Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DE PATRIOTTENTIJD NAAR DE BATAAFSE REVOLUTIE - 1-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DE PATRIOTTENTIJD NAAR DE BATAAFSE REVOLUTIE - 1-

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het rampjaar 1795

"Ontwaakt mijn waarde Landgenooten; de tijd is gekomen, dat wij ons zelf moeten verlossen van de slavernij, waaronder het Land en vooral de Boerenstand zo lang gezucht heeft. Schroomt niet de wapenen op te vatten en u te ontdoen van uwe Drosten, Hoofdschouten, Richters, Ambtsjonkers, Schouten, Collecteurs, pachters en andere beulen en bloedzuigers ... Vreest niet, dat wij het niet vol kunnen houden; zo arm en inhalig voor haarzelven de Oranje-Partij is, zo rijk en edelmoedig zijn de Patriotten ... O, Mijn Vrienden! hoe gelukkig zullen wij zijn, als ons Land eens gezuiverd is van al dat Adellijk en Aristocratisch Ongedierte ... en als het Land door brave Burgers en Boeren, bij algemene stemmen daartoe gekozen, zal geregeerd worden." 1 '

De proclamatie van Daendels

Deze inspirerende woorden zijn ontleend aan de proclamatie die de brigade-generaal Daendels bij de nadering van de Franse troepen op 21 oktober 1794 richtte tot het Nederlandse volk. "Het is zonder twijfel het fraaiste stuk revolutieproza dat Nederland bezit, " constateert Daendels' biograaf Van 't Veer. De revolutie was in aantocht en de marsrichting was Gelderland. Er waren betere tijden op komst. "Groeten en Broederschap!" zo luidde het slot van het revolutionaire manifest, "lang leve de Vrijheid en onze onvervreemdbare Rechten."

Herman Willem Daendels (1762-1818) was oorspronkelijk advocaat in zijn geboorteplaats Hattem, en sloot zich in 1785 aan bij de Patriottenpartij. Het volgende jaar nam hij deel aan de woelingen in Gelderland tegen de Prins en in 1787 aan de verdediging van Amsterdam tegen de Pruisen. Toen de restauratie van het stadhouderlijke bewind hem noodzaakte het land te verlaten, ging hij naar Duinkerken. Hier nam hij zitting in het zogenaamde Bataafse Comité, dat een omwenteling in de Noordelijke Nederlanden wilde voorbereiden. Als brigadegeneraal in het leger van Pichegru nam hij aan de Franse veldtocht van de "bevrijding" van de Nederlanden deel. Daarna ging hij als luitenant-generaal over in dienst van de in 1795 in het leven geroepen Bataafse Republiek.

In de persoon van de omwentelingsgezinde "IJzeren maarschalk" treffen wij dus een patriot aan van het eerste uur. Nu moeten wij met dat begrip patriot wel een beetje uitkijken. Voordat Oldenbarnevelt op het schavot werd onthoofd zei hij tegen het samengestroomde volk: "Mannen, gelooft niet dat ik een landverrader ben, ik heb opregt en vroom gehandeld, als een goed patriot, en zo sterf ik." 2) Vele oprechte vaderlanders sinds Oldenbarnevelt noemden zich patriotten en waren van oordeel dat zij het ware belang van het vaderland op het oog hadden. Dit was ook het geval met de vertegenwoordigers van de patriottenpartij en met Daendels.

"De oppermagt des volks"

Bij deze gang van zaken mag nimmer uit het oog worden verloren dat aan dit revolutionaire tijdperk dat van de zogenaamde Verlichting is voorafgegaan. Deze nieuwe geestelijke oriëntatie legde toenemende nadruk op het soevereine gezag van de rede. Hand in hand hiermee ontwikkelde zich ook de gedachte van de volkssoevereiniteit. Het Verlichtingsdenken zocht op rationele wijze naar politieke vormgeving en naar bevrijding van bepaalde, als knellend ervaren banden in kerk, staat en maatschappij. Inzonderheid de nauwe vereniging tussen kerk en staat werd als een van de voornaamste gebreken van het ancien régime, dus van de toenmalige staatsinrichting aangewezen.

Men begeerde echter geen revolutie, maar zogenaamd "grondwettig herstel" van de ingeslopen abuizen. Het ging immers om het "herstel en vestiging van den Tempel der edele en aanbiddelyke Vryheid van dit ons allerwaardigse dierbaar Vaderland." 3 ' Het ging uiteindelijk om niets meer of minder dan om de verwezenlijking van "de oppermagt des Volks." De deels ano-

nieme schrijvers van de talloze pamfletten, schotschriften, libellen, spectators en couranten scherpten hun pen om "de braave Lands ingezetenen tot die edele eindens aan te spooren."

H.H. Zwager, die ons een beknopt en duidelijk overzicht heeft gegeven van de Verlichting in Nederland, noemt de patriottenbeweging in de geest van Van der Capellen "de eerste democratische beweging die niet op lokale, maar op nationale leest was geschoeid." 4 ' Deze democraten waren minder programmatisch dan mentaal georganiseerd en hadden twee uitgesproken programmapunten in de vergroting van de volksinvloed en de beteugeling van het Stadhouderlijk bestel.

Het verweer van Adriaan Kluit

Enkele verstandige, maar traditioneel denkende vaderlanders sloeg de schrik om het hart. Tot hen behoorde de orangistische Leidse hoogleraar Adriaan Kluit (1735-1807). Met schrik en ontzetting hoorde hij dat men begon aan te dringen op gelijkheid van alle burgers voor de wet. Wist men echter wel wat daarin lag opgesloten? Dan zouden alle onderscheidmakende privileges moeten worden vernietigd. Dan zouden alle rechten, vrijheden en privileges die de Ridders en de Edelen tot op dat ogenblik bezaten, moeten worden afgeschaft als "strydig tegen de natuurlyke en gelykredige Burgervryheid." 5 '

Maar dan moesten tevens alle plakkaten tegen de handhaving van de Hervormde Kerk als de enige publieke kerk worden terzijde gesteld. Dan moesten alle ambten openstaan voor "Mennonieten, Luthersen, Remonstranten, Rooms-Catholieken" enz. "Dit eischt de volksregering!" riep Kluit vol ergernis uit. Wie overziet, zo vraagt hij, hiervan de rampzalige gevolgen? Dan eerst zullen de beroeringen en woelingen ten top stijgen. Dan staat "desorde, willekeurigheid, regeringloosheid, en de eindelyke ondergang van ons tot nog toe overheerlyk Staatsgebouw" voor de deur.

Kluit heeft gelijk gekregen! Maar hij werd niettemin in 1795 als hoogleraar afgezet. Hij stelde zich nadrukkelijk te weer tegen de "volksregering" en liet duidelijk blijken dat "onze Staatsregering met een Stadhouder is geweest de primitieve en oorspronklijke Regering sedert de oprichting der Republiek." 6 ' Dat was natuurlijk strafbare ketterij in de ogen der nieuwlichters en Kluit moest daarvoor het gelag betalen, evenals zijn geestverwant Bilderdijk.

De partij van de Prinsgezinden of Orangisten verenigde zich rond het Huis van Oranje voor de handhaving van het bestaande constitutioneel bestel. Men was zich wel bewust dat door de opkomende democratisering niet alleen de positie van het Oranjehuis, maar ook die van de Gereformeerde Kerk werd bedreigd. Evenmin als de patriottenpartij behoorden de Stadhoudersgezinden sociaal gezien tot één bepaalde groep der bevolking. Orangisten vond men zowel onder de adel der landprovincies als onder de regenten en aanzienlijke burgers in de steden, ook onder de militairen. Vooral de kleine burgerij en de arbeiders waren oranjegezind.

De grote meerderheid van het gewone volk beschouwde nu eenmaal Oranje als zijn verdediger tegen de willekeur van de regenten. "Een haast mythisch maar in elk geval zeer diep vertrouwen in Oranje als beschermer van de gewone man, breidel van regentenovermoed, handhaver van de gereformeerde godsdienst en redder van het land kenmerkte de Oranje-gezindheid", constateert G.J. Schutte 7 '.

Het democratiseringsprogram

Bij de historische ontwikkeling traden ook de gebreken van onze staatsregeling aan het licht. Deze waren ten dele te wijten aan de omstandigheid dat de als oorlogsverbond bedoelde Unie van Utrecht tevens dienst moest doen als grondwet. Bovendien waren de Staten- Generaal vanwege het particularisme van de afzonderlijke gewesten niet altijd in staat een krachtig bewind te voeren. Daar kwam nog bij dat de Republiek zich niet kon handhaven onder de grote mogenheden en dat de laatste stadhouders minder krachtige figuren waren die tegen de turbulente ontwikkelingen niet waren opgewassen.

Het aristocratisch bestuur van de Republiek had onder krachtige stadhouders uitstekend gefunctioneerd. Dit was ook het geval tijdens de stadhouderloze tijdperken wanneer bekwame raadpensionarissen als Johan de Wit de leiding bezaten. Bij de bezetting van de diverse overheidsfuncties gaven echter niet alleen bekwaamheid, maar ook familierelaties de doorslag. Hierdoor kwam de regentenklasse in een dominerende positie te verkeren en ontaardde deze geleidelijk in een oligarchie, met alle nadelen van dien.

In de patriottenbeweging openbaarde zich het veldwinnende democratiseringsstreven van de opkomende, verlichte burgerij. Hierbij fungeerde de leer

van de volkssoevereiniteit, zoals reeds werd opgemerkt, als inspiratiebron. Aanvankelijk zijn in deze beweging zowel een aristocratische als een democratische vleugel te onderscheiden, die beide hun aanvallen richtten op het gezag van de Prins. "De aristocraten werden ondersteund door allen voor wie vernedering van het Huis van Oranje, wegneming van elk steunpunt voor eenhoofdige staatsvorm, een goed en noodzakelijk begin was", aldus Groen van Prinsterer 8) . Toen echter "het gevaarlijk wapen van de volksoppermagt" tegen de regenten werd gekeerd, zochten dezen weer meer toenadering tot de stadhouder.

"Aan het volk van Nederland"

De leer van de volkssoevereiniteit was voor de aristocratische regenten maar een blote leus geweest. Zij beschouwden zich als de vertegenwoordigers van het soevereine volk en als lasthebbers geroepen om de volkswil ten uitvoer te brengen. De democratische woordvoerders keerden zich echter niet alleen tegen de stadhouder, maar tegen de gehele staatkundige orde, dus ook tegen de regentenheerschappij. "Die verdoemde pruiken, ik kan ze niet velen, nog minder dan den Prins, " zo liet de in ons vorige artikel genoemde democraat Joan Derk van den Capellen zich horen 9) . Deze Gelderse edelman was een van de voornaamste leiders van de democraten.

In zijn beruchte pamflet Aan het volk van Nederland, dat in 1781 verscheen en dat zoveel stof deed opwaaien, ontvouwde hij zijn blauwdruk voor een toekomstige vrije natie en riep hij, evenals later Daendels in zijn revolutionaire manifest, op tot de wapens. In het grijze verleden hadden alle vrije Bataven toegang tot de volksvergadering gehad en hun eigen regeringszaken geregeld. Iedere vrije Bataaf kon zijn vrijheid desnoods met de wapenen verdedigen. In de volgende eeuwen was deze vrijheid verloren gegaan. De inwoners van ons land waren eerst overheerst door graven en hertogen, vervolgens door koningen (Filips II) en tenslotte door de stadhouders uit het Huis van Oranje. Dat de stadhouders zich door huwelijken aan het Engelse vorstenhuis hadden verbonden, was niets meer of minder dan een nationale ramp gebleken. Frankrijk zou een betere partij zijn geweest 10) .

Revolutionaire persorganen

De revolutionaire taal van deze democratische patriot heeft haar uitwerking niet gemist. Men kan het verder allemaal bij Groen en verder in de overvloedige recente publikaties nalezen. Politieke clubs en wijkvergaderingen in talrijke steden en dorpen, een oproerige pers met vurige patriottenorganen als de Post van den Neder-Rhijn en de Politieke Kruyer, een paramilitaire organisatie (Volksbewapening heette dat!) in de vorm van vrijkorpsen en exercitiegenootschappen, die tegen de bestaande oranjegezinde schutterijen was gericht, al deze zaken brachten ons land aan de rand van een burgeroorlog. Daarbij kwam nog een met weinig inzicht en beleid gevoerde buitenlandse politiek. De sinds stadhouder-koning Willem III traditionele Engelsgezinde staatkunde werd onder invloed van de nieuwe ontwikkeling verlaten voor een alliantie met Frankrijk. De gevolgen van de verwaarlozing van leger en vloot lieten zich in toenemende mate gelden. Inzonderheid tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784), die grote schade toebracht aan onze handel, werd ons land door de Fransgezinde politiek ernstig gedupeerd. De toenemende verontwaardiging en ontevredenheid keerden zich voornamelijk tegen stadhouder Willem V en zijn adviseur, de hertog van Brunswijk, die beiden van zorgeloosheid en zelfs van verraad beschuldigd werden. Jarenlang had de Prins op uitbreiding van de marine en op versterking van de landmacht aangedrongen. De "patriottisch" gezinde regenten, die zijn voorstellen mede uit zuinigheidsoverwegingen hadden afgewezen, schreeuwden nu moord en brand en wezen de Prins als de hoofdschuldige aan. "Vorst Willem, het is alles uw schuld", zo luidde de aanklacht van Van der Capellen. "Gij zijt alles tezamen en wij eischen daarom ook alles van Uw hand!" 11 '

Willem V de "ramp van 't vaderland"

Het is schandelijk te lezen op welke wijze de Prins in diverse publikaties werd gebrandmerkt. De bekende dichter Bellamy durfde zelfs te verkondigen: Tot ramp van 't Vaderland geboren Zijt gij tot vloek des volks gesteld. n)

En in de "Opregte Nederlandsche Courant" komen wij de volgende fraaie beoordelingen van de Prins tegen: "Wat zullen, ja wat moeten eindelijk de Europische Mogentheden zeggen van de verraderlijke, moorddadige en barbaarsche wyze van Willem den Vyfden, met zijnen goddeloozen en ge vloekten aanhang, zo binnen de Provintie van Gelderland als ook Utrecht? " De Prins en de hem welgezinde regeringspersonen, onder wie ook talrijke orangistische regenten, werden aangeduid als "openbare Tierannen en Rebellen", die bezig waren "de Vrijheid den hartader af te steken." In de slotpassage lezen wij dezelfde oproerige taal als bij Daendels in zijn zojuist genoemde proclamatie:

"Maar helaas! wat schiet er dan ook meer voor het Volk van Nederland over? als gewapend zich te vereenigen om, voor het te laat zal zijn, den Dwingeland zodanig het hoofd te bieden, dat Willem den Vijfden met zijnen gevloekten aanhang, evenals Philippus den Geweldenaar [de Spaanse koning Filips II], of aan den lyve gestraft, of het Vaderland uitgebannen word, opdat het bloed der onschuldigen niet langer moge stromen, en 's Lands Tirannen strafloos hunnen gruwelyken rol uitspeelen." 13) Is het een wonder dat de Prins in 1795, bij de komst van de Franse legers en de uit Frankrijk terugkerende revolutionaire patriotten, koos voor ballingschap? Hij vreesde hetzelfde lot te zullen ondergaan als de Franse koning Lodewijk XVI, wiens hoofd enkele jaren eerder onder de guillotine was gevallen.

Patriottische predikanten

Ook diverse predikanten werden met geestdrift voor de zaak van de "nationale wedergeboorte" bezield. Eén van het was F.A. van der Kemp, doopsgezind leraar te Huizen en later te Leiden, die relaties onderhield met Van der Capellen en diens opruiende pamflet "Aan het volk van Nederland" ging verspreiden. Hij was een fervent medewerker aan diverse patriottische periodieken. In zijn uniform als vrijkorpist trok hij de kansel op en vergeleek in een biddagpreek van 1782 het toekomstig lot van de Prins met dat van Rehabeam. Deze was een "onbedreven onverlaat" en "een tiran, die allen bukken deed onder zijn ijzeren arm" I4) .

Een ander vertegenwoordiger van deze "vernieuwingsdrang" was J.H. van der Palm, in 1784 gepromoveerd en in 1785 Hervormd predikant geworden te Maartensdijk. Hij sloot zich al spoedig aan bij de patriottenkring rond Bellamy. Bij de vaandeluitreiking van een zeker exercitiegenootschap liet hij zich zelfs in dichtmaat horen:

Draegt dan de waep, nen, o myn Broeders! Voor Vryheid en 't geheiligd regt: Verwacht de gunst des Albehoeders, Ze is aan cle braven toegezegd. 15)

In 1787 sloeg hij bij de nadering van de Pruisen op de vlucht, maar nam vervolgens weer dapper deel aan de omwenteling van 1795. Zijn patriottisch verleden heeft zijn carrière geen afbreuk gedaan. In 1799 werd hij agent voor Nationale Opvoeding, in 1806 hoogleraar te Leiden. "Dat Van der Palm een riet is geweest, van den wind ginds en weder bewogen: laatstelijk een koningswindje, voormaals een volkswindje en nog vroeger - toen hem Maartensdijk ontvluchtte- een hazenwindje, dit wordt door ieder toegestemd." 16 ' Wij kunnen niet nalaten hier even het oordeel van Busken Huet over deze vrijkorpist-predikant weer te geven. Uiteraard werd deze gevierde kanselredenaar later liever niet meer aan zijn patriottisch verleden herinnerd.

Een ander heftig patriottisch gezind predikant liet op een "Bededag" de gemeente met het oog op de Stadhouder heel toepasselijk zingen uit Psalm 109:

Verklaar hem schuldig in 't gerichte; Verdrijf hem van uw aangelichte; Houd zijn gebeden zelfs voor zonden; Hij heeft zich tegen God verbonden; Verkort zijn dagen, vel hem neer; Een ander neem.' zijn ambt en eer.

Ter afwisseling werd ook wel opgegeven Psalm 52:1: Waartoe u dus beroemd in 't kwade Vermeet'le dwingeland? ll)

Wij moeten hierbij natuurlijk niet uit het oog verliezen dat dit excessen waren. De overgrote meerderheid van de rechtzinnige predikanten was oranjegezind en hield zich afzijdig van de politieke woelingen.

De orangistische dominee Scharp

De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ook oranjegezinde leraars zich niet onbetuigd lieten en in hun adhesiebetuiging aan de Prins en het Oranjehuis de grens van kritiekloze verheerlijking overschreden. De tegenstanders werden menigmaal met gelijke munt betaald. Toch waren er nog enkelen die ook in die tijd onverschrokken stelling durfden nemen. Onder hen was de Rotterdamse predikant Jan Scharp, die zijn oranjegezinde blazoen onbesmet wist te bewaren. Hij riep ook van de kansel op tot onderwerping aan de overheden en stelde zich in een uitvoerige publikatie Aan mijne Medeburgers te weer tegen de valse pamfletliteratuur van patriotse zijde 18) . Volgens hem bestond de oorzaak van alle beroerten in de verkondiging van de leer dat de oppermacht niet berustte bij de door God ingestelde overheden, maar bij het volk. Met grote verontwaardiging verwierp hij de bewering dat men wettig van de eed aan de Stadhouder ontslagen zou zijn. De door de patriotten verkondigde vrijheid was volgens hem niets anders dan oproer jegens de overheid en opstand tegen God. Wegens zijn weigering om de eed van trouw af te leggen aan de op revolutiebeginselen gestichte regering van de Bataafse republiek werd hij in 1796 afgezet. "In hunne staatkundige richting zijn deze Oranjepredikanten door de geschiedenis meer in het gelijk gesteld dan hunnen tegenstanders, al waren zij even eenzijdig, als zij alle misbruiken in het bestuur met de vlag van Oranje dekten, " constateert de overigens critische H. Barger. "Zij hebben bij de herstelling der zaken na 1813 slechts enkele schreden terug moeten doen, terwijl de patriotten met geheel hun verleden breken moesten." 19 '

Het incident-Kaat Mossel

De oefeningen van de vrijcorpsen gaven soms in enkele Hollandse steden aanleiding tot onlusten van de zijde van het oranjegezinde volk. Dit vormde voor de patriottisch gezinde regenten dan weer een welkome aanleiding de Prins te beperken in zijn machtsuitoefening. We zullen ons allen nog wel in dit verband vanuit onze schooljaren de naam van Kaat Mossel herinneren.

Eigenlijk heette ze Katharina Mulder, maar ze werd in de volksmond Kaat Mossel genoemd omdat ze "stadskeurvrouw der mosselen" was te Rotterdam. Samen met Clasina Venijn, bijgenaamd de Oranjemeid, maakte ze een uitstapje naar Den Haag, bij welke gelegenheid zij met oranje waren getooid en Oranje boven! hadden geroepen. Een en ander viel voor tijdens een demonstratie van het oranjegezinde Haagse volk tegen een afdeling vrijkorporisten, waarbij dezen zich bedreigd hadden gevoeld en er behalve enkele schoten ook enkele gewonden waren gevallen. De zaak was nu wel duidelijk. Kaatje en Klazien werden wegens het begaan van "oproerige en rustverstoorende bedrijven" als oproermakers aangemerkt en verdienden een voorbeeldige straf. Tijdens een crimineel proces werd door de Rotterdamse hoofdofficier van justitie geëist dat beide vrouwen gebrandmerkt en gegeseld moesten worden, vervolgens respectievelijk tien en zes jaar tuchthuisstraf moesten ondergaan en nadien "eeuwig bannissement". Een opmerkelijk geval van klassejustitie! Het kan bekend zijn dat de dichter Bilderdijk, die als verdediger van beide vrouwen optrad, zich ondanks de met gevelde bajonet gewapende vrijkorporisten niet liet intimideren. In weerwil van de verkregen vrijspraak voor de veroordeelden werden beide vrouwen in appèl bij het Hof van Holland overgebracht naar de Gevangenpoort, waaruit zij na drie jaar preventieve hechtenis in 1787 ten gevolge van de veranderde politieke omstandigheden werden ontslagen. Slechts een sobere schadevergoeding werd hun toegekend. En zelfs in 1795 wisten de voorvechters van "vrijheid" en "verdraagzaamheid" Kaat Mossel nog wel te vinden en ontsloegen zij haar uit haar nederig beroep. C. te Lintum, die een en ander heeft beschreven, noemt Kaat Mossel "een rampzalig slachtoffer van blinde partijwoede." 20 '

Machtsbeperking van de Prins

De binnenlandse onrust en ontevredenheid namen ten gevolge van de binnen- en buitenlandse ontwikkelingen steeds toe. Ons volk werd door partijschappen en -twisten verscheurd en aan de rand van de ondergang gebracht. De radicale, democratische richting kreeg steeds meer de overhand, vooral in de Staten van Holland. Amsterdam en Utrecht werden brandpunten, Van Berckel, Zeeberg en De Gijselaar - de respectieve pensionarissen van Amsterdam, Haarlem en Dordrecht- de matadoren van de "omwentelingsgezindheid". Onder hun leiding zegevierde de pro-Franse staatkunde, zodat ons land in 1785 een alliantie met Frankrijk sloot en een breuk met Engeland werd geforceerd. Vervolgens werd een niets ontziende campagne tegen Prins Willem V ontketend.

De vrijkorpsen en exercitiegenootschappen domineerden op vele plaatsen het straatbeeld. Het gemis aan krachtige leiding bij de prinsgezinden leidde tot kleinzielige plagerijen van de zijde van de bovendrijvende partij in Holland. In 1785 namen de Staten van Holland zelfs het besluit om het dragen van oranje, het roepen van Oranje boven! en het zingen van het Wilhelmus te verbieden. Zelfs namen als "Oranjewortels" (gele penen) en "princesseboontjes" (slaboontjes) mochten niet meer worden gebruikt.

De Staten van Holland beweerden nu dat de Prins bij het handhaven van de orde in gebreke was gebleven en ontnamen hem in 1787 het bevel over het Haagse garnizoen.

In datzelfde jaar werd nu ook de Stadhouderspoort, die Binnenhof en Buitenhof verbond en die alleen voor de prinselijke rijtuigen toegankelijk was, voor de afgevaardigden naar de Staten opengesteld. Toen de afgevaardigde van Dordrecht, de bij het volk gehate De Gijselaar, van deze poort gebruik wilde maken, leidde dit tot een incident, dat weer nieuwe vonnissen ten gevolge had.

Uiteindelijk besloot de prinselijke familie de residentie te verlaten en zich te vestigen in het Valkhof van het oranjegezinde Nijmegen. Dit besluit betekende feitelijk dat de zetel van Staten-Generaal en Raad van State aan de patriotten was prijsgegeven. De beslissende triomf van deze partij scheen in het jaar 1787 verzekerd.

Verdeeldheid tussen aristocraten en democraten

Het tegendeel was echter het geval. Juist na de overwinning op de Prins kwam de onderlinge verdeeldheid der patriotten aan het licht. In Utrecht, "brandpunt van revolutionaire woeling" volgens Groen 21), kwam het tot een openlijke breuk tussen democraten en aristocraten. Ook tegen de anti-prinsgezinde regenten werd nu, zoals Groen reeds had opgemerkt, het gevaarlijk wapen van de volksoppermacht gekeerd.

De Utrechtse democraten hadden hun regenten gesteund om de grote invloed van de Prins op het stadsbestuur tegen te gaan. Toen dit doel was bereikt, wilden zij zelf invloed uitoefenen op het stadsbestuur, hetgeen door de meeste regenten werd afgewezen. Deze verwikkelingen leidden uiteindelijk tot de totstandkoming van twee afzonderlijke Statenvergaderingen van de Utrechtse Staten. De progressieve democraten vergaderden voortaan te Amersfoort, de behoudende aristocraten te Utrecht. Een zelfde ontwikkeling voltrok zich in Friesland. De minderheid der Staten vergaderde te Franeker (het steunpunt van de patriotten), de meerderheid te Leeuwarden.

Uit vrees voor de democraten zochten de regenten toenadering tot de Prins, die de steun van de meerderheid had in de Staten van Friesland, van Gelderland en Zeeland. De Gelderse patriotten werden echter steeds agressiever, vooral te Hattem, waar de jeugdige Daendels commandant was van het vrijkorps.

Tenslotte werd de Prins door de Staten van Gelderland gemachtigd de orde in Elburg en Hattem te herstellen. De patriotten schreeuwden moord en brand en vergeleken de Gelderse proclamatie met de bloedplakkaten uit de tijd van Karei V en Filips II. Bij de nadering van de troepen van de Prins sloegen echter de vrijkorporisten uit Elburg en Hattem terstond op de vlucht en de stadjes werden zonder tegenweer bezet.

Nu maakten de antiprinsgezinde Staten van Holland zich gereed voor de strijd en benoemden een commissie van defensie voor de verdediging van hun gewest. De hier gelegerde en door hen betaalde troepen werden van de eed aan de kapitein-generaal, stadhouder Willem V, ontslagen.

Vrijkorpsen en zogenaamde vliegende legertjes moesten de grenzen bewaken en zonodig Utrecht te hulp komen. Soms waren er kleine schermutselingen, ten gevolge waarvan de kracht van de vrijkorpsen sterk werd overschat. Niet alleen echter door het drijven van de patriotten, maar ook door een weifelend stadhouderlijk bewind en een verdeelde Staten-Generaal werd ons land aan de rand van een burgeroorlog gebracht.

Een kortstondige wending

Toch waren de krachtsverhoudingen binnen de Oranjegeledingen van dien aard dat bij een krachtdadig optreden een gunstige wending niet uitgesloten geacht behoefde te worden. Dit optreden kwam echter niet van de zijde van de weifelmoedige Prins, maar van zijn echtgenote Wilhelmina van Pruisen. Dat dit op een mislukking uitliep, is dan ook eerder toe te schrijven aan de gebrekkige organisatie en het gemis aan leiding bij de Prinsgezinden dan aan de kracht van de patriottenpartij.

Het tijdelijk herstel van het Oranjehuis en de bestaande staatsregeling was uiteindelijk het gevolg van buitenlandse, in dit geval Pruisische, interventie. Deze kon echter de uiteindelijke ondergang van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden niet afwenden. Het was slechts uitstel van executie, een executie die zich in het ranpjaar 1795 voltrok. We hopen er nog nader op terug te komen.

Noten:

1) P. van 't Veer, Dciendels, maarschalk van Holland, 1963, p. 47/48

2) Zie Groen van Prinsterer, Handboek der Geschiedenis van het Vaderland, deel I, 1978, p. 214

3) Volgens de Diemermeersche Courant. Zie J. Hartog, De Patriotten en Oranje van 1747-1787, 1882, p. 176 4) H.H. Zwager, Nederland en de Verlichting, 1980, p. 129. Dit werk geeft eveneens een goed literatuuroverzicht en een uitvoerige lijst "ter verklaring" van bepaalde woorden en begrippen. 5) Zie J. Hartog, a.w., p. 177-178

6) A. Kluit, De souvereiniteit der staten van Holland verdedigd tegen de hedendaagsche leer der volksregering, 1788, p. 12 7) G.J. Schutte, "Willem IV en Willem V", in: Nassau en Oranje in de Nederlandse Geschiedenis, 1979, p. 190 8) Groen van Prinsterer, Handboek, deel 2, p. 557

9) Brieven van en aan J.D. van der Capellen tot den Pol, uitgegeven door mr. H. de Beaufort, 1879, p. 23. Vgl. In het Spoor, december 1994, p. 180 e.v 10) Zie Aan het volk van Nederland. Het patriottisch program uit 1781, met een inleiding door drs. H.L. Zwitzer

11) H.A. van Wijnen, Vorst Willem, het is alles uw schuld. Oranje en de ondergang van de Republiek bij de omwentelingen 1787-1795, 1987, p. 32, p. 111 12) A.M. Wessels, Zeeland in de Patriottentijd, 1974, p. 10 13) Wessels, a.w., p. 11

14) J. Hartog, Uit de dagen der Patriotten, z.j., p. 63 15) A. de Groot, Leven en arbeid van J.H. van der Palm, 1969, p. 25. Vgl. J. Hartog, De Patriotten en Oranje van 1747-1787, 1882, p. 206

16) C. Busken Huet, "Van der Palm en Bilderdijk", in: Litterarische Fantasiën en Kritieken, XXIV, p. 106 17) Hartog, a.w., p. 183/184 18) H.H. Barger, J. Scharp. Een predikant uit den patriottentijd, 1906, p. 75 e.v.

19) Barger, a.w., p. 91 20) Zie C. te Lintum, Uit den Patriottentijd, 1908, p. 58 21) Groen van Prinsterer, Handboek, dl. 2, p. 606

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1995

In het spoor | 20 Pagina's

VAN DE PATRIOTTENTIJD NAAR DE BATAAFSE REVOLUTIE - 1-

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1995

In het spoor | 20 Pagina's