkbeeldige overmacht gezwicht. "Dit ZWICHTEN, dit historische feit heeft groote betekenis en kracht. De hoofdsom der zaak is dat men den leer der volkssouvereiniteit in praktijk gebragt

Het revolutionaire gelijkheidsstreven had weer een mijlpaal bereikt. heeft." 16)

Van Groen van Prinsterer naar Kuyper

De Franse Revolutie van 1789 had, evenals de hieruit voortvloeiende grondwetsherziening van 1848, echter nog het karakter van een burgerlijke omwenteling. Maar de in het laatst van de negentiende eeuw opgekomen socialistische beweging streefde naar een proletarische revolutie, een revolutie van arbeiders en soldaten. Overeenkomstig de ideologie van Karl Marx werd deze bij de Communistische revolutie in Rusland in 1917 verwezenlijkt. Alle productiemiddelen werden door de staat opgeëist en er bleef maar een smalle sector over voor het particulier initiatief. Ten einde alle arbeiders in de zegeningen van de vooruitgang te doen delen diende alle privébezit te worden afgeschaft. Het gelijkheidsprincipe raakte hier immers ook het persoonlijk eigendom!

Als middel om dit te bereiken werd in het laatst van de vorige eeuw het algemeen kiesrecht als de praktische toepassing van de leer der volkssoevereiniteit gehanteerd. Waren de liberalen in dit opzicht nog wat huiverig, de socialisten hadden minder scrupules. De antirevolutionairen en de in dit opzicht gematigder christelijk-historischen konden hierbij niet achterblijven. Het gelijkheidsprincipe kreeg een democratische toerusting.

Kunnen we voor de bekrachtiging van deze ontwikkeling bij Groen van Prinsterer terecht? Meer dan eens heeft hij nadrukkelijk verklaard geen democraat te willen worden genoemd. Werd er met het woord democratie immers geen afgoderij bedreven? En werd met een beroep hierop niet alles geoorloofd geacht? "Van dergelijke Democratie heb ik een afschuw", verklaarde Groen. "Ik ken geen uit het algemeen stemregt geboren Natie, maar een volk in de volkshistorie geworteld." 17 ' Meer dan eens herinnert Groen in zijn geschriften aan de uitspraak van Rousseau: "Indien er een volk van goden bestond, zou het zichzelf democratisch regeren. Een zo volmaakte regering is voor mensen niet geschikt." 18 '

Antirevolutionaire democraten

Bij de strijd voor de Christelijke school werd door de antirevolutionairen onder leiding van Groen van Prinsterer nog geen beroep gedaan op het democratisch beginsel om hun eisen kracht bij te zetten. Niettemin is de historicus J. Zwaan van mening dat Groens "raadgevers steeds republikeinse!" en democratischer" werden, al kwam de aanvaarding van Kuypers "christelijk liberalisme" pas in 1874, dus kort voor Groens dood. Hij verontschuldigde zich er in 1872 min of meer voor dat hij in 1850 tegen censusverlaging gekant was. "Want op een democratisch element, op volksinvloed, heb ik steeds, met het oog op onze geschiedenis (!; WvdZ) prijs gesteld." 19 '

Abraham Kuyper noemde zich, ter onderscheiding van het revolutionaire democratiebegip, echter reeds "Christelijk-democratisch". Hij kwam dientengevolge bij de behandeling van de kieswet-Tak van Poortvliet in 1894 in botsing met zijn politieke compagnon De Savornin Lohman, die weigerde de door Kuyper aangegeven "democratische koers" te volgen. Volgens hem verstond Groen onder "democratie" iets anders dan Kuyper 20 '. Een scheuring binnen de Antirevolutionaire Partij was het gevolg!

De progressieve ontwikkeling in de Christelijke gelederen heeft echter niet stilgestaan, gezien bijvoorbeeld de radicale instelling van één van de laatste antirevolutionaire woordvoerders Bruins Slot, die vrijheid, gelijkheid en broederschap "nog zo'n gekke leus niet"

vond. Hetzelfde geluid klinkt door in het proefschrift van J.W. Sap, die verleden jaar aan de door Kuyper in het leven geroepen Vrije Universiteit is gepromoveerd en waaraan wij reeds uitvoerig aandacht hebben besteed 21 '. In zijn dissertatie wordt op knappe en welsprekende wijze het Calvinisme in verband gebracht met de strijd om de democratische rechtsstaat.

Om dit verheven doel te bereiken was volgens de schrijver "een doorbreking van het theocratisch ideaal van het vroegere calvinisme nodig." 22 ' Democratie is in de optiek van Sap "het offer van ons leven waard." Het kan inmiddels wel duidelijk zijn dat het begrip democratie momenteel een religieus geladen betekenis heeft gekregen. We zondigen dan niet meer tegen God, tegen Zijn rechten en ordinantiën, maar tegen de democratische rechtsorde met haar antidiscriminatoire bepalingen.

Vrijheid, gelijkheid en broederschap

Het klassieke land van de vrijheid, de Verenigde Staten van Amerika, levert het bewijs dat politieke vrijheid in de maatschappij tot schromelijke ongelijkheid kan leiden. En de als socialistische heilsstaat in het leven geroepen Sovjetunie heeft evenmin de gelijkheid voor alle proletarische "kameraden" tot stand gebracht. Zien wij enerzijds in Amerika dat een overmaat aan politieke vrijheid gepaard gaat met een grote mate van maatschappelijke ongelijkheid, anderzijds -in theorie althans- zien (zagen) wij in de Sovjetunie hoe de gelijkheid getracht is te verwezenlijken in een rijkelijk van concentratiekampen voorziene politiestaat. Hier kwam dus een (denkbeeldige) gelijkheid ten koste van de vrijheid tot stand.

Vrijheid en gelijkheid blijken in de praktijk moeilijk samen te kunnen gaan. Of de gelijkheid moet aan de vrijheid, of de vrijheid aan de gelijkheid worden opgeofferd. En dan laten we de gepredikte broederschap met de recente broedermoord tussen Hoetoes en Toetsies in Roeanda voor ogen nog maar buiten beschouwing. Wat de ware vrijheid betreft geldt nog steeds het woord van Christus: "Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult gij waarlijk vrij zijn." 23 ' En ook inzake de gelijkheid wordt het Schriftwoord bevestigd: "Armen en rijken ontmoeten elkander. De HEERE heeft hen allen gemaakt." 24 ' De ware gelijkheid wordt alleen naar het woord van de apostel door het geloof in Christus gevonden. "Daarin is noch Jood noch Griek; daarin is noch dienstbare noch vrije; daarin is geen man en vrouw; want gij zijt allen één in Christus Jezus." 25 ' De door de revolutionairen gepredikte gelijkheid is een illusie!

Groen van Prinsterer heeft in het revolutiejaar 1848 een pittig boekje het licht doen zien onder de sprekende titel Vrijheid, gelijkheid en broederschap. Toelichting van de Spreuk der Revolutie. Het hierbij gevoerde motto luidde: "De Satan zelf verandert zich in een engel des lichts" 26 '. Hij wijst er met klem van redenen op dat de hier genoemde drievoudige spreuk: Vrijheid, gelijkheid en broederschap drie takken zijn van de Franse wonderboom, en dat deze niet alleen in 1848 bij de Grondwetsherziening, maar ook in 1781 in Aan het Volk van Nederland, in 1795 bij de Bataafse revolutie en in 1830 bij de Belgische Opstand werd gehoord.

Wat zegt hij in dit verband van de gepredikte gelijkheid? Min of meer ironisch merkt hij op: "Ja dat vooral! Er was niet slechts ééne, maar zelfs tweederlei gelijkheid; een voor de partij die boven op, eene voor de partij die in het onderspit was geraakt." Groen heeft hier natuurlijk het oog enerzijds op de zegevierende democratische patriotten, anderzijds op de overwonnen orangisten en hij vervolgt dan: "Gelijke heerschappij in voorregt of in onregt. Waarbij nog een algemeene gelijkheid voor beide partijen, voor Oranjegezinden en Patriotten, gelijkheid in verarming en achteruitgang des Vaderlands gevoegd werd." 27 ' Niemand kon het zo spits en fijntjes zeggen als de man die verklaarde geen staatsman, maar een Evangeliebelijder te zijn!

Het gelijkheidsstreven veroordeeld

Het moderne gelijkheidsstreven houdt momenteel de geesten sterk in zijn greep gevangen. Indien voor de opmars hiervan bepaalde, op Gods Woord gefundeerde beginselen een belemmering vormen, dan worden deze met een beroep op de huidige democratische constitutie helaas zonder veel gewetensbezwaar aan de kant geschoven. In dit opzicht is er naar onze mening weinig principieel verschil tussen een sociaaldemocraat als de huidige minister-president Kok, een christen-democraat als de vorige premier Lubbers, of een liberaal-democraat als vice-premier Van Mierlo. De moderne democratie is de basis die allen met eenparige vrijheids- en gelijkheidszin broederlijk verenigt.

Hoewel in Christus inderdaad noch Jood is noch Griek, noch dienstbare noch vrije, noch man of vrouw, moet daarom alle onderscheid, alle inachtneming van de door God gestelde bepalingen tussen man en vrouw, heer en knecht, overheid en onderdaan, rijke en arme worden weggenomen? Bilderdijk, tot wiens school Groen van Prinsterer zich nimmer schaamde te behoren, heeft in een van zijn geschriften een uitspraak van Luther aangehaald: "Dit kan God van de menschen niet krijgen, dat zy Hem God willen laten zijn en niet Zijne plaats innemen." Dat is volgens hem de reden dat de mensen zo op constituties staan en niet op Gods Woord! "Het is wederspanningsgeest tegen God-zelven, het is de wil om zichzelven de wet te geven, zelf te regeeren, zelf boven het gezag (God niet uitgezonderd) te zijn; het is met één woord gezegd, de hoogmoed van Lucifer." 28 'In de "wrange vruchten van de gestadige praktijk" is volgens Groen de natuur en de strekking van de Revolutie gehoord en tevens van het oordeel Gods: "Maar Mijn volk heeft Mijn stem niet gehoord; en Israël heeft Mijner niet gewild. Dies heb Ik het overgegeven in het goeddunken huns harten, dat zij wandelden in hun raadslagen." 29 ' Het moderne gelijkheidsstreven, de hang naar zelfbeschikking, emancipatie en democratisering kan niet worden losgezien van de afval van God en Zijn Woord. Deze afval wordt in het volgende gedichtje van de predikant-dichter Nicolaas Beets duidelijk in het licht gesteld en krachtig veroordeeld:

Wat afvalt van den hogen God Moet vallen. Eenzelfde schuld, eenzelfde lot Voor allen! 't Gezin, 't geslacht, het volk, de staat, De kleinen en de groten Verlaten wordt, wat God verlaat, Wat God verstoot, verstoten! Wel hoort men daag 'lijks stem op stem Weerklinken: "Geen nood, wij redden 't zonder Hem!" Maar die het zeggen, zinken!

Noten:

1) C. Busken Huet, "De Tweede Kamer en de Staatsbegroting voor 1865" in: De Gids, 1865 no. I, p. 62 2) J.L. Bernhardi, Zamenspraak, no. 287 van 14 jan. 1865, p. 4 3) Zie hiervoor L.M.P. Scholten, "Medezeggenschap, vrucht van de Franse revolutie" in: In het Spoor, 6e jrg. 1982 no 1, 2 en 3 4) Geciteerd bij H.L. Zwitzer, "De militaire dimensie van de patriottenbeweging" in: Voor Vaderland en Vrijheid, p. 36 (zie noot 6). Voor meer informatie over deze Patriot: M. de Jong Hzn, Joan Derk van der Capellen, Staatkundig levensbeeld uit de wordingstijd van de moderne democratie in Nederland, 1921 5) H.H. Zwager, Nederland en de Verlichting, 1980, p. 129 6) G J. Schutte, "Van verguizing naar eerherstel. Het beeld van de patriotten in de negentiende en twintigste eeuw", in: Voor Vaderland en Vrijheid. De revolutie van de patriotten, onder redactie van drs. F. Grijzenhout, drs. W.W. Mijnhardt, dr. N.C.F. van Sas, 1987, p. 178 7) G. Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, 1951, p. 81 8) "Naamsverandering" in: De dichtwerken van Bilderdijk, dl. XIII p 434 9) W.J. Goslinga, De rechten van den Mensch en Burger. Een overzicht der Nederlandsche geschriften en verklaringen, 1936, p. 60 e.v. 10) Goslinga, a.w., p. 64 11) Goslinga, a.w., Bijlage p. 178-179 12) G. Groen van Prinsterer, Handboek der Geschiedenis van het Vaderland, 1978, dl. 2, p. 797 13) G. Groen van Prinsterer, Verspreide Geschriften, dl. 1, 1859, p. 188 14) J. van de Giessen, De opkomst van het woord Democratie als leuze in Nederland, 1948, p. 80 15) Handelingen Tweede Kamer 1866/1867, p. 22 e.v. Geciteerd bij Van de Giessen, a.w., p. 79 16) Groen van Prinsterer, Handboek etc., dl. 2, p. 898, 899 17) Groen van Prinsterer, Nederlandse Gedachten, serie 2, no. 86, 26 april 1871, p. 203 18) J.J. Rousseau, Oeuvres complètes, dl. 3, p. 406 geciteerd bij J. Zwaan (zie noot 19), p. 346. "S'il y avait un peuple de Dieux, il se gouvernait démocratiquement. Un Gouvernement si parfait ne convient pas a des hommes." 19) J. Zwaan, Groen van Prinsterer en de klassieke Oudheid, 1973, p. 240 20) Geciteerd bij Van de Giessen, a.w., p. 83-84 21) Zie hiervoor en voor de uitspraak van Bruins Slot "De Reformatie bakermat van de Revolutie? " in: In het Spoor, februari 1994, p. 25 22) J.W. Sap, Wegbereiders der revolutie. Calvinisme en de strijd om de democratische rechtsstaat, 1993, p. 381. Zie noot 21 23) Joh. 8 : 36 24) Spreuken 22 : 2 25) Gal. 3 : 28 26) 2 Kor. 11:14 27) G. Groen van Prinsterer, Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. Toelichting van de Spreuk der Revolutie, 1848, p. 4 28) W. Bilderdijk, De Bezwaren tegen den geest der eeuw van Mr. I. da Costa toegelicht, 1823, p. 43. Met Lucifer wordt de vorst der duisternis bedoeld. 29) Groen van Prinsterer, Handboek, dl. 2, p. 673. Hierin wordt verwezen naar Psalm 81 : 12, 13

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1994

In het spoor | 40 Pagina's

DE ONTWIKKELING VAN HET GELUKHEIDSDENKEN VOOR EN NA DE FRANSE REVOLUTIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1994

In het spoor | 40 Pagina's