Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAAROVER ZIJ SPRAKEN EN HOE ZIJ DACHTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAROVER ZIJ SPRAKEN EN HOE ZIJ DACHTEN

41 minuten leestijd

Een overzicht van de gehouden lezingen op de SGP-vergaderingen in 1930

Inleiding

In De Banier van juni 1922 werd door de penningmeester en mederedacteur, de heer P. van der Meulen, onder de titel "Uit het Vereenigingsleven" een nieuwe rubriek geopend waarvoor hij gaarne van de SGP-kiesverenigingen in den lande "korte berichtjes" wilde ontvangen zoals aankondigingen van vergaderingen en korte verslagen van die vergaderingen. De start van deze rubriek liep wat moeizaam. Eigenlijk kwam deze pas vanaf december 1922 onder de licht gewijzigde naam "Vereenigingsnieuws" goed van de grond. Ettelijke kiesverenigingen kondigden voortaan hun vergaderingen via deze rubriek aan en een aantal van hen stuurde bovendien van de gehouden vergaderingen verslagen in. Daar op veel van deze vergaderingen door een spreker een inleiding werd gehouden, vormen deze aankondigingen en verslagen thans nog een belangrijke bron van informatie over wie er toen zoal op SGP-vergaderingen lezingen hielden, waarover zij lezingen hielden en hoe zij over beginselzaken dachten.

Indien we dat weten, dan kunnen we waarschijnlijk ook opmerkingen als: 'ds. Kersten was persoonlijk wel tegen verzekering, maar dit was beslist niet de algemeen gevolgde partijlijn in die tijd' weerleggen. Mede daarom hebben we onlangs de inhoud van de rubriek

"Vereenigingsnieuws" van de eerste volledige jaargang van De Banier in dagbladvorm (medio 1929 werd De Banier een dagblad; de eerste volledige jaargang in dagbladvorm is dus die van 1930) geïnventariseerd en vervolgens op onderwerp en spreker gerubriceerd. Van deze rubricering is dit artikel een weerslag.

In dit artikel willen we eerst kort op de personen ingaan die in 1930 op SGP-vergaderingen inleidingen hielden en vervolgens zullen we de inleidingen zelf bespreken, waarbij we ons zo af en toe een uitstapje naar de actualiteit zullen veroorloven.

De sprekers

Wanneer we letten op de personen die in het jaar 1930 voor SGP-kiesverenigingen lezingen hielden, dan moeten we vaststellen dat de meeste inleiders thans onbekende mensen zijn. Veelal waren het namelijk leden of bestuursleden van de eigen kiesvereniging of bijvoorbeeld iemand van een naburige kiesvereniging van wie men vernomen had dat hij voor zijn eigen kiesvereniging een goede lezing had gehouden. Slechts af en toe kwamen we een naam van een predikant of Godsdienstonderwijzer tegen (uitgezonderd dan één veelspreker). En van de zittende Kamerleden, te weten ds. Kersten, ds. Zandt en ir. Van Dis sr., was het eigenlijk alleen de laatste die buiten de verkiezingstijd met enige regelmaat voor SGP-kiesverenigingen een spreekbeurt vervulde. In 1930 werden zeven lezingen van hem in De Banier aangekondigd!

Daar het merendeel van inleiders niet meer dan één of hooguit enkele lezingen per jaar hield, stak ir. Van Dis met zeven lezingen dus al duidelijk boven modaal uit, maar Godsdienstonderwijzer Schoonderbeek spande wat dit betreft veruit de kroon: in 1930 prijkte op een kleine dertig agenda's van in De Banier aangekondigde SGP-vergaderingen zijn naam als spreker. Wie was deze veel gevraagde spreker?

Godsdienstonderwijzer Schoonderbeek

Hendrik Jan Schoonderbeek aanschouwde op 10 augustus 1881 te Ede het levenslicht. In 1914, toen hij 33 jaar oud was, werd hij aangesteld als Godsdienstonderwijzer van de Nederlands Hervormde gemeente te Putten 15 . Een taak die hij vanwege het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog en de daaruit voortvloeiende verplichte deelname aan de mobilisatie in ons land eigenlijk pas na zijn demobilisatie in november 1916 volledig kon vervullen. Elf jaar bleef hij in deze betrekking. Vanwege een conflict met de plaatselijke predikant kwam hieraan per 1 augustus 1925 een einde. De heer Schoonderbeek verhuisde toen naar Ermelo, waar hij in 1930 nog woonde. Een aanstelling had hij daar niet, maar hij reisde vanuit Ermelo door het gehele land om in evangelisaties en vacante gemeentes het Woord te bedienen. Door het ontbreken van een vaste betrekking was hij tevens in de gelegenheid om regelmatig op vergaderingen van SGP-kiesverenigingen een spreekbeurt te vervullen. Daarvoor kreeg hij aanvragen uit het gehele land. En kennelijk niet het minst uit zijn eigen omgeving, want het verslag van de op 30 september 1930 gehouden vergadering van de Statenkring 'Oldebroek-Voorst', waarvan de heer Schoonderbeek voorzitter was, vermeldt dat vrijwel alle aangesloten kiesverenigingen "den voorzitter" verzochten om in het komende seizoen "een of meerdere malen in openbare vergadering ter plaatse op te treden". Aan deze verzoeken hoopte zijn eerwaarde te voldoen, aldus Statenkringsecretaris J. Jans in De Banier van 2 oktober 1930.

De lezingen

Nu we iets van de sprekers weten, willen we verder onze aandacht richten op de lezingen die zij in 1930 op openbare vergaderingen en/of op ledenvergaderingen

van SGP-kiesverenigingen gehouden hebben. In totaal telden we over het gehele jaar zo'n 210 lezingen. Globaal genomen kunnen we deze lezingen onderverdelen in algemene lezingen en lezingen over een specifiek onderwerp. Op beide type lezingen zullen we achtereenvolgens ingaan.

De redes van de heer Schoonderbeek

Wanneer we het willen hebben over de algemene lezingen, dan kunnen we niet om de eerwaarde heer Schoonderbeek heen. Afgaande op de titels die hij aan zijn referaten gaf en op de inhoud van de enkele in De Banier gepubliceerde verslagen van die referaten, hield hij voornamelijk algemene redes waarvan de inhoud misschien het best gekarakteriseerd wordt door de uitdrukking 'bid en werk'. In zijn lezingen drong hij namelijk sterk op het onverkort handhaven en verbreiden van de Staatkundig Gereformeerde beginselen aan, maar niet zonder daarbij te beklemtonen hetgeen we uitgedrukt vinden in Zacharia 4 vers 6b: Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden en in Psalm 127 vers la: Zo de HEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraanl De mening dat een Christen zich niet op politiek terrein behoorde te begeven of in ieder geval daartoe geen dure verplichting had, wees hij op grond van Gods Woord radicaal af. In zijn lezingen waarschuwde hij steeds hiertegen. Vaak ging hij ook in zijn redes concreet op recente ontwikkelingen in de landelijke politiek in en veroordeelde hij scherp de door haalbaarheidsdenken gestempelde coalitiepolitiek van de antirevolutionairen en Christelijk-historischen. Verder waarschuwde hij regelmatig en ernstig voor de mede door die coalitiepolitiek toenemende invloed van rome op het bestuur van ons land. In 1930 waren namelijk de rooms-katholieken met 30 van de 100 zetels de grootste partij in de Tweede-Kamer en sinds 1929 stond in ons land opnieuw een roomse premier aan het roer in de persoon van jhr. mr. Ch.J.M. Ruys de Beerenbrouck. Schoonderbeeks waarschuwingen tegen rome waren dus geenszins overbodig!

Van drie van zijn redes die hij in 1930 respectievelijk te Elspeet, Harskamp en Rotterdam gehouden heeft, drukken we hieronder, grotendeels integraal, de verslagen af, opdat u zelf een goede indruk kunt vormen van de inhoud van zijn redes.

Zijn rede te Elspeet

Op 31 oktober 1930 hield hij te Elspeet onder de titel "Stand houden" een rede op een openbare vergadering die ten doel had om daar tot de oprichting van een SGPkiesvereniging te komen, wat op die avond ook daadwerkelijk gebeurde. Volgens het verslag van die vergadering, afgedrukt in De Banier van 3 november 1930 en opgesteld door de eerste secretaris van de SGP-kiesvereniging te Elspeet, de heer J. Bossenbroek, ving de heer Schoonderbeek deze rede aan met zijn gehoor erbij te bepalen "hoe alles des Heeren is, ook op het staatkundig terrein. Niemand moge zeggen dat het hem niet aangaat hoe ons land geregeerd wordt. Ook op dat terrein heeft elk Christen een dure roeping. God is jaloersch op Zijn eer, die Hij aan geen anderen wil geven, leert de Schrift. Hoe droevig dat dit i? i het Parlement bijna niet meer wordt gehoord. We hebben ons afgoden gemaakt ook op staatkundig terrein, doch deze zullen ons duur te staan komen. Het is diep treurig dat de tegenstand ook komt van hen die zich 'Christelijk' noemen. Spreker toont vervolgens aan dat Daniël 3:16, 17 en 18, waarop spreker's onderwerp is gebaseerd, ons anders leert".

In Daniël 3 vers 16, 17 en 18 lezen we dat Sadrach, Mesach en Abed-nego antwoordden en zeiden tot den koning Nebukadnézar: Wij hebben niet van node u op deze zaak te antwoorden. Zal het zo zijn, onze God Dien wij eren, is machtig ons te verlossen uit den oven des

brandenden vuurs, en Hij zal ons uit uw hand, o koning, verlossen. Maar zo niet, u zij bekend, o koning, dat wij uw goden niet zullen eren, noch het gouden beeld, dat gij hebt opgericht, zullen aanbidden. Naar aanleiding van deze woorden, merkte Schoonderbeek vervolgens op: "Hoe kwamen de in deze teksten genoemde Sadrach, Mesach en Abed-nego zuiver op voor de eere Gods. Geen halve knieval zelfs voor een afgod wilden ze, de eere Gods en het onderhouden van Zijne geboden ging hun boven alles. Thans hebben de zogenaamde Christelijke regeeringen ons volk afgod na afgod gegeven. Spreker noemt in dit verband de vaccinatie, die een product uit de hel is en waarvan men de algeheele afschaffing niet wil; [en] de van A.R. zijde verdedigde sociale wetgeving, die een revolutionnair beginsel heeft en dus tegen Gods Woord is. Spreker wees erop, hoe men vervolgens van A.R. zijde zoodanig verbroederd is met de roomschen, dat zij zeggen: 'met rome op éénen wortel des geloofs te stoelen'. Hoever zijn we afgeweken van het beginsel, waarvoor eens een Elia streed. Deze profeet kon met de Baaispriesters geen verbond sluiten, doch zijn hulp was van den Heere alleen. In de kracht van zijn geloof stond hij op den Karmel, hoewel alleen, toch had hij den God Israëls mede, Die nooit zal beschamen die op Hem betrouwen.

Spreker ging vervolgens na hoe niet één der A.R. - of C.H. - Kamerleden de Staatkundig-Gereformeerde afgevaardigden steunden, toen deze naar Gods Wet een motie indienden om stillegging der treinen op Gods dag en sluiting van alle bioscopen. Deze in Gods oogen een gruwel zijnde zaken, waardoor ons volk een vloek op zich laadt, worden alzoo met behulp der A.R. en C.H. in stand gehouden. De Heere eischt echter geheele onderwerping aan Zijn heilige Wet. Het is in dezen: alles of niets. Moge de Heer onze mannen in het Parlement, Zijne bekwaammakende genade geven, opdat ze regeering en volk mogen blijven terugroepen, weder te keeren naar de plaats waar we God verlaten hebben"!

De heer Schoonderbeek beëindigde "zijn met gloed uitgesproken rede" te Elspeet "met de opmerking, dat al is de S.G.P. klein, we God maar mede mogen hebben, dan zijn we groot"!

Zijn rede te Harskamp

Ruim een halfjaar vóór de oprichting van de SGP-kiesvereniging te Elspeet was onder leiding van de heer Schoonderbeek ook een SGP-kiesvereniging te Harskamp opgericht, om precies te zijn, op vrijdagavond 4 april 1930. Evenals te Elspeet had hij daar voorafgaande aan de oprichting eerst een rede gehouden. Volgens het verslag daarvan in De Banier van 7 april 1930 waarschuwde hij in die rede met name voor de toenemende invloed van rome, die naar zijn mening een vrucht was van de door AR en CHU in de praktijk gevoerde coalitiepolitiek, ook al heette de regering dan officieel geen coalitieregering. Over deze coalitie merkte de heer Schoonderbeek onder meer op: "Men wil ons tegenwoordig kabinet geen coalitiekabinet genoemd hebben, doch voor spreker is het een daadwerkelijke coalitie-kabinet. Hoe speelt hierdoor rome niet de hoofdrol in ons land. Dat rome, dat onze Godzalige Vaderen ten doode toe heeft gemarteld. Eens was er in ons land een tijd dat God kracht gaf den vijand te verdringen, toen er naar Gods Wet werd geregeerd. (...) Er is [thans] (...) bij de C.H. enA.R.R geen vragen meer naar het: 'Tot de Wet en de Getuigenis', doch men past zich aan de tijdsomstandigheden aan. Men wil rome te vriend houden. Niet één principieele wet heeft de coalitie-regeering ons kunnen brengen. Daarentegen ons overladen met dwangwetten. De Coalitie- Regeering bracht ons het revolutionaire Vrouwenkiesrecht. Spreker is bekend geworden hoe een Godzalige vrouw die zich aan deze revolutionaire daad niet kon geven, door 2 veldwachters naar de gevangenis te Arnhem is gevoerd. Ook de Sociale

Wetgeving van denA.R. wijlen Minister Talma is een vrucht der revolutie "!

Verder stelde de heer Schoonderbeek in deze rede nog de gelijkstelling van het onderwijs aan de orde "waardoor er duizenden guldens van Protestantsch Nederland den kloosters ten goede" kwamen. De heer Schoonderbeek besloot zijn rede met de wens dat de Heere "Zijn bekwaammakende genade" mocht "blijven schenken" aan "onze mannen in het Parlement".

Zijn rede te Rotterdam

In ogenschouw nemend dat zowel de vergadering te Elspeet als die te Harskamp ten doel had een SGP-kiesvereniging op te richten, zijn de redes die de heer Schoonderbeek op vergaderingen van bestaande SGPkiesverenigingen hield, mogelijk wel wat meer meditatief van aard geweest, maar toch niet wezenlijk anders.

Het verslag van zijn rede 'Hoe het zijn moet, en hoe het is', die hij op 19 mei 1930 voor de bestaande Rotterdamse SGP-kiesvereniging "De Banier III" gehouden heeft, is hiervoor in ieder geval een bewijs. Dit verslag, dat gepubliceerd werd in De Banier van 20 mei 1930, laten we hier nu grotendeels volgen, zodat u zelf kunt vergelijken. Het begint als volgt: "De vergadering werd op de gebruikelijke wijze geopend. Spreker bepaalde zijn gehoor bij de bede: 'Uw wil geschiede'. Dit woord is universeel, dat wil zeggen het geldt voor het gansche menschelijke geslacht. Men wil hier in onze dagen niet meer aan.

Men gebruikt dit woord in ons Christelijk vaderland zooals het in de kraam te pas komt. Uit de schepping is het recht van God over alles. Hoe durft de mensch het dan met zijne vingeren ten onrechte aanraken? Men schreeuwt van de daken: geen God en geen meester. Maar het zal. ons duur te staan komen, leder die den Heere leerde kennen in Zijn werk aan de ziel, leert verstaan dat de geboden des Heeren, alle de geboden des Heeren voor alle menschen gelden. Wie kennis heeft aan de Waarheid en dat niet alleen in historieelen zin, dien is het een begeerte dat God regeert. En daarom is het een denkbeeld, dat men neo-Gereformeerd zou kunnen noemen, wanneer men niet aan de politiek voor de eere Gods wil mededoen, hoewel spreker zich zeer goed kan indenken dat men niet met alle tegenwoordige politiek kan meegaan.

Een groot verlies heeft Nederland geleden: we zijn God kwijt. En daardoor is alles in de war. De grond zinkt weg, al hebben we ook onze heipalen van eigengerechtigheid bij de hand. We leven in een tijd als vóór den zondvloed. De regeering vraagt niet naar Gods wil (...). Er is gezegd: we moeten het Kerkelijk leven van het staatkundige scheiden. Prof. Hugo Visscher durft zelfs wel te zeggen dat wij van de regeering niet mogen eischen wat God van haar eischt. (...) Nooit mag de staat heerschen over de Kerk, maar de Kerk moet eischen van den staat het gehoorzamen aan Gods geboden. Zeker er is onderscheid tusschen Kerk en staat, maar de eeuwigdurende Wet Gods die voor beide terreinen geldt is niet te deelen. Die eisch is universeel!

Men zegt dat de tegenwoordige regeering Christelijk is, maar dit is leelijk mis. Of het zou neo-Christelijk moeten zijn. (...). Men lette maar alleen op de behandeling van de Zondagsheiligingswet [de heer Schoonderbeek bedoelt hier de Winkelsluitingswet van 1930 die ook de zondagssluiting van de winkels regelde; AV] (...) Verder wees spreker op de bioscopen, de Zondagstreinen en het jongste besluit om de vrouw burgemeester en secretaresse te maken.

En nu zegt men: er was toch wel iets goeds aan het werk der zogenaamde Christelijke partijen. Maar als er maar wat goeds bij is, dan is er niets goed, dan is het afgoderij en beeldendienst! (...)

Wij zetten de hoogste oppositie tegen de huidige politiek en dat is Gods Woord. En dit zal de over-

winning wegdragen. Met een krachtige opwekking voor het steunen der politiek die gevoerd wordt door de S.G.P., eindigde spreker zijn met aandacht gevolgde rede".

De opwekking aan het adres van zijn hoorders om "geen wapenstilstand te sluiten, maar onverzwakt te blijven strijden voor de beginselen naar Gods Woord" (De Banier, 8 november 1930), deed de heer Schoonderbeek regelmatig. Maar daarbij liet hij wel duidelijk uitkomen dat we dat van en uit onszelf niet kunnen (De Banier, 11 december 1930) en ook "dat we nooit geen hulp te zoeken of te verwachten hebben bij de Filistijnen om de Filistijnen te verslaan, maar alleen van den Heere, Die nooit beschaamt" (De Banier, 22 november 1930)! Aan het einde van zijn rede kon hij vaak niet nalaten om zijn hoorders ertoe op te wekken om "vooral" het Staatkundig Gereformeerd Dagblad De Banier te lezen, daar dit blad "de met het bloed der martelaren verzegelde belijdenis" wenste te handhaven, aldus de heer Schoonderbeek (De Banier, 29 januari 1930).

De lezingen van ir. Van Dis

Naast de heer Schoonderbeek waren er natuurlijk in 1930 nog veel meer SGP'ers die op vergaderingen van SGP-kiesverenigingen een of meer lezingen hielden over de Staatkundig Gereformeerde beginselen in het algemeen. Ir. C.N. van Dis bijvoorbeeld hield meestentijds referaten waarin hij "de oud-Gereformeerde opvatting van de roeping der overheid" inzake "Gods Woord en Wet" afzette tegenover "de onschriftuurlijke neo-Calvinistische beginselen" van de antirevolutionairen (zie: De Banier van 14 januari en 20 maart 1930). Het verschil tussen die beide opvattingen was dat volgens de oud-Gereformeerde beginselen, die de SGP in het kielzog van onze vaderen beleed, de overheid aan de beide tafelen van Gods Wet gebonden was, terwijl de neo-Gereformeerden 'de neutrale staat-gedachte' van dr. Abr. Kuyper omarmden. Een theorie die in de praktijk, zo merkte ir. Van Dis terecht op, onherroepelijk "tot een versterking van on- en bijgeloof' zal leiden. Ditzelfde verschil uitte zich ook tussen oud- en neo-Gereformeerden in het al of niet willen aanvaarden van de bekende 21 woorden uit artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De SGP hield vast aan het onverkorte artikel, terwijl het antirevolutionaire program op het verkorte artikel gebouwd was. Door dit verschil was "de scheiding tusschen de S.G.P. en de anti-rev[olutionaire] partij volkomen gewettigd", aldus de heer K. Pot in een lezing die hij op 10 februari 1930 voor de SGP-kiesvereniging te Nunspeet hield (De Banier, 18 februari 1930). En alleen "de erkenning en naleving van het beginsel van art. 36 [onverkort; AVI kan bevestigen den band: God, Nederland en Oranje", zo merkte een spreker voor de SGP-kies vereniging "Eendracht maakt macht" te Vlissingen terecht op: (De Banier, 7 juni 1930). Het al of niet vasthouden aan het onverkorte artikel 36 vormde toen "het brandpunt van den beginselstrijd" tussen de 'Oud-Gereformeerden' en de 'neo-Gereformeerden'! Gezien de vele lijstverbindingen die de SGP thans met de Christenunie heeft, is dit nu kennelijk niet meer het geval! Thans stappen veel SGP'ers over dit fundamentele verschil heen!

Andere algemene lezingen

Dat in 1930 over het fundamentele verschil inzake artikel 36 NGB en over de andere verschillen tussen SGP en ARP (onder andere inzake vaccinatie, vrouwenkiesrecht, sociale wetgeving, zondagsheiliging enz.) nagedacht werd, blijkt wel uit het feit dat we met enige regelmaat, om precies te zijn tienmaal, titels tegenkwamen als: "Waarom Staatkundig Gereformeerd? ", "Waarom wij niet anders kunnen? ", "Is er oorzaak voor het zelfstandig optreden der S.G.P.? ", enz. Ook telden we circa tien lezingen met een titel waarin het pal staan voor de aloude en beproefde Staatkundig Gereformeerde beginselen tot uitdrukking werd gebracht. We noteerden titels als: "Trouw aan de beginselen", "Tot de Wet en de Getuigenis", "Koers houden", "Wat is eisch van beginsel", "De wacht bij het beginsel" enz. Al met al kunnen we dus stellen dat in 1930 het handhaven van de beginselen voortdurend de aandacht had!

Tenslotte noemen we in dit verband ook de lezingen die de Reformatie, de wonderlijke (ontstaans)geschiedenis van ons land en volk, de Bijbelse verhouding tussen kerk en staat of ook wel de huidige toestand van kerk en/of staat tot onderwerp hadden (tezamen circa 16 lezingen). Een goed voorbeeld van deze laatste groep lezingen is de lezing over "De grijsheid van den Staat" die de voorzitter van de SGP-kiesvereniging te Groot- Ammers daar op 21 oktober 1930 hield naar aanleiding van Hosea 7 vers 9b: ook is de grauwigheid op hem verspreid, en hij merkt het niet. Dit betekent zoveel als dat Efraïm, zonder dat hij er erg in heeft, zwak en machteloos wordt, terwijl hij even stout en hardnekkig blijft (zie kanttekening 30 bij dit vers). Aan de hand nu van

deze woorden vergeleek de voorzitter "den treurigen toestand van Efraïm met dien van Nederland en verklaarde zeer duidelijk de gevolgen, wanneer een volk Gods wetten en inzettingen verlaat, en hoe het thans in Nederland er al heen gaat", aldus het verslag in De Banier van 25 oktober 1930. Tot zover voor wat betreft de algemene lezingen.

De lezingen over een specifiek onderwerp

De specifieke onderwerpen waarover in 1930 met enige regelmaat - daarmee bedoelen we hier minstens driemaal - een lezing werd gehouden, waren: zondagsrust en zondagsheiliging, de doodstraf, ontwapening, rome, verzekeringen, vaccinatie en vrouwenkiesrecht. Achtereenvolgens zullen we op al deze onderwerpen afzonderlijk ingaan. Van de lezingen over de eerste vier genoemde onderwerpen troffen we echter in De Banier, althans in de jaargang van 1930, bijna geen of alleen maar zeer korte verslagen aan, zodat we over de inhoud van deze lezingen helaas niet zo heel veel te weten kwamen.

In het genoemde rijtje van onderwerpen hoort eigenlijk ook het onderwerp "artikel 36 NGB" thuis, want afgaande op de titels werden in 1930 specifiek hierover zes lezingen gehouden. Vanwege gebrek aan (wat meer uitvoerige) verslagen laten we dit onderwerp echter verder rusten. Ook de zestien lezingen waarin een artikel uit het Program van Beginselen of uit het Gemeenteprogram behandeld werd en de circa vijfentwintig lezingen waarvan in de aankondigingen wel de spreker, maar niet het onderwerp vermeld was, laten we hier rusten.

Zondagsrust en zondagsheiliging

Op het onderwerp 'verzekeringen' na is er voor wat betreft het aantal gehouden lezingen, geen onderwerp dat in 1930 meer aandacht kreeg dan het onderwerp 'zondagsrust en zondagsheiliging'. In totaal werden hierover tien lezingen gehouden. Dit relatief grote aantal lezingen over dit onderwerp houdt ongetwijfeld verband met het feit dat in maart 1930 in de Tweede Kamer de behandeling van de zogenaamde Winkelsluitingswet plaatsgevonden had. Een wet die, in het licht van Gods Woord en Wet bezien, juist op het punt van zondagssluiting van de winkels ernstig tekortschoot. Weliswaar verbood deze wet in het algemeen wel de openstelling van de winkels op zondag, maar het maakte daarop vervolgens weer tal van uitzonderingen die bijna alle de toets der Schrift niet konden doorstaan. Tijdens de behandeling van deze wet in de Kamer hadden de SGP- Kamerleden via het indienen van amendementen geprobeerd om deze uitzonderingen eruit te halen.

Maar hun amendementen hadden in de Kamer geen goed onthaal gekregen, zelfs van AR-zijde niet. Men liet de SGP'ers in de strijd voor een winkelsluitingswet die met het vierde gebod van de Wet des Heeren in overeenstemming was, eigenlijk alleen staan.

Enkele jaren eerder hadden de SGP-Kamerleden op het punt van zondagsheiliging ook al alleen gestaan. Dat was toen zij de motie tot stillegging van het treinverkeer op zondag hadden ingediend.

U zult begrijpen dat deze gebeurtenissen stof gaven voor lezingen en besprekingen op SGP-vergaderingen. Zo wees de heer J. Schouls naar aanleiding van de Kamerbrede afwijzing van de SGP-motie tot stillegging van het treinverkeer op zondag in zijn referaat over 'zondagsrust en zondagsheiliging' erop (gehouden op 12 februari 1930 voor de SGP-kiesvereniging te Zierikzee) dat de Kamer zo "juist het tegenovergestelde" bevorderde van wat de "dure roeping" van de overheid was! De overheid behoorde immers "dezen dag,

welke naar Gods Naam genoemd is, te heiligen" (De Banier, 15 februari 1930)!

"Op het diepe verval" in ons land met betrekking tot het houden van de "Sabbath" wees ook de heer W. van Amersfoort in zijn inleiding over "Zondagsheiliging" die hij op 15 oktober 1930 te Wageningen hield (De Banier, 18 oktober 1930). Hierbij moeten we ons goed realiseren dat het diepe verval van toen in geen verhouding staat tot hetgeen nu in ons land op Gods Dag geschiedt. Gods Dag wordt nu nog veel bruter vertrapt! Denkt u alleen maar aan de huidige 'winkelsluitingswet' en aan al het rijden en rossen op Gods Dag. Jammer is ook dat in de politieke praktijk het punt van het stilleggen van het vlieg- en wegverkeer op zondag heden ten dage van SGP-zijde bitter weinig aandacht krijgt. Het is zelfs de vraag of de andere partijen nog wel weten dat de SGP dit voorstaat?

De doodstraf

Ook op herinvoering van de doodstraf wordt van SGPzijde weinig meer aangedrongen. De eerste SGP-voormannen deden dit wel. En terecht, want God eist dit van de overheid, toen en nu! De voorzitter van de Genemuidense SGP-kiesvereniging in 1930, de heer P. van der Meulen (die toen tevens partijpenningmeester en namens de SGP lid van de Provinciale Staten was), stelde in zijn referaat dat hij op 4 april 1930 voor de kiesvereniging te Genemuiden hield, deze "eisch Gods" nadrukkelijk op de voorgrond, en dat "tegenover de theoriën der moderne rechtsgeleerden en tegenover diegenen, die op utiliteitsgronden aandringen op wederinvoering" van de doodstraf. Nee, niet "de mensch is uitgangspunt, maar God beslist in Zijn Woord", aldus de heer Van der Meulen.(De Banier, 7 april 1930). Behalve de heer Van der Meulen waren er nog vier andere personen die in 1930 een lezing over dit onderwerp hielden. Eén van hen behandelde dit onderwerp aan de hand van artikel 6 van het toenmalige beginselprogram, waarin de eis tot wederinvoering van de doodstraf ondubbelzinnig werd gesteld.

Ontwapening

Een aan de discussie over invoering of afschaffing van de doodstraf verwant onderwerp is "ontwapening", ofwel "anti-militarisme". Over dit onderwerp lieten in 1930 vier SGP-kiesverenigingen een spreker optreden. Alleen van de inleiding die de heer L. Janse op 14 oktober 1930 voor de SGP-kiesvereniging te Vlissingen hield, troffen we in De Banier (van 18 oktober 1930) een verslag aan. Volgens dit verslag verdedigde de heer Janse die avond op Bijbelse gronden de "noodzakelijkheid van de bewapening voor de verdediging onder de Voorzienigheid", en dat tegenover hen die om religieuze redenen meenden bewapening te moeten afwijzen, tegenover de "Volkenbonds-aanhangers" die meenden dat bewapening overbodig was en tegenover de communisten en socialisten ("Vóór ontwapening" was in die tijd één van de leuzen die de SDAP hoog in het vaandel had staan!). Deze lezing van de heer Janse sloot, voor wat betreft de inhoud, nauw aan bij hetgeen in artikel 17 van het toenmalige beginselprogram van de SGP werd gesteld, te weten: "De Overheid drage op doeltreffende wijze zorg voor de defensie des lands, beide door leger en vloot, ook al hebbe zij te waken tegen toomelooze opdrijving der krijgslasten"! Van het uitdragen van een eigen standpunt dat afweek van de partijlijn was dus ook hier geen sprake!

Rome

Het aantal lezingen waarvan vrij zeker is vast te stellen dat deze hoofdzakelijk over rome hebben gegaan, is niet groot: we telden er slechts vier. Dit wil echter niet zeggen dat in 1930 aan het onderwerp rome weinig aandacht werd geschonken. Behalve dat in veel 'algemene lezingen' dit onderwerp aan de orde gesteld werd (zoals we hierboven in de redes van de heer Schoonderbeek gezien hebben), zal bijvoorbeeld ook een lezing met de titel "Uit slavernij in vrijheid" (De Banier, 12 maart 1930) voor een belangrijk deel over rome gegaan hebben. Alleen met zekerheid is dit niet te zeggen omdat het verslag feitelijk ontbreekt. Uit de enkele verslagen van 'rome-lezingen' die we gevonden hebben, is echter wel duidelijk hoe men toen over rome dacht. Bijvoorbeeld de voorzitter van de SGP-kiesvereniging "Voor vrijheid en recht" te Yerseke, de heer B.J. de Winter, hield aldaar op 17 januari 1930 onder de titel "Ongekende machten" een lezing, "waarin bijzonder uitkwam hoe rome tracht het protestantisme ten onder te brengen", aldus het verslag in De Banier van 21 januari 1930. En over de inhoud van de 'rome-lezing' die de secretaris van de SGP-kiesvereniging te Bussum, de heer A. Jansen, op de vergadering van 28 januari 1930 onder de veelzeggende titel: 'Vliedt Sodom' hield,

deelde De Banier van 5 februari 1930 ons onder andere (in telegramstijl) mede: "Spr. staat in den breede stil bij rome's pauselijke historie. Satan viert in rome hoogtij! Rome pleegt woordbreuk, evenals Egypte's koning met Israël. Nederlansch Antirevolutionair en Christelijk-Historisch Protestantisme heeft blijkbaar niet genoeg aan een God in den hemel"!

Ook wat het standpunt ten aanzien van rome betreft blijkt dus nergens dat in 1930 de gemiddelde inleider op de SGP-vergaderingen anders dacht dan de partijleiding.

Verzekeringen (1)

In 1930 werden in De Banier maar liefst elf lezingen over (sociale) verzekeringen aangekondigd. Opvallend daarbij was dat drie daarvan op de ledenvergadering van de kiesvereniging "De Banier" te Alblasserdam werden uitgesproken. Aldaar sprak namelijk op 8 augustus de heer Van den Hout over 'Verzekering en Verzekeringsdwang', op 8 oktober de heer J. van Veen over "Verzekering en de beginselen" en op 5 december 1930 de heer J.H. Koppelaar (uit Zwijndrecht? ) over "Gewetensbezwaren tegen de verzekering". Na afloop van de lezing van 8 augustus had zich volgens De Banier van 12 augustus een langdurige, maar voor allen zeer leerzame discussie ontsponnen. Dit is mogelijk voor het bestuur van deze kiesvereniging de aanleiding geweest om over dit ontwerp nog twee lezingen te laten houden. Van de derde of laatste lezing troffen we een summier verslag aan in De Banier van 10 december 1930. Daarin werd medegedeeld dat de inleider, de heer Koppelaar, op een "duidelijke wijze" had uiteengezet "wat verzekeren was en welke bezwaren de S.G.P. voornamelijk op grond van Gods Woord heeft tegen de huidige verzekeringswetgeving". Zijn rede nam ruim twee uur in beslag, waarbij alles "zoo duidelijk en principieel" door de heer Koppelaar verhandeld werd "dat het waarlijk tot groote voldoening der aanwezigen" strekte, aldus het verslag.

Meer informatie over de concrete inhoud van zijn lezing geeft dit verslag ons niet. Toch kunnen we daarover wel iets meer zeggen, daar de heer Koppelaar drie dagen daarvóór dezelfde rede hield voor de kiesvereniging "De Banier V" te Rotterdam en van die vergadering werd in De Banier van 10 december 1930 een meer uitvoerig verslag afgedrukt. Uit dat verslag komt naar voren dat de heer Koppelaar zijn onderwerp in een drietal hoofdgedachten had verdeeld, namelijk: "le. Het ontstaan en de uitbreiding der verzekering. 2e. Onze bezwaren tegen verzekering. 3e. Onze bezwaren getoetst aan de meest zakelijke bestrijding". Nadat hij in het kader van zijn eerste punt het een en ander over de geschiedenis van het verzekeringswezen had gezegd, plaatste de heer Koppelaar de opmerking dat men tegenwoordig al "van voor zijn geboorte tot na zijn dood" verzekerd is, maar "dat de sterkste reserves der verzekeringsmaatschappij toch niet tegen 't oordeel Gods zijn opgewassen".

Tegenover deze overbezorgdheid en dit wantrouwen van God, wat zich manifesteert in het afsluiten van verzekeringen, stelde de heer Koppelaar de Bijbelse zorg en het geloofsvertrouwen op God. In dat kader wees hij onder meer op de psalmen 23 en 37, waarin teksten voorkomen als: De HEERE is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. (...) Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij (Psalm 23:1, 4a) en: Wentel uw weg op den HEERE en vertrouw op Hem, Hij zal het maken (Psalm 37:5).

Bij de behandeling van zijn derde en laatste punt, pleitte de heer Koppelaar voor het vasthouden aan de Bijbelse regel van: Draagt elkanders lasten (Gal. 6:2) zoals dat zijn beslag krijgt in de gemeenschappelijke en diaconale zorg, waarvan we lezen in Jakobus 1 vers 27: wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking, en zichzelven onbesmet bewaren van de wereld.

Verzekeringen (2)

Op grond van Gods Woord wees dus de heer Koppelaar het afsluiten van verzekeringen af. Godsdienstonder-

"De mensch ligt zóó vast in zijn doodstaat, dat hij niet kan begrijpen noch verstaan de onmogelijkheid om Gods slaande hand te onthopen, omdat hij niet gelooft in een alwetend en alomtegenwoordig God. Had de mensch nog eenig begrip, dat God weet waar het schepsel zich achter verschuilt, zie, dat kon hem tot nadenken brengen. Dan zou hij andere gedachten koesteren en denken: de Heere weet toch wat ik noodig heb om het leven door te komen"!

-C. van Eijk, Het Verzekeringswezen, 1930, p. 12-

wijzer A. de Redelijkheid, die op 18 oktober 1930 voor de SGP-kiesvereniging te Ouderkerk aan de IJssel onder de titel "De verzekeringen bestreden" ook een rede over dit onderwerp hield, dacht daar niet anders over. Hij achtte op grond van Gods Woord "alle verzekering, onder welke schoone benaming ook, ongeoorloofd", aldus het verslag van zijn rede in De Banier van 25 oktober 1930.

De heer A.T. Housheer omschreef 'verzekeringen' in zijn lezing voor de Woerdense SGP-kiesvereniging (De Banier, 15 december 1930) als middelen die men te baat neemt om zich te "vrijwaren voor schade". Want, zo stelde hij, door "verzekering wil men God ontloopen"; men wil "wel Hem erkennen als Gever van alle goeds, maar niet als Rechthebbende om ons geld en goed te ontnemen"! Hij bracht het afsluiten van verzekeringen ook in verband met Lucas 12, waar we onder meer lezen: Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleden zult. (...) Want al deze dingen zoeken de volken der wereld; maar uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft (vers 22b en 30). En daar nu "Gods wil en Wet" zowel "voor den geloovige" als voor "den uitwendigen belijder" gelden, beklemtoonde de heer Housheer dat het niet alleen voor de gelovigen, maar evenzeer voor de uitwendige belijder uit hoofde van beginsel plicht is om "uitwendig met Gods Woord in alle dingen rekening te houden en niet den Mammon hooger te stellen en hem meer te vertrouwen dan God"! In onze dagen kan het geen kwaad dit aspect nog eens voor het voetlicht te halen, want sommigen binnen de Gereformeerde Gezindte schromen niet om hun onbekeerdzijn, wat hun het oprechte geloofsvertrouwen op God doet missen, als uitvlucht te gebruiken om zonder al te grote gewetenswroeging in de verzekering te kunnen blijven! Van enkele in De Banier aangekondigde lezingen over (sociale) verzekeringen werd helaas geen inhoudelijk verslag gepubliceerd. Zo ook niet van de lezing die burgemeester D. Kodde van Zoutelande eerst op 26 februari 1930 voor de studievereniging "Calvijn" in 't Zandt (bij Middelburg) hield en later op 8 oktober 1930 nogmaals voor de studievereniging "Petrus Dathenus" in Oostkapelle. Gezien het feit dat burgemeester Kodde aan zijn lezing te 't Zandt en te Oostkapelle de veelzeggende titel: "De sociale wetgeving veroordeeld" meegaf, is het evenwel toch duidelijk wat de strekking van zijn verhaal geweest is!

Verzekeringen (3)

Reeds in 1919 nam de algemene vergadering van de SGP een resolutie aan waarin onder meer uitgesproken werd "dat verzekering in strijd is met het geloof in Gods voorzienigheid en de staat het recht mist tot verzekering te dwingen op straffe bij de wet bepaald" 2) . Van stonde af aan dus heeft de SGP "de z.g.n. verzekeringswetgeving veroordeeld op principieele gronden", om de woorden van ds. Kersten uit De Banier van 5 juli 1930 maar eens te gebruiken, en overeenkomstig dit, door de algemene vergadering bepaalde, officiële SGP-standpunt hebben de SGP-Kamerleden zich steeds "tegen de verzekering en de verzekeringsdwang gekeerd", aldus ds. Zandt 3 '. Onhoudbaar is dan ook de stelling die SGPsenator G. van den Berg onlangs in Terdege poneerde 4 '.

Deze stelde dat ds. Kersten zich "geweldig verweerd" heeft tegen het verplichtend karakter van een aantal verzekeringen, maar "dat verzekeren op zichzelf door de SGP" niet werd afgewezen. Nee, ook het verzekeren op zichzelf werd afgewezen. "Verzekering rooft Gods eere, en schaadt ons zieleleven", schreef ds. Kersten in januari 1920 al in zijn bekende brochure tegen de Invaliditeitswet 5 '!

Verscheidene voorbeelden uit de praktijk kunnen genoemd worden, waaruit eveneens het tegendeel blijkt van hetgeen senator Van den Berg en ook anderen beweren. SGP-raadslid L. van der Ven bijvoorbeeld maakte zich in de gemeenteraad van Hendrik-Ido- Ambacht tijdens de algemene beschouwingen van 1927 "tot spreekbuis van het officiële SGP-standpunt tegen

verzekering", zo lezen we in het herdenkingsboek van de SGP-kiesvereniging aldaar 6) . En naar aanleiding van het feit dat de begroting van de gemeente Capelle aan den IJssel in 1930 opnieuw "overstroomd" was met verzekeringen, voelde het SGP-raadslid B. Schouten zich tijdens de raadsvergadering van 17 december 1930 gedrongen hiertegen te waarschuwen en de raad in overweging te geven "zijn heil te zoeken bij den God onzer vaderen, die het met Hem zonder verzekeren durfden wagen en niet beschaamd zijn uitgekomen", aldus De Banier van 22 december 1930. Ook de heer Wisse, in 1930 gemeenteraadslid voor de SGP in de gemeenteraad van St. Laurens (bij Middelburg), vroeg tijdens de stemming over de begroting aantekening "dat hij tegen de posten verzekering" was (De Banier, 18 oktober 1930). Verder kan gewezen worden op de Gelderse Statenleden G.J. Doeleman, C. Middelkoop en J. van Duist die jaar op jaar in de Provinciale Staten aantekening vroegen tegen de verzekeringsposten op de begroting gestemd te hebben en dat om principiële redenen 7) .

Het antwoord dat in De Banier van 14 juni 1930 werd gegeven op de vraag van een lezer of ds. Kersten zijn auto in de verzekering had, spreekt in dit verband overigens ook boekdelen. Geantwoord werd namelijk dat dit geenszins het geval was, maar dat aanhoudend dergelijke lasterpraatjes onder de mensen verspreid werden. "Gelukkig", zo eindigt het antwoord dan, "heeft onze partijleider in dit opzicht het beginsel niet verzaakt"! Hieruit kunnen we afleiden dat het afwijzen van verzekeringen toen behoorde tot de beginselen van de SGP!

Vaccinatie (1)

Nauw aan het onderwerp 'verzekering' verwant is het onderwerp 'vaccinatie'. Hierover werden in 1930 een viertal lezingen in De Banier aangekondigd en vervolgens verslagen. Op 31 januari sprak voor de Dordtse SGP-kiesvereniging "De Banier" het lid Makkenze "een ernstig woord" over de vaccinatie en op 14 april voerde de heer K. Frugte uit Amsterdam, die secretaris was van de provinciale SGP-vereniging te Noord- Holland, het woord hierover op "de Buitengewone Ledenvergadering" van de SGP-kies vereniging te Zaandam. Verder sprak op 25 november de heer Kattenberg voor de Rijssense SGP-kies vereniging een rede uit, waarin hij "de verschillende bezwaren" tegen vaccinatie, namelijk "medische, staatsrechterlijke en gemoedsbezwaren" aantoonde. En tenslotte op 28 november hield voor de SGP-kies vereniging te 's Gravenzande de heer M. Dijkhuizen een lezing die hij de veelzeggende titel meegaf: "De vaccinatie verworpen op grond van Gods Woord"! Met name op de lezing van de heer Frugte, waarvan een verslag te vinden is in De Banier van 22 april 1930, zullen we nader ingaan.

Volgens de Zaandamse secretaris C. Meijer behandelde de heer Frugte in zijn lezing niet zozeer de wetenschappelijke aspecten van de vaccinatie, maar "meer de zonde der vaccinatie". "Zeer duidelijk" zette hij namelijk uiteen dat door vaccinatie "de leer der Voorzienigheid wordt aangerand, het gebedsleven belemmerd" en "het afhankelijke geloofsleven beleedigd". Ook beschouwde hij die gehele "vaccinatie-beweging eigenlijk" te zijn "een bedekte moordaanslag op 't leven van de kinderen der gemeente des Heeren". Een uitspraak die ongetwijfeld ingegeven was door het feit dat vanaf 1924 tot en met oktober 1929 in ons land in totaal 233 kinderen waarschijnlijk als gevolg van de vaccinatie met koepokstof de levensgevaarlijke ziekte encefalitis (hersenontsteking) hadden gekregen, van wie er vervolgens zeventig gestorven waren, wat De Banier-commentator in De Banier van 22 februari 1930 de opmerking deed maken: "Zeventig kinderen dus door eigen schuld aan den dood prijs gegeven"(zie illustratie)!

Vaccinatie (2)

Tegenover het geenszins ongevaarlijke en ook zondige middel van vaccinatie stelde en bepleitte de heer Frugte "een recht gebruik" van Bijbelse middelen zoals

"gebed om bewaring, een rein leven, enz.", aldus het verslag in De Banier van 22 april 1930. Hiermee stelde de heer Frugte zich dus niet op één lijn met degenen die zeggen: 'ons leven is in Gods hand; daarom kunnen wij temidden van een besmettelijke ziekte in onze omgeving werkeloos nederzitten en behoeven we ook geen maatregelen te treffen om uitbreiding te voorkomen'. Tegen zulk een van onverschilligheid getuigende redenering werd in een artikel in De Banier van 16 april 1930 aangevoerd: "De Heere is zeker machtig om ons te bewaren, maar toch indien men zoo redeneert, gaat men tegen Gods Woord in. Men is bezig op die manier om God te verzoeken en de middelen te verwerpen, waaraan Hij ons heeft gebonden. De wetten der melaatschheid bewijzen ons dit overvloedig.

Erkend moet echter, dat hier anderzijds een groot gevaar schuilt en wel om op de middelen alleen te gaan steunen. Niets toch is den mensch meer eigen dan om af te zien van God en op eigen wijsheid of het schepsel te gaan betrouwen. Daarom dient hier de juiste weg bewandeld en in het zorgvuldig gebruik der middelen alles van God te worden verwacht. (...) Evenwel mogen wij alleen die middelen aanwenden, welke niet strijdig zijn met Gods Woord, zooals ons program terecht aangeeft".

Gedoeld wordt hier op artikel 8 van het oude SGP- Beginselprogram dat aan de overheid de roeping oplegde "om tegen uitbreiding van besmettelijke ziekten te hoeden wanneer en waar die voorkomen, met zulke middelen als tegen Gods Woord niet strijden" en daarbij als middelen "afzondering en ontsmetting" noemde. Het pleidooi van de heer Frugte voor "een recht gebruik" van Bijbelse middelen lag dus geheel in lijn met het SGP-beginselprogram en ook met hetgeen bijvoorbeeld ds. Wilh. a Brakel in zijn Redelijke Godsdienst over het gebruik van de middelen zegt. Na gewaarschuwd te hebben voor het teveel afhangen van de middelen, pleit ds. a Brakel voor het zorgvuldig gebruik van de middelen 8 '.

Vaccinatie (3)

In de rede van de heer Frugte viel ons ook op dat hij zijn bezwaren tegen de vaccinatie terecht niet alleen grondde op het feit dat inenting bij sommige kinderen de dood tot gevolg had. Immers, vaccinatie (en nu citeren we uit een artikel over vaccinatie dat we in De Banier van 17 april 1930 aantroffen): "...is een voorbehoedmiddel, waarvan het gebruik in Gods Woord geen steun vindt. In Israël werden geen maatregelen toegepast op degenen, die geen spoor van melaatschheid of andere besmettelijke ziekten vertoonden. Slechts de aangetasten werden nauwkeurig onderzocht en afgezonderd van de gemeenschap (...). Ook daar werd dus uitgegaan van de gedachte, welke de Heere later uitsprak, dat de gezonden den medicijnmeester niet van noode hebben.

Al zou de vaccinatie dus niet het gevaar encephalitis of hersenvliesontsteking met zich brengen, dan nog zouden wij tegen deze kunstbewerking positie nemen. In de vaccinatie toch komt tot uiting die bezorgdheid, welke door den Heere Jezus zoo scherpelijk is veroordeeld. En waar de vaccinatie bovendien zoo uiterst gevaarlijk is gebleken, wat zij intusschen altijd is geweest, gaat ons verzet met verdubbelde kracht tegen haar uit"!

Toen "verzet met verdubbelde kracht" tegen de vaccinatie en nu? In de huidige toelichting op het nieuwe SGP-beginselprogram staat (p. 91): "Zolang de SGP bestaat, is ze tegen verplichte vaccinatie. De SGP is principieel tegen het feit dat de overheid burgers tot vaccinatie dwingt". Maar in De Banier van 17 april 1930 lezen we: "Zoowel de vaccinatie als den vaccinedwang blijven wij (...) bestrijden". Dat is een wezenlijk verschil! Evenals de SGP onder ds. Kersten, ds. Zandt en ir. C.N. van Dis sr. zich niet alleen tegen de verzekeringsdwang verzette, maar ook tegen het verzekeren op zichzelf, zo bestreed de SGP toen dus zowel de vaccinatiedwang als de vaccinatie.

Anno 2001 wordt helaas van SGP-zijde vrijwel geen waarschuwende stem tegen de vaccinatie meer vernomen en lezingen zoals die van de heer Frugte worden zelden nog gehouden, althans binnen de SGP.

Vrouwenkiesrecht (1)

In het jaar 1930 kozen relatief weinig sprekers (slechts drie) als onderwerp 'vrouwenkiesrecht' of gingen daarop meer dan slechts zijdelings in. Op zich is dit ook niet zo verwonderlijk, want het jaar 1930 was geen verkiezingsjaar, dus actueel was dit onderwerp niet. Maar kennelijk vond een bestuurslid van de SGP-kiesvereniging te Amsterdam toch voldoende redenen om dit onderwerp aan de orde te stellen, want tijdens de jaarvergadering van deze vereniging in 1930 sprak hij hierover. Evenals de Veenendaalse voorzitter T. Budding,

die in zijn rede op de ledenvergadering van 15 augustus 1930 te Veenendaal dit punt meer dan slechts zijdelings aanroerde (De Banier, 19 augustus 1930), wees dit bestuurslid uit Amsterdam het vrouwenkiesrecht als ongeoorloofd af. "In een keurig gesteld en op grond van Gods Woord goed gedocumenteerd betoog", toonde hij "glashelder aan, dat dit in strijd was met de H. Schrift", aldus secretaris J. Frugte van de Amsterdamse kiesvereniging (De Banier, 3 april 1930).

Zowel het actieve vrouwenkiesrecht (het recht dat vrouwen mogen stemmen) als het passieve vrouwenkiesrecht (het recht dat vrouwen in raden en staten gekozen mogen worden) werd in die dagen door de SGP zonder meer als in strijd met de Bijbelse plaats van de vrouw in de maatschappij afgewezen. Om diezelfde reden achtte men het ook vanzelfsprekend dat een vrouw geen lid kon worden van de SGP en afwezig was op alle door SGP-kiesverenigingen belegde vergaderingen. Ook op een openbare SGP-vergadering waarvoor een spreker uitgenodigd was, bleef haar stoel vanzelfsprekend leeg (door SGP-kiesverenigingen belegde tijdredes werden door vrouwen natuurlijk wel bijgewoond). Vanwege die vanzelfsprekendheid werden dit soort zaken meestal niet uitdrukkelijk genoemd of vastgelegd. Bijvoorbeeld onder de meeste aankondigingen van sprekersavonden in De Banier zoekt men in 1930 tevergeefs naar een opmerking dat vrouwen op deze politieke vergaderingen niet aanwezig behoorden te zijn. Een uitzondering hierop vormde de aankondiging van de rede die ir. C.N. van Dis sr. op maandag 13 januari 1930 te Bleskensgraaf hield over het onderwerp "Het ambt der Overheid". Daaronder was wel uitdrukkelijk vermeld: "Alleen toegang voor mannen"! Mogelijk was er de vorige keer in Bleskensgraaf wel een vrouw ter vergadering verschenen, zodat het bestuur deze dreigende afglijding in de kiem trachtte te smoren. In ieder geval was het onderwerp 'vrouwenkiesrecht' actueel binnen deze kiesvereniging, want nog in hetzelfde jaar werd verslag gedaan, namelijk in De Banier van 21 oktober 1930, van een rede die "vriend H. Mouthaan" tijdens de ledenvergadering van 17 oktober 1930 over dit onderwerp gehouden had en waarvan de samenvattende conclusie luidde: "Wij hebben weer bij vernieuwing gehoord en ons is uit Gods dierbaar en onfeilbaar Woord bewezen, dat de vrouw niet bij de stembus behoort en ook niet in de vergadering mag spreken"!

Vrouwenkiesrecht (2)

Thans, ruim zeventig jaar later, wordt in afwijking van de voorheen beleden beginselen de gang naar de stembus door veel 'SGP-vrouwen' wel gemaakt en door veel SGP-mannen als geoorloofd beschouwd. Ook wordt men thans ongeloofwaardig aangekeken wanneer men naar voren brengt dat het bezoeken van openbare politieke vergaderingen van de SGP (bijvoorbeeld van vergaderingen waar één van de SGP-Tweede-Kamerleden op uitnodiging van een SGP-kiesvereniging een rede houdt) niet tot de Schriftgebonden taak van de vrouw gerekend kan worden, terwijl men feitelijk dan toch niet anders doet dan vasthouden aan hetgeen voorheen zelfs vanzelfsprekend was en nu nog zo moest zijn.

Maar helaas, het is inmiddels al niet meer vanzelfsprekend dat SGP-raadsleden tegen vrouwelijke wethouderskandidaten stemmen! De vervreemding van het Staatkundig Gereformeerde beginsel zet zich dus kennelijk op dit punt binnen de SGP nog steeds voort!

Ten besluite

Wanneer we al de in dit artikel geboden informatie, getrokken uit de rubriek "Vereenigingsnieuws", op ons laten inwerken, dan moeten we constateren dat in 1930 de gemiddelde inleider op de SGP-vergaderingen niet anders dacht dan de partijleiding. Zij stonden voor dezelfde beginselen. En in het geheel van de partij was

toen het bestuderen en het in woord en daad uitdragen van de Staatkundig Gereformeerde beginselen geen bijzaak, maar hoofdzaak! Lezingen over, wat wij nu noemen, 'zakelijke onderwerpen', kwamen in verhouding weinig voor. En terecht, want wat het zwaarst weegt, verdient ook de meeste aandacht!

Verder bleek in dit artikel bij vernieuwing dat niet alleen partijleider ds. Kersten en enkele partijgenoten met hem uit principe tegen verzekeren waren, nee, het was toen het officiële partijstandpunt dat verzekeringen als zijnde strijdig met de voorzienigheid Gods afgewezen dienden te worden. In dat kader gaven we u ook verscheidene voorbeelden uit het verleden van SGPraadsleden en - Statenleden die in de politieke praktijk aan dit officiële partijstandpunt inzake de verzekeringen de juiste consequenties verbonden: zij stemden tegen de verzekeringsposten op de begroting! Waar wordt dit nu nog gevonden?

Niet alleen ten aanzien van verzekeringen, maar in het algemeen (de goeden niet te na gesproken!) is helaas de opstelling van veel SGP'ers in raden en Staten wezenlijk veranderd. De Bijbelse lijn van het onverkort vasthouden aan de beginselen, die in de lezingen van de heer Schoonderbeek duidelijk naar voren kwam, en die door de eerste SGP-voormannen in praktijk gebracht werd, is thans door veel SGP'ers losgelaten. Ds. Kersten zei in zijn openingswoord op de partijdag van 5 augustus 1920: "Helaas ziet men allerwege in ons Vaderland een opofferen van de heilige beginselen des Goddelijken Woords, onder den schoonen schijn van de eere Gods te bedoelen. (...) Wij rekenen te veel en gelooven te weinig... Niet de beginselen bezielen dan meer, maar de bereiking van wat we ons voorstelden verbetering te zijn. Materialistisch wordt dan ons doen"!

Laten we liever "met den Heere verliezen, dan overwinnen zonder Hem", zo vervolgde hij zijn betoog. Ja: "Staat mannen broeders, staat onbeweeglijk bij wat naar innerlijke overtuiging beginsel is van Gods Woord en de God des vredes zal met U zijn. In Hem zij onze hulpe" ('De Banier', 5 mei 1921)!

Juist deze Bijbelse lijn zijn we nu veelal kwijt; de regel die ds. Kersten in de allereerste Banier (5 mei 1922) zijn partijgenoten meegaf: "Hou vast aan 't beginsel. Winnen met inboeten van heilige beginselen is verliezen"!, wordt thans door veel SGP'ers in de politieke praktijk in de wind geslagen. O, op het politieke erf ligt zulk een schuld! Dat we daarvan in waarheid iets mochten gevoelen!

Noten:

1) De gegevens voor deze alinea hebben we ontleend aan: H. Hille, "Hervormd tot in m'n nieren", in: Oude Paden, september 1999, p. 5-17

2) W. Fieret, De Staatkundig Gereformeerde partij 1918-1948, 1993, p. 71, noot 82

3) P. Zandt, Uiteenzetting van het Beginselprogram der Staatkundig Gereformeerde Partij, dl. 1, p. 22

4) H. de Vries, "Van bedreiging tot kans", in: Terdege, 3 januari 2001, p. 18-21. Dat de SGP in de persoon van ds. Kersten zich gekeerd zou hebben tegen "een aantal verzekeringen", zoals senator Van den Berg het uitdrukt, is eveneens onjuist: "Weg met alle verzekeringswetten", zo lezen we in De Banier van 17 november 1930!

5) G.H. Kersten, De Invaliditeitswet, in: Vooroorlogse SGP-geschriften, dl. 1, 1980, p. 17-18

6) A.A. Verhoeven, Belijdend besturen, 2000, p. 20

7) Zie: In het Spoor, december 1997, p. 142-145

8) Zie: Wilh. a Brakel, Redelijke Godsdienst, dl. 1, 1985, p. 289

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 2001

In het spoor | 44 Pagina's

WAAROVER ZIJ SPRAKEN EN HOE ZIJ DACHTEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 2001

In het spoor | 44 Pagina's