Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DS. FL. COSTERUS EN DE OVERHEID -1-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DS. FL. COSTERUS EN DE OVERHEID -1-

26 minuten leestijd

Inleiding

Het verhaal gaat dat veel regenten en schepenen in Hoorn een portret van ds. Costerus aan de muur hadden hangen 1 ' Dat betekent in ieder geval dat Costerus als gerespecteerd predikant in de hoogste kringen verkeerd heeft 2 '. Het is mogelijk dat hij op zo'n vertrouwelijke voet met de overheid heeft gestaan. Uit de titel van dit artikel zijn een tweetal vragen af te leiden, namelijk:

1) Wat is de positie die ds. Costerus tegenover de overheid heeft ingenomen?

2) Hoe heeft de overheid zich tegenover ds. Costerus en de kerk opgesteld?

We zullen trachten om in twee artikelen op beide vragen antwoord te geven. Maar vóóraf willen we voor een goed begrip van de zaken eerst in het kort de levensloop van ds. Costerus behandelen (1), de situatie in Nederland schetsen (2) en globaal aangeven hoe ds. Costerus in zijn tijd heeft gestaan (3).

1) De levensloop van ds. Costerus

Voor de levensloop van ds. Costerus moeten we ons verplaatsen naar een ver verleden: het einde van de Tachtigjarige Oorlog. Dan duikt Florentius Costerus op uit de vergetelheid van de geschiedenis om een roeping te volvoeren en een dienstwerk te verrichten tot eer van God en tot stichting van Gods kerk. Hij is geboren in de Gouden Eeuw, waarschijnlijk in 1635 3 '. Van zijn jeugd is weinig bekend. Dat is niet vreemd, dat komt bij meer mensen voor uit zijn tijd. Het zijn immers de roerige jaren van de Tachtigjarige Oorlog. Alleen als men belangrijk is, werden gegevens vastgelegd. De vader van ds. Costerus, Jan Janszoon Coster, is dorpspredikant geweest. Vanaf 1642 is hij verbonden aan de combigemeente Wognum-Wadway 4 '. Deze plaatsjes liggen in de buurt van Hoorn, in het Noord-Hollandse West-Friesland.

In deze streek zijn veel mensen rooms gebleven. De mentaliteit van de bevolking is ruw te noemen. De Reformatie heeft hier heel wat voeten in de aarde gehad. Lang bleef de streek vol met "Paepsche Stoutigheden". Een eigenaardigheid die daar mee te maken heeft, wil ik nog noemen. Bij de beeldenstorm in Wognum hebben de aanhangers van de nieuwe leer de altaarsteen niet vernield, maar deze als voetveeg bij de ingang onder de toren gelegd. Eeuwenlang heeft deze vreemde drempel er gelegen. Ook ds. Costerus is over deze bijzondere drempel in de kerk gekomen. Hij zal met deze 'vernedering' van de altaarsteen ingestemd hebben, want in een van zijn preken wijst hij erop dat in het jaar 1566 tegen alle verdrukking in "den ijver van de Gereformeerden des te grooter werd, de predikatien meer en meer doorbraken en de beelden uit de kerk gesmeten werden" 5 '. Bij een grotere ijver van Gereformeerden smijt men dus de beelden uit de kerk, waaruit af te leiden is dat hij de beeldenstorm goedgekeurd heeft. Dat gold lang niet voor iedereen.

Student

In Wognum groeit Floris Coster op. Hij wordt opgevoed in een eenvoudige dorpspastorie en maakt kennis met een sobere Calvinistische levensstijl. Maar wat meer zegt: hij wordt opgevoed in de vreze des Heeren. Dan breekt drie jaar na de vrede van Münster het jaar 1651 aan. De jonge Floris Coster verlaat de ouderlijke pastorie om theologie te gaan studeren. Hij schrijft zich in aan de universiteit van Utrecht 6 '. Naar de gewoonte van die tijd is zijn naam gelatiniseerd in Florentius Costerus. Onder deze Latijnse naam kennen we hem nog steeds. In hetzelfde jaar 1651 vindt de Grote

Vergadering plaats in Den Haag. Vijf predikanten eisen van de overheid strengere plakkaten (wetten) ter bestrijding van de paapse afgoderij, zelfs van de heimelijke uitoefening van de afgodische roomse godsdienst. Later zal ds. Costerus zijn hoorders hieraan herinneren.

Als student heeft hij het voorrecht gehad om colleges te volgen bij de grote Gisbertus Voetius (1589-1676) 7) . Op het moment dat Costerus studeert, is het nog de glorietijd van de Utrechtse faculteit. De invloed van prof. Voetius is dan nog groot. Hij is de handhaver van de zuivere leer. Voetius heeft gewezen op de praktijk der Godzaligheid en deze verbonden met de wetenschap. Hij heeft de huisgodsdienst aanbevolen en de conventikels of gezelschappen verdedigd. Ook heeft Voetius de rechten van de kerk verdedigd tegenover de overheid. Wat het laatste betreft, de rechten van de kerk - nu loop ik alvast vooruit - , daarin is ds. Costerus een gematigd Voetiaan. In Hoorn heeft de overheid veel zeggenschap over de kerk gehad.

In betrekkelijk korte tijd heeft Costerus de beginselen meegekregen voor het ambt van predikant en dat naar tevredenheid van een dichter: "De Godgeleerdheid ook, daar ben ik in volleerd". Hij wordt proponent en mag voorgaan in kerkdiensten.

Predikant

Al in 1654 wordt Florentius beroepen door de combigemeente Wognum-Wadway waar hij voor zijn studie heeft gewoond. Hij heeft dan maar drie jaar in Utrecht gestudeerd. Dat is erg kort. Een jaar eerder, in 1653, is zijn vader aldaar overleden. Het is niet bekend of dit overlijden met zijn verkorte studie verband houdt. Zou dit het geval zijn, dan heeft Costerus al tijdens zijn studie blijk gegeven van buitengewone genade en gaven. Het moet per slot van rekening wel mogelijk zijn om zo snel al predikant te worden. Op het predikantenbord in de hal van de kerk van Wognum staat vermeld: "Florentius Costerus Jz proponent, predikant alhier in 1654 vertrokken naar Hoorn in 1656". In zijn eerste gemeente Wognum-Wadway is hij dus twee jaar geweest. Uit deze tijd is niets bekend. Het zegt ons alweer iets over eenvoud, soberheid en onopvallendheid. Dit is echter zeker: er is in die korte tijd al snel een goede naam van hem uitgegaan, want de rijke stad Hoorn, een paar kilometer verderop, heeft hem beroepen. Waarin heeft die goede naam bestaan? Ik denk aan hetgeen wijlen drs. K. Exalto van hem heeft geschreven: "Dat hij een rechtzinnig predikant is geweest, is boven alle verdenking verheven. Dat hij eenvoudig en verstaanbaar heeft gepreekt is onmiskenbaar. Hij kende ook de Schrift door en door en niets verhindert ons veilig aan te nemen dat door hemzelf is heengegaan wat hij anderen leerde" 8) . Hij neemt het beroep aan.

Hoorn

De overgang is niet gering: van twee kleine plattelandsgemeenten naar een welvarende stad. Hoorn was een havenstad, had een eigen VOC-kantoor en had zitting in de vergaderingen van de Heren Zeventien, die het bestuur van de VOC uitmaakten. De status van Hoorn was toen groot en is dus in de loop der tijd gedaald.

Het is een moeilijke tijd als ds. Costerus in Hoorn komt. In september 1656, juist als de sterfte aan de pest het grootst is, wordt hij in Hoorn bevestigd als herder en leraar. Later zegt hij over deze pestepidemie in een preek: "Deze stad heeft ook haar deel daarin gehad; neringen en hanteringen stonden genoegzaam stil en het dagelijks werk was, zieken te helpen, dooden te begraven en zichzelve tot sterven te bereiden" 9) . Dezelfde woorden zijn in de stadskroniek te lezen. Ds. Costerus heeft in zijn boetepreken gewezen op de slaande hand van God. Een dichter heeft deze boodschap als volgt weergegeven:

"Nog deed het weinig nut en voordeel Daarom verzwaarde God Zijn oordeel En zond drie jaren achtereen De pest, in dorpen en in steen Die er veel ten grave sleepte, maar Het zondigen bleef groot en zwaar" 10 '.

Zes predikanten staan in Hoorn aan zijn zijde. In de loop der tijd is ds. Costerus aan het roer van kerkenraad en school gekomen en heeft zo zijn stempel op de stad gedrukt. Hij is vaak voorzitter van de kerkenraad geweest. Van zijn invloedrijke positie is hij zich bewust geweest. "Wij moeten bekennen, dat de predikdienst met den aankleven van dien, en den welgesteldheid van de kerk een groten invloed heeft op het gemeen, ja, een merkelijk deel daarvan is" n) .

Uit de bijna vijftig jaren is er geen spoor te vinden van spanningen binnen de kerkenraad. Daar zal ds. Costerus alles aan gedaan hebben. Hij zegt zelf: "voor de waarheid, voor den vrede, voor de orde, en voor de discipline ben ik geheel en al ingenomen; voor de kerk en aan de kerk heb ik mij overgegeven" 12 '. Uit het verdere verloop zal blijken dat dit inderdaad zo is geweest. De invloed van ds. Costerus merken wij op uit de vele malen dat hij vanuit de kerkenraad afgevaardigd is geweest naar de overheid, classis en synodes, om nogal eens lastige kwesties op te lossen. Verschillende keren is hij afgevaardigd voor de Noord-Hollandse synode. Zelfs tweemaal heeft hij bidstond voor deze synode gehouden, eerst in 1671 en vervolgens in 1689, beide keren binnen de muren van Hoorn.

De band tussen ds. Costerus en Hoorn is goed te noemen.

Gematigd Voetiaan

Zijn faam groeit, wat blijkt uit de beroepen naar Haarlem en Utrecht. Beide beroepen slaat hij af. In Haarlem is hij in 1676 beroepen. Als ds. Costerus eind 1679 bedankt voor het beroep naar Utrecht, laat deze stad het er niet bij zitten. De Utrechtse kerkenraad oefent aandrang op hem uit. Zijn besluit staat echter vast. Daarom raadt hij aan om verdere kosten en moeiten te sparen. Het is een hele eer dat de stad waar hij maar kort heeft gestudeerd, hem zozeer als haar predikant begeert. Het is immers de stad waar prof. Voetius zoveel invloed heeft gehad.

Ds. Costerus heeft de naam een uitgesproken Voetiaan te zijn. Dus dat de keuze op hem gevallen is, lijkt logisch. Toch was Voetius al in 1676 gestorven en zijn invloed gedaald. Dat de overheid van Utrecht met het beroep op ds. Costerus heeft ingestemd, wijst er dan ook op dat de gematigde positie van Costerus tegenover de overheid tot haar is doorgedrongen. Zijn standpunten lagen wat leer en leven betreft heel helder, maar wat betreft de invloed van de overheid heeft zijn vredelievendheid de overheid wel heel veel gezag toegekend.

Huwelijk

Op 5 september 1662 trouwt hij met Antje Beets uit Hoorn. Van haar weten we verder niets, daarom zal haar afkomst wel eenvoudig geweest zijn. Dat is voor Costerus geen bezwaar. Hij meent zelf van "gemeene burgers, huislieden en zeevarende lieden, dat zij de meeste en dikwijls de beste zijn" 13 '. Het getuigt eens te meer van zijn eenvoud. Het huwelijk is kinderloos gebleven.

Zijn geschriften

In 1675 krijgt ds. Costerus het verzoek om twee preken uit te geven die hij op 2 januari van dat jaar heeft gehouden. Ze gaan over Psalm 105:5. De ene preek behandelt Neêrlands vloek en de andere Neêrlands zegen. Bij een herdruk heeft de drukker verzocht om de predikatie over Psalm 60:3-6 erbij te voegen die hij op 3 april 1675 heeft gehouden, getiteld: Nederlands breuke geheelt, bestaande in de Re-unië van de overheerde provinciën. De drukker merkt het succes van de uitgave en stelt volgens ds. Costerus "na veel drukkens en herdrukkens" voor om er een korte kroniek van te maken. In totaal zijn het elf preken geworden met de titel: Nederlandts vloek en zegen en deszelfs re-unie, vermeerderd met een nieuwe vloek en zegen, en andere biddagstoffen; mitsgaders een bevestiging en twee synodale preclikatien. Ik heb zelf een ongedateerde achtste druk van de volledige uitgave gebruikt. Een bewijs dat het boek zijn weg wel heeft gevonden.

Ondertussen verschijnt in 1687 zijn boek: De geestelike mens, in sijn begin, voortgang, en uijt-eijnde, voorgestelt in verscheijden predicatien. Dit is zijn hoofd-

werk en biedt uitnemend geestelijk voedsel. Het beslaat uit 62 preken. De recente uitgave bij uitgeverij Gebr. Koster is de tiende druk. Aan zeggingskracht heeft ds. Costerus nog niets verloren. Ten slotte verschijnt er nog in 1691 een pamflet van zijn hand tegen doctor Balthasar Bekker (1634-1698) van Amsterdam.

Sterven

Op 23 oktober 1703 sterft hij. Dan is hij bijna vijftig jaar predikant geweest. Op 29 oktober wordt hij begraven. Een veelzeggend grafschrift luidt:

"Die aan Gods kerkenhemel was een zon. Die weeuw' en wees en burger was ten nutte, Die, door verstand, veel twist en onheil stutte, Die galoos was in leven, schrift en leer En die zich afgeleefd heeft voor Gods eer"' 4 '.

Onder de oude schrijvers neemt ds. Florentius Costerus terecht een ereplaats in.

2) De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden ten tijde van ds. Costerus

Nu komen we ten tweede bij de tijd waarin ds. Costerus leefde. De periode van de zeventiende eeuw staat nog steeds bekend als de Gouden Eeuw. Het is de bloeitijd van ons geliefde vaderland. De worsteling om los van Spanje en de roomse kerk te komen, heeft ons tegen alle verwachting in welvarend gemaakt. Door de handel en zeevaart zijn we een wereldmacht geworden. Hoe is dit gekomen? Velen hebben zich over deze vraag gebogen. Ds. Costerus geeft als antwoord: "Indien nu de Heere onze God, de Koning aller koningen, met ons zo had gehandeld als de koningen der aarde, het had lang met ons uit geweest" 15) . Deze genadige besturing des Heeren is zelfs in het buitenland opgemerkt door de Turkse sultan 16) . Ds. Costerus haalt van deze keizer Amurates III de volgende uitspraak aan: "Mijne heren, het is God! Het is God! Die deze landen behoudt, anders was het onmogelijk".

Het Israël van het Westen (zie kader)

De oorzaak van de strijd tegen Spanje heeft te maken met de Gereformeerde leer. In 1618-1619 is deze leer tegen de remonstranten gehandhaafd en is de Gereformeerde kerk in een bevoorrechte positie gekomen. "Is dat niet een groot werk, dat de Heere Zijne zieltoogende kerk zoo genadig heeft genezen en ons bij de zuivere waarheid bewaard" 17 '. Doordat de zuivere Waarheid Gods volk aan elkaar heeft gebonden, is ons natiebesef gegroeid. Men spreekt wel van Nederland

als het Israël van het Westen. In een aantal studies is deze stelling onderzocht 18 '. Hoe heeft ds. Costerus over deze kwestie geschreven? "Verandert de naam van Israël in Nederland, zo hebt gij hetzelfde" 19 '. Dit is toch niet anders dan land met land vergeleken? Even verderop geeft hij aan dat hij daar echt de staat mee op het oog heeft: "Zo lang de Provinciën door de Unie aan elkander zijn verbonden geweest, is onze staat nooit in zulk een erbarmelijke staat geweest als in de naast voorgaande jaren" 20 '. Deze woorden heeft hij in zijn eerste woord vooraf geschreven en zijn een duidelijke vergelijking. Er zijn meer citaten te geven, bijvoorbeeld: "Overal waar wij henen togen, was de hand des Heeren tegen ons ten kwade, gelijk van Israël gezegd wordt Richteren 2:5" 21 '; maar ook: "Zoveel stof als Israël had, zoveel stof hebben wij. Is er ooit een volk geweest, dat van wonderen mag spreken, zo zijn wij het" 22 '. Hier kan het onmogelijk om de kerk alleen gaan.

De vrede van Münster

Dan breekt het jaar 1648 aan. De vrede van Münster wordt gesloten. In de ogen van veel Gereformeerden komt deze vrede veel te vroeg.

Ds. Costerus geeft 27 jaar later aan wat het gevolg van zulk een vrede is geweest: "Maar als wij beginnen met den Spaanschen vrede, dewelke op den 5 Junij 1648 alom is gepubliceerd, zoo zal ons voorkomen een gansch register van oordelen; zoodat wij regt des konings Hiskia's woorden mogen gebruiken: 'In vrede is onze bitterheid bitter geweest'" 23 '. De meerderheid van de orthodox-Gereformeerden meent: 'We hebben de zuivere leer, nu is het goed'. Enkelen waren niet zo snel tevreden. Deze mannen hebben meestal in Utrecht bij prof. Voetius gestudeerd. Zij stellen in hun woorden en geschriften: 'Al hebben we de zuivere leer, nu moet het leven nog Gereformeerd worden. Zowel het persoonlijke leven, als het huiselijke leven moet naar Gods Woord en Wet worden ingericht. Maar ook het ambtelijke leven en het gehele maatschappelijke leven moet tot eer van God zijn'. Zo is de partijnaam 'Voetiaan' ontstaan en deze naam staat garant voor zuiver in de leer en precies in levenswandel, maar tevens weerbaar als het om de rechten van de kerk gaat. Zo een is Costerus ook. Deze Voetianen hebben hun tijd doorzien en gewaakt voor de leer en de Kerk des Heeren. Zij hebben gestreefd naar een bestel waarin de overheid zich onderwerpt aan het Woord van God 24 '. Maar ook dat de overheid haar taak verstaat door de kerk te beschermen. Daarom geldt deze periode van onze geschiedenis als referentiekader voor de SGP 25 '.

De Voetianen hebben meestal tevergeefs een beroep gedaan op de steun van de overheid om de kerk en het openbare leven te zuiveren van verkeerde invloeden. De overheid heeft zich ook nogal eens bemoeid met kerkelijke zaken. In de loop der tijd komt de kerk steeds meer in de verdediging en neemt de overheid het op voor velen, behalve voor hen die opkomen voor de beproefde Staatkundig Gereformeerde beginselen.

3) Hoe ds. Costerus in zijn tijd heeft gestaan

In zijn Vloek en zegen heeft ds. Costerus gewezen op Gods hand in alledaagse dingen, in rampen, in de geschiedenis en heeft deze verklaard als oordelen en zegeningen van de Allerhoogste. Het verwondert niet dat de meeste teksten van preken uit het Oude Testament komen. Daarin is menigmaal gewezen op Gods hand in de leidingen met Zijn volk Israël. De aanleidingen voor ds. Costerus om te spreken over de slaande hand des Heeren zijn oorlogen, ziekten en weersomstandigheden geweest. Rampen en tegenheden ziet hij in het kader van de nationale schuld tegenover God: de ondankbaarheid en zonden tegenover de vele weldaden die God aan Nederland heeft bewezen.

Armoede en oorlog

Terecht noemt ds. Costerus de Oostzeehandel de ziel van onze zeevaart, want vanaf de Middeleeuwen heeft Hoorn op het Noorden gevaren voor graan, hout en vis. Zodoende is ook Hoorn getroffen door de Zweedse oorlog met Denemarken in 1658 en 1659. Tijdelijk is de handel daardoor slecht geweest. In 1666 hebben de Engelsen 150 koopvaardijschepen bij Vlieland in brand gestoken. De meeste schepen zijn afkomstig uit Hoorn. Dat betekent veel armoede voor de betrokken mensen, moeders worden weduwe en er komen meer wezen bij in het burgerweeshuis van vader Johannes Willemsz. Eschwijler (±1633-1719), de schrijver van Zielseenzame meditatiën (1685).

Als in 1672 oorlog uitbreekt met een viervoudige vijand, is de angst groot geweest. Aan de preken is te merken dat dit nog vers in het geheugen van de mensen zit. Ds. Costerus heeft deze oorlog intensief gevolgd.

Hij noemt het een oorlog die alle voorgaande verre te boven gaat 26) . Hij beschrijft het heel levendig zodat we ons een voorstelling kunnen maken van die toestand. Ook heeft het zijn gemeenteleden ongetwijfeld aangesproken dat hij veel voorvallen van de stad Hoorn noemt. Een van die voorvallen is 19 juni 1672, toen hij het Heilig Avondmaal heeft bediend. "Hoe velen waren er die niet anders dachten of het was op die plaats en op die wijze de laatste maal" 27) . Vervolgens wijst hij op Hoornse schepen die naderbij de stad zijn gekomen. Uit angst heeft men de vloot voor vijanden aangezien. Hij is toen de moed kwijt geraakt om de gemeente op te wekken om dankdag te houden over gewonnen zeeslagen omdat hij alleen bekrompen gezichten voor zich ziet. Er zijn immers nieuwe Jobstijdingen binnen gekomen.

Hoorn heeft door de oorlog geleden, ook al is de vijand er niet geweest, want het water is in de stad gelaten. Door deze overlast en het meebetalen aan de oorlogslast is de welvaart achteruitgegaan, want de handel lag stil. Die oorlogsschattingen zullen voor Hoorn wel hoog zijn geweest, want we weten dat Hoorn een rijke stad is geweest.

Onze vaderlandse geschiedenis

Voor de zegeningen blikt ds. Costerus in Vloek en zegen vooral terug en dan met name naar de Tachtigjarige Oorlog. Hij wijst op de grote historische werken, maar noemt alleen de namen van de historische schrijvers Van Meteren, Bor, Hooft, Strada, Grotius en Pers, maar voegt er aan toe dat er nog anderen zijn 28) . Tot zijn doel heeft hij gesteld om in enkele preken de geschiedenis aan eenvoudigen voor te stellen. Dat heeft hij goed gedaan. Mr. G. Groen van Prinsterer heeft in zijn Handboek der geschiedenis van het vaderland de preken van ds. Costerus als bron gebruikt.

Op zijn beurt prijst ds. Costerus de kennis van onze vaderlandse geschiedenis hoog. Hij spoort daartoe aan: "Gedenkt Zijner wonderen die Hij gedaan heeft". Vier dingen acht ds. Costerus nodig om te gedenken. Ten eerste spoort hij ons aan om de Nederlandse historiën te lezen. Vervolgens moeten de weldaden en wonderen des Heeren dikwijls de gemeente verkondigd worden. Ten derde hebben ouders de taak om aan hun kinderen de vaderlandse geschiedenissen te vertellen. Ten slotte behoren wij te letten op de wonderen des Heeren 29) .

Wat een schone taak om de hand des Heeren te onderzoeken en dat niet alleen voor zichzelf te houden, maar ook te onderwijzen! Hierin herkent u ongetwijfeld de oproep die bij meer oude schrijvers te vinden is 30) .

Ds. Costerus roept op om een heilig gebruik te maken van de opgemerkte, opmerkelijke weldaden des Heeren. Ten eerste om dankbaar te zijn, want "elke weldaad is een nieuwe obligatie die ons tot den dienst des Heeren verbindt, en elke versche gedachtenis van die weldaad is als het herlezen van onze obligatie". Vervolgens om onder bezoekingen geduldig te wezen, in plaats van te klagen. Ten derde om hoop te hebben, namelijk om een goed toevoorzicht op de Heere te hebben. Hij concludeert: "Als wij dan zoo de wonderen Gods gedenken, en dat heilig gebruik daar van maken, zoo zullen wij God terecht verheerlijken" 31 '.

4) De houding van Costerus tegenover de overheid

Nu zijn we ten vierde aangekomen bij de houding van ds. Costerus tegenover de overheid. Als we verder nadenken over de rol van hem tegenover de overheid dan vinden we bij hem geen programma van reformatie voor overheid en onderdaan, zoals De Pointen van Nodige Reformatie van ds. Jacobus Koelman 32 '. Voor zijn eigen houding moeten we naar archiefgegevens kijken. In de kerkenraadsnotulen van de stad Hoorn heeft de heer R. Bisschop gegevens gevonden die erop wijzen dat de kerkenraad zich voegt naar de wil van de overheid 33 '. We nemen een aantal voorbeelden om het te illustreren.

Commissarissen

De magistraat maakt vanaf 1663 gebruik van commissarissen. De kerkenraad heeft deze overheidscommissarissen noodgedwongen geaccepteerd. Er zijn enige burgemeesters ouderling 34 '. Dat betekent dat de overheid via afgevaardigde burgemeesters in de kerk grote invloed op de kerk kan uitoefenen. Dat zien we in 1685. Dan geeft de overheid de aanzet om een Waalse gemeente te institueren. De burgemeesters regelen de benoeming van predikanten. Die burgemeesters zijn hoogstwaarschijnlijk de genoemde commissarissen. Zodoende wordt de Waalse gemeente bij de Gereformeerde kerk gerekend en valt ze niet onder de Waalse synode. Dit kunnen we in het verlengde zien van het besluit uit 1663.

Orde

Nu komen we de naam van ds. Costerus tegen in een gevoelige zaak. Het gaat om het voorgaan van ds. Jacobus Koelman die in 1675 door de overheid van Sluis is afgezet. Hij heeft bijeenkomsten in Hoorn geleid tot zorg van de overheid en de kerkenraad.

Het gesprek vindt in november 1683 plaats in de pastorie van Florentius Costerus. Een van de vijf afgevaardigden is een burgemeester in het ambt van ouderling 35 '. Dit zal wel een reeds genoemde commissaris zijn. Ds. Koelmans mening staat op zichzelf. Hij komt erg dicht bij het independente gevoelen door als afgezette dominee zelf voor te gaan in gezelschappen en niet in de Gereformeerde kerk. Ds. Costerus, als belangrijkste man van de kerkenraad, is vanaf die plaats verplicht om de kerkelijke orde te bewaren. Het zal wel geen verrassing zijn dat dit tevens de wens van de overheid is. Voor, tijdens en na het gesprek is er geen sprake van persoonlijke tegenstellingen. Ds. Koelman heeft zijn mening behouden, "dat hij conscientieushalven niet en konde s wij gen, maar dat hij Gods Woort moeste verkondigen" 36 '. Het argument van de kerkenraad heeft hem niet overtuigd. Deze is de mening toegedaan dat door het conventikel van Koelman "de gemoederen van de ledematen daardoor van hare wettige leraren en hare dienst wierden vervreemt" 37 '. Verder is het in Hoorn niet gegaan.

Als in 1689 binnen Hoorn een synode plaatsvindt, is het ds. Costerus die de synodepreek houdt. Hij lijkt terug te komen op het gesprek met ds. Koelman, als hij zegt:

"Anderen (...) verwerpen alle orders. Wij spreken niet van geestdrijvers, kwakers en andere fanatieke menschen, maar van dezulken die anderszins voor regtzinnige mannen passeren. (...) ze menen alle orders te boven gekomen te zijn; 'wat synodus, wat resolutien, wat reglementen! Wij achten die dingen niet', is hunne taal. Men vindt er, die, buiten dat, deftige mannen zijn, die evenwel meenen dat de kerk noch door bisschoppen, noch door kerkenraden, classen en synoden behoorde geregeerd te worden, maar dat elk moet weten, wat hem te doen zij, zonder dat ze zichzelven daaromtrent wel kunnen verklaren, wat ze dan eigenlijk willen: deze dragen daarom den naam van Independenten" 38 '.

Uit het voorgaande heb ik de indruk dat ds. Costerus en ds. Koelman in veel zaken eensgeestes zijn. Het enige verschil is met het ene woordje 'orde' samen te vatten, naar mijn bescheiden mening.

Bedestonden en de praktijk

Het is in 1689 alweer de overheid die het verzoek doet aan de kerkenraad om wekelijks bedestonden te houden. De kerkenraad neemt het voorstel met beide handen aan. Enige tijd is er iedere donderdag biddag geweest. De kerkenraad laat ds. Costerus en zijn ouderling een verzoek overbrengen om dan ook meer bekendheid aan de bedestonden te geven en tevens de burgers te verzoeken op die dag zich terug te trekken. Dat laatste gaat de overheid te ver.

Ds. Costerus geeft zijn mening over belangrijke gebeurtenissen van zijn tijd, met het doel om te stichten. Een geestelijk mens "ziet in alles Gods hand; hij leert zijnen God daarin gevoelig kennen, hij wordt daardoor tot Hem opgetrokken, en brengt zichzelven als weg in zijnen God" 39) .

Verscheidene van zijn preken zijn bidstondpreken. In verschillende jaren heeft hij deze preken gehouden. Sommige preken heeft hij op eigen initiatief gehouden. Hij is van plan geweest vanaf 1675 zijn gemeente in het nieuwe jaar te wijzen op de afgelopen vloeken en zegeningen. De overheid heeft hierbij onvoldoende haar medewerking getoond voor het openbare leven, want hij klaagt: "Wie schrikt niet als hij gedenkt aan den 1 Augustus, op welke men den ordinairen vast- en bededag had gehouden, doch zoo slordig, dat de kerken ledig waren van toehoorders; maar de wegen vol gerij en geros en de kroegen vol gasten" 40 *. Dezelfde avond heeft een verschrikkelijk onweer plaatsgevonden, met donder, bliksem, verscheurende wind, plasregen en hagelstenen. Volgens ds. Costerus is er grote schade geweest.

Wanneer de magistraat echter bededagen uitvaardigt en de burgers op die dag zich tevens moeten onthouden, dan staan er straffen op het bezoeken van bordelen, het drinken in de herberg en het dobbelen. Deze verboden heten keuren en berusten op een gebruik uit de Middeleeuwen.

We kunnen zeggen dat de keuren en preken elkaar positief versterkten. Ten eerste bevorderen de keuren van overheidswege een Calvinistische levenswandel van soberheid en zedigheid. Ten tweede steunen ernstige boetpreken, zoals wij ze van ds. Costerus nog na kunnen lezen, een gehoorzaamheid aan de overheid als Gods dienaresse. Ds. Costerus heeft niet alleen gewezen op het oordeel van God en opgeroepen tot schuldbesef, maar ook tot een deemoedige houding van de burgers ten opzichte van de regeerders 41 '. U kunt zich voorstellen dat de overheid van Hoorn heeft ingestemd met zulke preken.

Ten slotte melden we nog dat hij om reden van gehoorzaamheid aan de overheid aan zijn bundel Vloek en zegen drie preken van het predikambt toegevoegd heeft. Het bevestigt wederom ons beeld van ds. Costerus als gematigde Voetiaan. Er blijkt geen enkel spoor te vinden van een conflict tussen kerkenraad en overheid waarbij ds. Costerus een rol heeft gespeeld.

(Wordt Deo volente vervolgd)

Noten:

1) L. Kooijmans, Onder regenten. De elite in een Hollandse stad, Hoorn 1700-1780, 1985, p. 199. Hij geeft geen bronvermelding.

2) R. Bisschop, Sions vorst en volk, 1992, p. 75 3) Kooijmans, a.w., p. 267: 27 september 1635 4) Op het predikantenbord in de kerk te Wognum staat het volgende vermeld: "Jan Jansz. Coster predikant alhier in 1642, overleden 1653". Achter de naam Florentius Costerus staat op hetzelfde bord de toevoeging: Jz. Nu is duidelijk dat beide predikanten vader en zoon zijn, terwijl daar lange tijd onzekerheid over heeft bestaan.

5) Fl. Costerus, Nederlandts vloek en zegen en deszelfs re-unie, vermeerderd met een nieuwe vloek en zegen, en andere biddagstoffen; mitsgaders een bevestiging en twee synodale predikatiën, z.j., p. 61; hierna: Vloek en zegen

6) Album Studiosorum van de universiteit Utrecht: "Florentius Costerus, Woggeniensis Batavus".

7) Ongetwijfeld heeft hij ook nog colleges gevolgd bij Johannes Hoornbeeck (1617-1666), Andreas Essenius (1618-1677) en Johannes Leusden (1624-1699).

8) K. Exalto, Beleefd geloof. Acht schetsen van gereformeerde theologen uit de zeventiende eeuw, 1974, p. 145-146 9) Vloek en zegen, p. 18

10) Vloek en zegen, eerste p. 22, rijmkroniek door P.Y. van der Hoff 11) Vloek en zegen, p. 169 12) Vloek en zegen, p. 171 13) Vloek en zegen, p. 168 14) Vloek en zegen, eerste p. 55, grafschrift door H. Fokkens 15) Vloek en zegen, p. 66 16) Vloeken zegen, 82; zie onder andere ook A. van de Velde, Wonderen des Allerhoogsten, 1874, p. 183: "Wil ik, U, mijne Heeren! Mijn oordeel over deze zaak eens mededeelen: 'Het is God, het is God', riep hij uit, met zijne hand naar den hemel wijzende, 'Die deze landen behoudt, anders ware het onmogelijk'".

17) Vloek en zegen, p. 61 18) C. Huisman, Neêrlands Israël. Het natiebesef der traditioneelgereformeerden in de achttiende eeuw, 1977. G. Groenhuis, De sociale positie van de gereformeerde predikanten in de Republiek der Verenigde Nederlanden voor ca. 1700, 1977. R. Bisschop, Sions vorst en volk. Het tweede-Israëlidee als theocratisch concept in de gereformeerde kerk van de republiek tussen ca. 1650 en ca. 1750, 1992. J. van Eijnatten, God, Nederland en Oranje. Dutch Calvinism and the Searchfor the Social Centre, 1993

19) Vloek en zegen, eerste p. 10 20) Vloek en zegen, eerste p. 11 21) Vloek en zegen, p. 30 22) Vloek en zegen, p. 54 23) Vloek en zegen, p. 13

24) Theocratische politiek, principes, geschiedenis en praktijk, discussie-nota samengesteld door de bezinningsgroep 'Theocratie' van de Guido de Brèsstichting. Studiecentrum SGP, januari 1994, p. 14

25) Theocratische politiek, principes, geschiedenis en praktijk, p. 38

26) Vloek en zegen, p. 25 27) Vloek en zegen, p. 27 28) E. van Meteren, Nederlandsche Historie; P. Bor, Nederlandsche Historie; PC. Hooft, Nederlandsche Historie; F. Strada, De Bello Belgico; D.P Pers, Ontstelde Leeuw 29) Vloek en zegen, p. 95-98 30) J. Fruytier, Sions worstelingen, 1715; J. van Lodenstein, Beschouwinge van Sion, 1674-1678; G. Udemans, 't Geestelyk Roer van 't Coopmans Schip, Dat is..., 1638; H. Witsius, Twist des Heeren met sijn Wyngaerdt, 1669; A. van de Velde, Wonderen des Alderhoochsten, ..., 1668

31) Vloek en zegen, p. 106 32) Christophilus Eubulus, De Pointen van Nodige Reformatie, omtrent De Kerk, en Kerkelijcke, en Belijders der Gereformeerde Kerke van Nederlandt, 1678 33) R. Bisschop, a.w., p. 79 34) In ieder geval de heren Blocker en Luyts 35) F.A. van Lieburg, Eschwijlerianen in Holland, 1989, p. 24: De commissie bestaat uit de predikanten Costerus, Hondius en Nieuwstadt en de ouderlingen Coster en Blocker. Laatstgenoemde is burgemeester.

36) Van Lieburg, a.w., p. 25 37) Van Lieburg, a.w., p. 25 38) Vloek en zegen, p 631 39) Vloek en zegen, p. 115 40) Vloek en zegen, p. 36 41) Vloek en zegen, p. 169-170

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2005

In het spoor | 52 Pagina's

DS. FL. COSTERUS EN DE OVERHEID -1-

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2005

In het spoor | 52 Pagina's