Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GEPROGRAMMEERDE EN TOEKOMSTIGE ANTICHRIST -2-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GEPROGRAMMEERDE EN TOEKOMSTIGE ANTICHRIST -2-

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

De opvatting van de Jezuïet Lacunza

De Schotse theoloog McDougall noemde dus zijn studie die handelde over de toekomstige antichrist "De opname der heiligen".

Volgens sommigen die zich Schriftverklaarders noemen, zo merkt de schrijver op, zal de Heere bij Zijn wederkomst eerst heimelijk (of in het verborgen) komen voor Zijn heiligen. Dan zullen volgens 1 Thess. 4 : 17 diegenen die levend zijn overgebleven, worden opgenomen om Hem te ontmoeten in de lucht en dat zonder dat de wereld weet wat er gebeurt. Allen die onvoorbereid zijn zullen op aarde overblijven in een ongeredde staat. Vervolgens zal een heerser die bekend is als de antichrist zijn verschijning aankondigen.

Deze zal zich de macht als werelddictator toe-eigenen om het oude Romeinse Rijk weer te doen herleven en hierover gaan regeren.

Hij zal een verbond maken met de Joden en hun toestaan de tempeldienst te Jeruzalem te herstellen. En na verloop van drieëneenhalf jaar zal hij dat verbond verbreken en hen gaan vervolgen. Na zeven jaar zal Christus met Zijn heiligen terugkeren om de antichrist te verdelgen en een duizendjarig rijk op aarde vestigen.

Al deze dingen worden tot in details beschreven en zelfs sommige welmenende mensen, aldus McDougall, hebben de indruk verkregen dat de Bijbel deze gegevens werkelijk bevat.

Het Boek der Openbaring

Het zal bij menigeen een schok veroorzaken, zo merkt de schrijver vervolgens op, als hun wordt gezegd dat deze opvatting niet in de Bijbel voorkomt, maar in het leven is geroepen door "de ergste vijanden van de Bijbel"! Christenen zouden Gods Woord meer moeten onderzoeken met een toegankelijke geest in plaats van met een hoofd gevuld met leringen van aardse en feilbare mensen die doen alsof zij geïnspireerd zijn. Als ze zo handelden zouden zij "niet weggevoerd worden met iedere wind van leer". Zij zouden ook meer bij de geschriften van de Reformatoren te rade moeten gaan! De Bijbel werd, na gedurende eeuwen bijna onbekend te zijn geweest, door de Reformatie weer tot een toegankelijk Boek gemaakt. De Hervormers ontdekten op grond van de Schrift in de macht van Rome een getrouwe uitbeelding van een omvangrijk, antichristelijk systeem met de paus aan het hoofd. Zij zagen in het Boek der Openbaring een profetisch verslag van de vurige beproevingen die de ware Kerk zou moeten ondergaan, maar ook de uitvoering van Gods oordelen over haar vijanden. De ware kerk zou veel moeten lijden, eerst van het keizerlijk Rome en later van het pauselijk Rome. Op deze wijze werd de Apocalypse, het boek der Openbaring, een troostboek voor de gemeente des Heeren.

De Hervormer van Wittenberg, zelf door de pauselijke banvloek uitgeworpen, ontdekte evenals de Hervormer van Genève in het roomse systeem het geestelijke Babel dat in genoemde profetieën aan de kaak werd gesteld. Zij wezen op grond hiervan de paus aan als de antichrist, de mens der zonde en de zoon der verderfenis. Zij hanteerden de profetie als een tweesnijdend scherp zwaard om het goddeloze bedrog, dat de plaats van Christus' kerk had overweldigd, neer te vellen. De onverbiddelijke tegenstelling was hier: Christus of de antichrist, hier was geen vergelijk mogelijk!

Wat kon Rome doen? Rome kon niet het Boek der Openbaring uit de Bijbel verwijderen. Zij diende een andere betekenis aan dit boek te geven om de op haar gerichte beschuldigende vinger weg te nemen. De jezuïetenorde, "de meest gewetenloze instantie ter wereld", die door Loyola met de speciale bedoeling in het leven was geroepen om het werk der Reformatie te ontkrachten, zette zich aan het werk om een verklaring van de Openbaring te vinden die het Protestantisme op een zijspoor zou dirigeren.

De theorieën van Alcazar en Ribera

Alcazar, een Spaanse jezuïet, bracht de gedachte naar voren dat de apostel Johannes in het Boek der Openbaring onmogelijk gebeurtenissen kon voorzeggen die honderden jaren na zijn eigen tijd zouden geschieden. Hij had enkel geschreven over hetgeen er gebeurde in zijn eigen dagen. De antichrist kon niemand anders zijn dan keizer Nero of een andere heerszuchtige vervolger. Deze theorie is aanvaard door Duitse rationalisten en vindt geloof bij de modernisten in vele hedendaagse kerken, aldus McDougall.

Ribera echter, een andere Spaanse jezuïet, verviel in een ander uiterste en verkondigde de theorie dat het gehele Boek der Openbaring betrekking had op gebeurtenissen die plaats zouden hebben precies voor de tijd van de wederkomst van Christus en dus in de toekomst. De antichrist zou de werelddictator zijn die zou verschijnen aan het einde van deze bedeling.

Het bloedbad van de Bartholomeüsnacht, waarbij duizenden Hugenoten in Frankrijk werden omgebracht en waartoe door de jezuïeten was aangespoord, had plaats in het jaar 1572. Ribera nu publiceerde zijn theorie omstreeks het jaar 1580, terwijl de bloedsporen nog nauwelijks van de straten van Parijs waren uitgewist.

Toen de hier genoemde theorie aan de wereld werd verkondigd waren de handen van de jezuïeten nog rood gekleurd van het onschuldig bloed van de Franse Gereformeerden. Deze theorie werd, en dat voor het oog van een alwetend en rechtvaardig God, naar voren gebracht met de bedoeling om de schandvlek, alsof de paus de antichrist zou zijn, weg te nemen. Had de

paus immers niet naar aanleiding van de Bartholomeüsnacht een feestelijke herdenking georganiseerd en een medaille laten slaan tot aandenken van dit bloedbad? Redenen genoeg om de paus te brandmerken als de antichrist!

De antichrist tussen 1580 en 1830

Ribera was geen onpartijdig liefhebber van Gods Woord, die de Schriften met zuivere bedoelingen onderzocht. De apostel heeft gewaarschuwd dat velen de Schriften zullen verdraaien tot hun eigen verderf en dat velen zullen worden verleid "met beweegredenen die een schijn van recht hebben." (Kol. 2:4b). Ook velen die zich "Bijbelverklaarders" noemen, zegt onze schrijver, handhaven tegenwoordig nadrukkelijk Ribera's theorie dat de rechte verklaring van Gods Woord wijst op een toekomstige en persoonlijke antichrist.

Dit houdt dus tevens in dat de opvatting van de Reformatoren, die in het pausdom de antichrist hadden gezien, onjuist zou zijn geweest. De Protestantse kerken hadden steeds geleerd en soms ook in hun confessie vastgelegd dat de regering van de antichrist zich uitstrekte over heel de donkere Middeleeuwen heen, vanaf de vierde eeuw tot aan de tijd van de Reformatie toe. Gedurende tweehonderdvijftig jaar, van 1580 tot globaal 1830, werd deze opvatting door de Protestanten praktisch unaniem beleden. De leer echter dat een persoonlijke antichrist op de een of andere tijd in de toekomst zou verschijnen was de officieel erkende leer van Rome.

De jezuïeten hebben als steunpilaren van de macht van Rome in ons werelddeel en daarbuiten verbazingwekkende terreinwinst geboekt. Door middel van hun verdorven beginselen vormden zij een vijfde colonne, een soort van ondergrondse en perfect gestructureerde organisatie, die achter de schermen grote invloed uitoefende op de politiek. Vanwege hun aanzetten tot bedrog, tot verraad en zelfs tot geweld in kerkelijke en staatkundige aangelegenheden werden zij echter vroeger of later uit nagenoeg elk beschaafd land, waar zij vaste voet hadden gekregen, verbannen. Hun geschiedenis vermeldt ongeveer een honderd vonnissen, die door onderscheidene regeringen met het oog op hun verdrijving werden uitgesproken.

De opvattingen van Immanuël Lacunza

De jezuïetenorde werd ook uit het, overigens overwegend roomse, Zuid-Amerikaanse land Chili verbannen. Onder degenen die hiervan deel uitmaakten bevond zich ook Immanuël Lacunza, een Chileen van Spaanse afstamming. Reeds op zeventienjarige leeftijd, namelijk in 1747, was hij lid van de orde geworden. Hij had het al spoedig gebracht tot "superintendent", zeg maar tot hoofdinspecteur, van het noviciaat, dus van degenen die opgeleid werden tot het geestelijk ambt. Hij trainde deze jonge mensen met de meeste toewijding in de principes van de jezuïetenorde. Na de verbanning van deze orde uit Chili vestigde hij zich in het noorden van Italië, waar hij de resterende tijd van zijn leven besteedde aan het schrijven van een boek, getiteld De komst van de Messias in heerlijkheid en majesteit.

Lacunza was natuurlijk gepokt en gemazeld in de gangbare jezuïetische leer dat de regering van de antichrist in de toekomst zou geschieden. Hieraan voegde hij een nieuw element van zichzelf toe. Ten einde plaats te maken voor alle gebeurtenissen die, naar zijn verwachting, aan de komst van Christus vooraf zouden gaan, zou er naar zijn opvatting een bepaalde tijdsperiode verlopen tussen de opname der heiligen en de werkelijke verschijning van de Messias in Zijn heerlijkheid. Lacunza vormde zich de volgende voorstelling:

"Als de Heere terugkeert van de hemel naar de aarde zal Hij na Zijn vertrek uit de hemel en ruimschoots voor Zijn aankomst op aarde Zijn bevelen geven en Zijn gebod doen uitgaan als Koning en almachtig God. Dit zal volgens 1 Thess. 4:16 geschieden "met een geroep (In de Vulgata, de roomse Bijbel, "jussu" = naar het bevel) met de stem des archangels en met de bazuin van God." Op deze stem van de Zoon van God zullen diegenen die haar horen, terstond verrijzen. Zegt immers de evangelist Johannes niet in hoofdstuk 5:25 dat de doden zullen horen de stem van de Zoon Gods en die ze gehoord hebben zullen leven." ?

De antichrist: een persoon of een systeem

Hier is de kiem waaruit de hele theorie is voortgesproten. De theorie namelijk dat Christus TWEEMAAL zou komen, eenmaal voor Zijn heiligen, en opnieuw enige tijd later met Zijn heiligen.

Lacunza beweerde met nadruk dat het Boek der Openbaring "geheel gericht is op de komst des Heeren" en dat het niet in enig opzicht zijn vervulling vindt in de historiefeiten gedurende de Christelijke bedeling. Met deze bewering stemmen alle Futuristen (zij die dus in een toekomstige antichrist geloven) en rooms-katholieken overeen. Lacunza was echter, hoewel hoofdzakelijk schatplichtig aan de leer van Rome, tot op zekere hoogte ook een onafhankelijk denker.

Vandaar dat hij enkele opvattingen naar voren durfde brengen waarover Rome alleen maar de banvloek kon uitspreken!

Lacunza liet tenminste doorschemeren dat de antichrist in Rome zou verschijnen en dat deze de plaats van het Hoofd der Kerk zou innemen. Hij beweerde ook ronduit dat het tweede beest uit het dertiende hoofdstuk van de Openbaring duidde op het priesterschap. Niet het priesterschap van een of andere gods-

dienst maar van de kerk van Rome, een kerk die hij overigens wel als de alleenzaligmakende Kerk beschouwde. Dit priesterschap, zo geloofde hij, zou bij de verschijning van de antichrist afvallig worden, precies zoals dit bij het Joodse priesterschap het geval was geweest toen zij Christus kruisigden. En ten gevolge van de veronderstelde heiligheid van hun ambt zouden zij in staat zijn een ruime meerderheid van de Christelijke wereld te misleiden en de ware heiligen van God gaan vervolgen.

Het schadelijkst effect hiervan, althans in de optiek van de paus, was hierin gelegen dat Lacunza feitelijk de leer van zijn eigen kerk inzake de persoonlijke antichrist ter discussie trachtte te stellen. De antichrist namelijk die met al zijn bovennatuurlijke en op het boze gerichte krachten gedurende korte tijd zijn tiranniek bewind zou uitoefenen. Feitelijk naderde hij met zijn opvatting die van de Protestanten, namelijk dat de antichrist van de Schriften niet één persoon was, maar een machtig systeem of lichaam van personen dat door één geest werd bezield. Sprekend over de leringen van de roomse kerkleraars over de persoon van de antichrist verwijst hij naar hun opvattingen als "gevarieerd, duister en slechtgefundeerd, " en voegt er dan aan toe:

"Wie weet, of al deze uiteenlopende opvattingen niet hun oorsprong hebben in een of ander vals beginsel, dat zonder bedoeling als waar werd beschouwd en aangenomen? Wie weet of al het kwaad niet zijn oorsprong heeft gehad in de voorstelling van deze antichrist als een enkelvoudig en individueel persoon, en in de poging hem al de algemene en bijzondere dingen toe te schrijven die we in de Schrift vinden? Deze veronderstelling is het die, naar mijn mening, zoveel uitspraken die we in de Schrift lezen, duister en onbegrijpelijk heeft gemaakt... Kortom, dit heeft veroorzaakt dat de antichrist werd gezocht, ja, werd gevonden en met het oog van verbeelding werd aanschouwd, waar geen antichrist was en dat terzelfdertijd evenmin werd gezien noch herkend waar hij zich in werkelijkheid zou bevinden."

Lacunza veroordeelde dus met zoveel woorden het kinderlijke denkbeeld dat bij de roomsen had postgevat dat een persoonlijk dictator de Goddelijke voorzeggingen betreffende de antichrist zou vervullen.

Later werd in dit verband bijvoorbeeld gedacht aan Napoleon, die ook met de paus in conflict raakte, of aan Hitier of Stalin. Lacunza distantieerde zich van deze zienswijze in bewoordingen die naar McDougalls oordeel moderne "Bijbelverklaarders" wel ter harte mogen nemen:

"Als we zien dat dit beest (het eerste beest uit Openbaring 13) naar het algemeen gevoelen de antichrist is die we verwachten, en als we zien hoe in deze verschrikkelijke en wonderbaarlijke gelijkenis zovele dingen aangekondigd worden die zo ongewoon, zo verheven en zo verbazingwekkend zoals in die tijden over de gehele wereld zullen geschieden, dan moet deze antichrist onvergelijkelijk machtiger zijn dan een enkel persoon kan wezen en hier oneindig van verschillen. Het is niet aan twijfel onderhevig dat in die donkere tijden nu eens de ene heerser, dan weer een andere aanschouwd zal worden, en sommigen zelfs tegelijkertijd in onderscheidene plaatsen der wereld, terwijl zij het onaanzienlijk lichaam van Christus wreed vervolgen. Maar noch de ene, noch de andere heerser zal in werkelijkheid iets anders zijn dan de horens van het beest en de armen van de antichrist. "

Lacunza is niet van gevoelen dat alles wat van het beest is beschreven samen met hetgeen is voorzegd in vele andere gedeelten der Schrift, in één toekomstig persoon zal worden verwezenlijkt. En als zulk een antichrist niet zal verschijnen dan zullen we hem moeten zoeken waar deze zich reeds bevindt, namelijk binnenshuis. Het is volgens hem eveneens te vrezen, zo merkt hij op, "dat de opvatting, die we ons van de antichrist hebben gevormd, de voornaamste oorzaak zal blijken te zijn van de zeer grote zorgeloosheid waarin de mensen zich zullen bevinden wanneer de dag des Heeren komt."

De twee getrouwe getuigen

De Hervormers hadden, naar het gevoelen van McDougall, eenparig gewezen naar de ontzaglijke vervolgingen van de "Moravische broeders" (de volgelingen van Johannes Hus) in Bohemen in Oost- Europa en naar die van de Waldenzen in West- Europa. Dit had een "langdurige folterende doodsstrijd" betekend met "publieke verbrandingen, martelingen en onuitsprekelijke wreedheden." De vervolgers werden hierbij aangedreven door een lange rij van pausen, "die nog meer ontaard waren dan de meest beestachtige moordenaars gedurende een tijdperk van meer dan drie eeuwen." Dit tijdperk eindigde juist voor de tijd van de Reformatie met de schijnbaar

definitieve onderdrukking van het Schriftuurlijk getuigenis.

Deze onderdrukking was de vervulling van de profetie uit Openbaring 11:1-14, betreffende het lijden en de dood die de "Twee Getuigen" door de handen van het beest moesten ondergaan. Het tekstverband wijst ons bij de verklaring van deze twee getuigen op Mozes, de wetgever, en Elia, de wetsverdediger, die beiden van zichzelf afwezen en heenwezen naar Christus, de Wetsvervuller. In elk geval wordt in deze twee getuigen een afbeelding gegeven van de ware Kerk die getrouw mag zijn tot in de dood en die de kroon des levens zal ontvangen.

De geleerde jezuïeten hadden echter nadrukkelijk beweerd dat die twee getuigen twee personen moesten zijn die zouden verschijnen gedurende de regering van de antichrist en juist voor de (weder)komst van Christus. Zij stemden bovendien bijna algemeen overeen in de voorzegging dat die twee nimmer de dood hadden gezien. Lacunza spreekt deze visie krachtig tegen en komt uiteindelijk tot de volgende conclusie:

" Vanuit het tekstverband is het gemakkelijk te ontdekken dat die twee getuigen even ver verwijderd zijn van twee afzonderlijke personen als het beest is van degenen die hem weerstaan en die hij zal vervolgen tot de dood. Het is voldoende aandachtig te lezen wat gezegd is van deze twee getuigen, vanaf het zevende tot het veertiende vers van Openbaring 11, om tot de volgende ontdekking te komen: De twee getuigen zijn twee godvruchtige en godsdienstige lichamen of eigenlijk twee vergaderingen van getrouwe en godsdienstige predikers van God."

"Het zijn predikers die, vervuld met de Heilige Geest en geleid door de Goddelijke Voorzienigheid, zich teweer zullen stellen tegen de uitbrekende goddeloosheid... Dezen zal het beest woedend vervolgen, doch God zal hen zichtbaar door Zijn wonderlijke en menigvuldige tussenkomst beschermen. Dit zal geschieden totdat zij de dagen van hun profetie zullen hebben vervuld en zij zullen worden bedwongen en overwonnen door het beest

zelf en dat onder de algemene toejuiching [universal applause] en vreugdebetoning van de inwoners der aarde."

De Reformatie of Rome

Lacunza komt met deze opvatting echter in conflict met de speculatieve theologen van zijn eigen jezuïetenorde. Doch als hij in onze tijd had geleefd en commentaar had geleverd op de verbeeldingen van hedendaagse "Bijbelverklaarders", zou hij zich niet in andere bewoordingen hebben uitgedrukt, aldus McDougall.

Hier dringen zich echter enkele netelige vragen aan ons op die niet zo gemakkelijk zijn te beantwoorden. Inzake de visie dat de antichrist geen toekomstig persoon, maar een lichaam of instantie is (zoals de Reformatoren stellen) schijnt Lacunza op de meest tastbare manier verraad te plegen jegens Rome. Een dergelijk handelwijze bij een jezuïet zal ons minstens verdacht moeten voorkomen. Bovendien handhaaft Lacunza in andere opzichten op fanatieke wijze de pretentie van Rome de ware wereldkerk te zijn. In feite tracht hij het gezichtspunt van de Reformatoren in te passen in het stelsel van Rome en het op deze wijze onschadelijk te maken!

Hij komt met de Reformatoren overeen (doch zonder de geringste zinspeling dat hij ooit van hun stellingen of zelfs van hun bestaan had gehoord):

1. Het beest of de antichrist is niet een persoon, doch een uitgebreide, wereldomvattende organisatie die door één geest wordt bezield. Deze wordt door één officieel Hoofd geregeerd dat zich de plaats van het Hoofd der Kerk wederrechtelijk heeft toegeëigend en dat zijn zetel zou hebben te Rome.

2. De twee getuigen zijn niet twee individuen of personen, maar twee lichamen van getrouwe predikers van God, die de antichrist zouden weerstaan en die tenslotte door hem zouden worden overwonnen.

Hoe Lacunza de gebeurtenissen zo nauwkeurig kon beschrijven en toch tekortschieten in het beoordelen van het ware gezicht dat hij uitbeeldde, een gezicht dat met bloed en vuur door alle historiebladen heen was getekend, zal wel een raadsel blijven. In de optiek van de jezuïeten waren immers alle martelaren ketters.

Was hun bloed dan niet terecht vergoten door de "plaatsvervanger van Christus" op aarde?

Merkwaardige inconsequentie

Tegenover het hierboven genoemde handhaaft Lacunza met alle rooms-katholieke theologen uit de school van Ribera de volgende punten:

1. De verschijning van de antichrist en van de twee getuigen en tevens de vervulling van alle profetieën

die hen betreffen zal in de toekomst plaatsvinden.

2. De profetieën zullen alle vervuld worden in een zeer kort tijdsbestek, precies voorafgaande aan de tweede komst (of Wederkomst) van Christus in Zijn heerlijkheid.

Hij voegt hier nog zijn eigen veronderstelling aan toe dat alle verrichtingen van de antichrist en alle hiermee verbonden profetieën vervuld zullen worden binnen de periode die zal verlopen tussen Christus' vertrek uit de hemel (samen met de uitvaardiging van het bevel aan Zijn engelen om voor Zijn heiligen uit te gaan) en Zijn werkelijke komst (samen met Zijn heiligen) op aarde.

Er valt dus een opmerkelijke inconsequentie tussen de beide delen van Lacunza's uiteenzetting op te merken, die terstond elk logisch denkende geest zal treffen.

Indien de gehele profetie in een kort tijdsbestek zal vervuld worden, zou het meer voor rede vatbaar zijn te veronderstellen dat deze uitgevoerd zou worden onder het toezicht van één persoon of supermens, en dat de antichrist een persoonlijke werelddictator zou moeten zijn.

Indien echter aan de andere zijde die voorzegde antichrist een wereldomvattende organisatie zou zijn, die bestreden zou worden door de getuigen van twee Christelijke kerken of instanties, dan zou het redelijk denkend verstand er op wijzen dat deze toch enige tijd nodig zou hebben om zijn kracht te ontwikkelen en dat de profetie een aanzienlijke periode van de geschiedenis zou moeten beslaan.

Wat waren Lacunza's bedoelingen?

Wat waren nu feitelijk Lacunza's bedoelingen? Of is hier nu eigenlijk toch een rasechte jezuïet aan het woord? We hopen onder leiding van McDougall op een en ander nog nader in te gaan. Mogelijk heeft deze zaak ons wat aan het denken gezet. Mogelijk kan de lezer er intussen vader Brakel of één van onze andere oude Gereformeerde theologen op naslaan.

Laat ons echter de geslepen jezuïet of de vrome papist ook weer niet te ver zoeken. Onze aangeboren eigengerechtigheid zou ons wijs kunnen maken dat wij ook zonder waarachtige bekering in vroeger tijd geen gemeenschap gehad zouden hebben met het bloed der profeten. Van Adamswege zijn we allen kinderen dergenen die de profeten gedood hebben. Onze werkheiligheid, heiligenverering en pausaanbidding (ons eigen ik!) zitten dieper dan onze opperhuid. Of leert onze belijdenis ons niet in artikel 22 dat alles wat we naast Christus als de grond onzer zaligheid stellen - bijvoorbeeld onze verstandelijke bevattingen of gemoedelijke aandoeningen - "een al te ongeschikte godslastering" is?

Kohlbrugge wees immers, zoals we reeds eerder hebben gezien, op de onverzoenlijke tegenstelling tussen Christus en de antichrist! De onoverbrugbare kloof tussen de Reformatie en Rome heeft alles te maken met de rechtvaardiging niet van de vrome, maar van de goddeloze zondaar, zoals de Hervormer van Wittenberg op grond van de Schrift ons heeft geleerd. De Hervorming is immers in het hart van de toen nog volop roomse Luther begonnen!

In het vervolg hopen we nog nader te horen wat de geleerde en Gereformeerde McDougall ons verder over de hier genoemde zaken mededeelt.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1996

In het spoor | 28 Pagina's

DE GEPROGRAMMEERDE EN TOEKOMSTIGE ANTICHRIST -2-

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1996

In het spoor | 28 Pagina's