TOT DE WET EN TOT DE GETUIGENIS
"Daarom zal ik den HEERE verbeiden, Die Zijn aangezicht verbergt voor het huis van Jakob, en ik zal Hem verwachten. Zie, Ik en de kinderen die Mij de HEERE gegeven heeft, zijn tot tekenen en tot wonderen in Israël, van den HEERE der heirscharen, Die op den berg Sion woont. Wanneer zij dan tot ulieden zeggen zullen: Vraagt de waarzeggers en duivelskunstenaars, die daar piepen en binnensmonds mompelen, zo zegt: Zal niet een volk zijn God vragen ? Zal men voor de levenden de doden vragen? Tot de wet en tot de getuigenis; zo zij niet spreken naar dit woord, het zal zijn, dat zij geen dageraad zullen hebben." Jesaja 8: 17-20
Het slotwoord gesproken tijdens onze jaarvergadering
Mijn gedachten werden vanmorgen zo bepaald bij de woorden "Tot de wet en tot de getuigenis". Het zijn overbekende woorden. Maar wie heeft ze bij God vandaan mogen inleven in zijn ziel. Want wij zijn allemaal alleszins godsdienstig, Christelijk-orthodox, politiekbewust, gericht op een partij die nog streven wil of tracht te streven, met al onze kritische kanttekeningen, naar de doorwerking in het politieke leven van het Woord van God. Ik heb gelezen, ik meen van Huntington, dat hij een man ontmoette met wie hij diep in gesprek was geraakt en die sprak over Christus. En hij luisterde zeer geboeid en aandachtig omdat die man over Hem sprak. Maar naarmate het gesprek vorderde, kreeg Huntington zoveel vragen in zijn hart en gedachten of die man wel sprak uit Christus. Het leken hem zulke waarheden die hij sprak. Hij stelde ineens de vraag aan hem: "Vriend, ge spreekt wel zoveel van Christus, maar kunt u mij nu vertellen, hoe bent u onder de wet gekomen? Bent u onder de wet gestorven en bent u het eigendom geworden van Christus? " En de man moest het antwoord schuldig blijven.
Als die vraag aan ons wordt gesteld, wat is dan uw en mijn antwoord? Want wij kunnen spreken en preken in kerk en staat over de terugkeer tot de wet en de getuigenis, maar wordt het gedragen door de zielsondervindelijke kennis door Gods Geest? Dat betekent dat de Heere mij gebracht heeft door de Geest der levendmaking aan de berg Sinaï. Om daar in de spiegel van de wet te zien, wie God is in Zijn heiligheid, in Zijn majesteit en in Zijn onkreukbaar recht. En wie ik ben in mijn verdoemelijkheid, in mijn totaal doodzijn, in mijn vijandschap tegen God. Het geheel ontbreken van iedere gerechtigheid om voor God te kunnen bestaan. En het behaagt de Heere om in de ziel door de Geest der ontdekking alles af te snijden buiten Christus en de ziel te brengen tot de geloofsvereniging met Sions betalende borg, dan komt er een gegronde kennis van de Middelaar de Heere Jezus Christus. Van Wie het Woord heeft gesproken dat Hij het einde is der wet. Waarvan Jesaja heeft getuigd: Sion zal door recht worden verlost. Die ziel heeft zo'n hartelijke begeerte om naar de wet des Heeren te leven. Niet uit slaafse gehoorzaamheid, maar uit kinderlijke gehoorzaamheid. Waar het zo nauw komt te liggen in de ziel, dat die wet des Heeren alles gaat worden in het zielsleven, er niets anders overblijft dan stof te zijn. Waardoor men geen draad van eigengerechtigheid meer bezit om voor God te kunnen bestaan. Omdat de Heere in de ziel gaat werken de liefde tot Zijn rechten en tot Zijn deugden. Dan begeert die ziel ook dat het recht Gods gehandhaafd zal gaan worden in kerk en in staat en in de maatschappij. Dan zijn er momenten waarin men zielsbedroefd is. Als men ziet hoe laag het is afgelopen met Nederland. Waar gezegd moet worden: o, Nederland, gij zijt met Kapernaüm tot de hemel toe verhoogd, maar gij zult tot de hel toe worden nedergestoten. Want u bent niet gebleven wat u eenmaal geweest zijt: een Christelijke natie. Een moderne heidense staat geworden, waarin voor God en Zijn woord geen plaats meer is.
In de tijd van Jesaja was het ook zeer donker en zeer duister. Hij meende wel eens gans alleen overgebleven te zijn. En hij moest aan dat volk prediken: Tot de wet en de getuigenis. Aan het volk dat de Heere Zijn wet en getuigenis had gegeven. En de Heere had daarbij gesproken: "Gij zult spreken, maar gij zult geen vrucht zien op uw prediking. Gij zult het oordeel gaan verkondigen in Israël onder Mijn volk, maar mijn volk zal ingaan in het oordeel der verharding. Zij zullen niet zien en opmerken en zij zullen zich niet bekeren tot Mij, zegt de Heere." Nochtans heeft Jesaja vervuld met de liefde en eer en het recht des Heeren het woord des Heeren recht mogen prediken. Ook al verwekte dat veel vijandschap. In dit 8e hoofdstuk van Jesaja kunnen we lezen dat hij versmaad en veracht werd door het volk. Maar er was een lust en liefde in zijn hart. Want hij was door God gesteld aan de zijde van God. God kon geen verkeerd meer doen. Al brandde de hel los over Israël. God was recht in al Zijn weg en in al Zijn werk.
Daarbij kwam dat Jesaja zich niet boven het volk plaatste, in de zin van ik ben heiliger dan gij. Nee, hij wist door Gods genade wie hij geworden was door de zonde. Maar ook hoe God hem van dood levend had gemaakt en geleid had in de gangen van Zijn Woord en getuigenis. Dat hij aan de zijde van de Heere mocht staan om te getuigen tegen de geest van de tijd. Ondanks de vijandschap en de haat.
Als we dan de kanttekening bij de Hebreeënbrief lezen, waar beschreven staat dat Jesaja wellicht in een holle
boom is gestopt en door Manasse in stukken is gezaagd, heeft hij ook zijn getuigenis moeten bekopen met de prijs van zijn leven in dienst van zijn Koning. Zover zijn wij nog helemaal niet. We kunnen hier nog in vrijheid bij elkaar zijn. Het Woord des Heeren mag nog zijn in ons land. Maar hoever zijn ook wij verwijderd van het moment dat de vijandschap zal omslaan in een vuurbrand en wij vervolgd zullen worden door de overheid.
Vervolgd zullen worden door al die antichristelijke machten die steeds meer naar voren komen en ons volk in hun satanische greep houden. Och, de Heere geve maar dat die behoren tot het overblijfsel naar de verkiezing van Zijn genade door Gods genade getrouw bevonden mogen worden om ook tijdig en ontijdig het volk toe te roepen: Tot de wet en de getuigenis. Er werd straks al iets van gememoreerd door de voorzitter. Dat wil ik onderstrepen dat het mij ook wel eens pijn doet in het hart dat men dat schier niet beluistert in de verslagen die je dan leest van onze politici in de Eerste en Tweede Kamer. Tot de wet en de getuigenis. En waarom? Wel, we hebben ons vrij te maken van het bloed van de overheid die dienaresse Gods is, maar het niet meer zijn wil. Ons vrij te maken van een ieder omdat God het alleenrecht heeft om geëerd en gediend te worden in kerk en maatschappij. Als daarom Jesaja mag prediken tot de wet en de getuigenis, geeft dat degenen die geroepen zijn om op verantwoordelijke posten ons te vertegenwoordigen, een ontzaglijke verantwoording.
Want dat betekent ook dat zij in de praktijk dat artikel 36 van de Geloofsbelijdenis hebben te onderstrepen.
Hoe lang wordt dat geluid ook nog verdragen? Wanneer we blijven waarschuwen dat ons Christelijk vaderland verworden is tot een moderne heidense staat met in ons midden allemaal moskeeën. Zo zien we om ons heen dat Nederland verandert. De islam rukt op. En als men predikt tot de wet en de getuigenis, dat het ook geldt dat alle afgoderij moet worden uitgeroeid, wordt het menigmaal niet in dank afgenomen. God geve dat iets van de nood van de tijd gebonden zal mogen worden op onze ziel. Want als ons vaderland niet meer verstaat wat het betekent om opgeroepen te worden zich te bekeren van de afgoden tot de levende God. Als ons volk de boodschap niet meer verstaat, zelfs verstandelijk niet meer, tot de wet en tot de getuigenis, is dat een aanklacht naar ons toe en naar mij. Wij zijn van 't heilspoor afgegaan, ja wij en onze vaderen tevens. Omdat het zo donker is in de kerk, is het zo donker in de staat. Omdat er zo weinig Godsvreze in de beoefening is, en de godsdienst hetzij licht hetzij rechtzinnig op de troon zetelt is alles in donkerheid gehuld. De eenvoudigheid wordt gemist. Het lijkt of het oordeel van de verharding over onze kringen is gekomen. Waarin het bijna niet meer wordt vernomen elkaar de voeten te wassen. De één is nog geloviger, Christelijker en bekeerder dan de ander.
Maar waar God Zijn volk komt te leiden onder de wet en de getuigenis van het Woord des Heeren, komt men openbaar met een verbroken hart en een verslagen geest. En dan smart het aan de ziel als er geen gebed meer gevonden wordt voor land en volk en voor vorstenhuis. Ik ben bevreesd dat de Heere ook gaat spreken wat hij gezegd heeft tegen Jesaja: Bid niet meer voor dat volk. Dan smart dat aan de ziel. Dan is het alsof alles is toegesloten. Maar we behoren te bidden voor overheid en vorstenhuis. We behoren te bidden voor dat volk dat zo afhoereert van de levende God. Waar is dat gebedsleven aan de troon der genade? Omdat er geen nood meer gebonden wordt op de ziel, is het oordeel Gods ook over de kerk. Daarom is het zo donker.
Omdat het licht bij de kerk des Heeren ontbreekt. En dan te weten dat de zwangerschap van deze wereld bijna ten einde is. Ze is uitgeteld. De wereld verkeert in grote barensnood. De weeën gaan over de wereld. De weeën van burgeroorlogen, van rampen, kruis en tegenspoed. Bovenal de weeën van de oordelen Gods. Waar geen opmerken meer onder wordt gevonden. De oordelen waarmee de Heere ook ons vaderland straft. Als dan de vraag wordt gesteld: wij die zo vaak belijden dat de oordelen laag hangen over land en volk, wat zijn dan voor ons persoonlijk die oordelen? Vul die oordelen nu eens in. Wat zijn dan die oordelen? U zegt, u gebruikte een voorbeeld van die moskeeën. Zeker is dat een oordeel Gods over ons land. Weet u nog meer te noemen? Ja, u noemt de sabbatsontheiliging. Als de sabbatten ontheiligd worden door land en volk, is de vreze Gods niet aanwezig. Horen wij onze parlementariërs in de Eerste en Tweede Kamer onze regering vanuit het woord van God daarover vermanen dat ze de op zondag gehouden sportwedstrijden niet verbieden, dat ze vergaderingen op die dag beleggen met elkander? Zeker het geschiedt, maar o zo zwak! Het lijkt wel of we bang zijn om iemand zeer te doen. Maar het Woord van God is een tweesnijdend scherp zwaard. Een organisatie die dat tweesnijdend scherp zwaard in de schede heeft gestoken is niet meer waard om de naam Christelijk in haar statuten of vaandel te dragen. God geve dat zo de nood van de tijd persoonlijke nood worde en dat de Heere daartoe de ernst legge op de ziel, tot de wet van Mozes en tot de getuigenis van de profeten. Het ligt allemaal zo zuiver verklaard in het Woord van God.
Maar het wordt door ons onzuiver gemaakt met onze goddeloosheid, ons ongeloof en onze afkeer van de zuivere prediking van het drieënig eenzijdig Gods werk.
De Heere geve daartoe dat die nood ons moge brengen in de schuld voor God. Dan gebruiken wij niet het woord schuld als een soort modewoord, dat er eenmaal bij hoort. Maar de schuld die bij God vandaan beleden en onder tranen beleden wordt. Die schuld die persoonlijke schuld gaat worden. Persoonlijke schuld dat ik gezondigd heb tegen God. Persoonlijke schuld dat ik in Adam vrij en moedwillig de duivel ben toegevallen en de Schepper ben afgevallen. O, die Geest gaat leiden naar de verlossende arbeid van de dierbare tweede Persoon in het Goddelijke wezen, de Heere Jezus Christus. Om Zijn verworven gerechtigheid te mogen leren eigenen. Om vanuit die liefde tot Zijn eer ook gestalte te mogen geven van mijn Christen-zijn. Waar de Heere ons ook gesteld heeft in het maatschappelijk of in het politieke leven. En als die persoonlijke schuld
in eigen leven ontbreekt, dan ontbreekt er een gebroken hart en verslagen geest. Dan heb ik een handvol met godsdienst en geleerdheid, maar een hart vol onbekeerdheid. Die persoonlijke schuld kan alleen de Heere maar leren, en dan niet alleen, als ik mij niet vergis, daarvan zelf iets ondervonden te hebben de nood te zien van de schuld van land en volk. Maar dat ik moest ondervinden dat het zien van de schuld, nog niet is het komen onder die schuld. Ik hoop dat God mij ook onder die schuld mag brengen en dat het ook u geschonken mag worden. Zodat we niet alleen meer een bepreekte en een besproken schuld kennen, maar een beweende en een beleefde schuld. Uw doen is rein en Uw vonnis gans rechtvaardig. Dat we zo een leesbare brief van Christus mogen zijn in kerk en staat. Als gezin en binnen de Staatkundig Gereformeerde Partij. God geve dat u zo persoonlijk daarin zou mogen delen. Dan gaat men verstaan de rijke betekenis van de naam van het door de Stichting uitgegeven blad: In het Spoor. De naam waaronder de Stichting veelal bekend staat. Vriend en broeder Nijhof vroeg aan mij: "wil je een slotwoord spreken op de vergadering van In het Spoor? " Ik zei: "man we zijn allemaal van het spoor en buiten het spoor." Hij zei toen: "dan kom jij maar vertellen hoe we weer in het spoor komen". Ja, hoe zullen wij dat doen. In het spoor van Gods geboden, kun je alleen geleid worden bij God vandaan. Dat geschiedt in een weg van recht en gerechtigheid. En in dat spoor leidt de Heere nu Zijn arm Sion.
Die Hij trekt door de prediking in de weg van de enge poort en de smalle weg des levens. Dat is in het spoor, om in de voetstappen van Christus geleid te worden. Die gezegd heeft, ze hebben Mij gehaat, ze hebben Mij vervolgd, ze hebben Mij gedood, ze zullen het u ook doen. Want de dienstknecht is niet meerder dan zijn meester. Hem te kennen is daarom het leven. In Hem te zijn betekent in het spoor van Zijn geboden onze liefde, lust en begeerte te mogen vinden. Ook aan elkander te mogen voorstellen dood en leven, hemel en hel. Ook temidden van het volk waar God gesteld heeft, dat te mogen toeroepen: tot de wet en tot de getuigenis. En dat we ook binnen de kring van In het Spoor die oproep van Jesaja niet zullen vergeten. Tot de wet en tot de getuigenis. Dat zij zo.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1996
In het spoor | 36 Pagina's