Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BEVRIJD UIT DUITSE HANDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEVRIJD UIT DUITSE HANDEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

"Het is nu alweer [tweeënzestig; red.] jaar geleden dat de bezetting van Nederland beëindigd werd. Het kan grotelijks zijn nut hebben om er nog een ogenblik bij stil te staan wat ons volk onder de bezetting doorstaan heeft.

Wreed onderdrukt

In het eerste jaar ervan werden de druk en onderdrukking nog niet zozeer gevoeld. Doch van jaar tot jaar namen zij in ontstellende mate toe. Tal van Nederlanders werden in de loop van die vijf jaren gedwongen om in Duitsland te gaan werken. Weer vele anderen van hen hebben in kampen moeten verkeren waarbij een niet gering getal van hen door een wrede en hardvochtige behandeling het leven erbij ingeschoten heeft, gelijk ook in het eigen land door de bezetter velen zijn doodgeschoten.

Uiterst zwaar was voor ons volk het laatste jaar van de bezetting met zijn vreselijke hongerwinter waarin velen de schrikkelijke hongerdood zijn gestorven. Het is daarin voorgekomen dat op één enkele dag in Den Haag dertig mensen als slachtoffers van de honger op straat inéénzakten. En ook al heeft men uit gebrek van het nodige voedsel dit niet met de dood behoeven te bekopen, nochtans is er door tallozen in ons land in die winter een zodanig gebrek geleden dat het op hun zo sterk vermagerde aangezichten stond te lezen. Wat al lange en gevaarlijke reizen zijn er toen afgelegd om enig voedsel te bekomen en wat voor voedsel heeft men

toen al gegeten om in het leven te blijven! Had de bezetting ook nog maar enige tijd langer geduurd, het aantal mensen dat alsdan van de honger gestorven zou zijn, zou in de duizenden gelopen hebben!

Om in het kort te gaan, wat al leed is er geleden, wat al tranen zijn er geschreid, wat al bloed is vergoten, wat al angst en verschrikkingen zijn er doorstaan, wat al verwoestingen en vernielingen zijn aangericht in de vijf jaren van de bezetting, waarvan in het laatste jaar zo velen zonder vuur, zonder licht en met groot gebrek aan voedsel verkeerd hebben.

De oorzaak van die ellende

Het is stellig zo dat talrijken in den lande [over de oorzaak van al die ellendel niet gesproken of geschreven willen hebben anders dan dat alleen Hitier en de nazi's de schuld wordt toegekend van de Tweede Wereldoorlog en de bezetting van ons land. Doet men dit niet, dan gaat menigeen hunner zelfs zo ver dat men iemand die zulks niet doet als Duitsgezind of als een vriend van het nationaalsocialisme aanmerkt, zelfs hem in particulier gesprek of bij geschrifte als een zodanige brandmerkt.

Ronduit zij hier dan gezegd dat wij Hitier, die ons land de oorlog heeft aangedaan, in dezen wel zeer schuldig keuren en dat wij het binnenrukken van de Duitse troepen, op zijn bevel gedaan in ons land, alsook de Nederlanders die de Duitse bezetting hand- en spandiensten bewezen hebben, veroordelen. Ook wensen wij een woord van erkentelijkheid jegens degenen die op de Grebbeberg of elders hun leven voor hun vaderland gegeven hebben, niet achterwege te laten. Tevens gedenken wij de achtergebleven verwanten van de slachtoffers van de oorlog en van de bezetting, die niet alleen zwaar getroffen zijn door de dood van hun verwanten, maar ook somtijds in hun maatschappelijk bestaan, tot zelfs in hun broodwinning toe. En evenmin willen wij hierbij over het hoofd zien de zo infaam schandelijke en onbeschrijfelijk gruwelijke wijze waarop zovele Joden door vergassing om het leven zijn gebracht.

Doch dit alles neemt niet weg dat wij op gevaar - in weerwil van de even tevoren gedane verklaringen - als Duitsgezind of als geen Nederlander beschouwd te worden, Hitier en de zijnen niet alleen als de schuldigen van de oorlog en de bezetting willen aangemerkt zien. Ook wij zelf en alle Nederlanders met ons zijn medeschuldigen. En dit in gelijke mate als het volk van Israël dat eertijds was.

Het waren toch naar het getuigenis van de profeten Israëls zonden waardoor de Heere het door de Assyriërs met de oorlog tuchtigde. En gelijk ook in latere eeuwen Hiëronymus verklaarde: "Nostris pectatis fortes sunt barbari", wat in het Nederlands overgezet zijnde inheeft: "het zijn de zonden van de Christenen waardoor de heidenen hebben kunnen overwinnen". Terwijl ten onzent Da Costa dichtte: "God riep Napoleon", en dit naar zijn oordeel om ons vanwege de zonde te tuchtigen.

Geen waar schuldbesef

En stellig is ook de zonde de oorzaak dat de Heere onze nationale zonden met een nationale straf bezocht heeft. De miskenning, verachting en verzaking van God en Zijn Woord hebben de oorlog en de bezetting als het ware van de hemel afgesmeekt. Altijd wordt het toch bewaarheid dat wat de mens zaait, hij dat ook zal maaien, en dat wie wind zaait, storm zal oogsten. En wat dit alles zo erg maakt, is dat ten onzent zo vaak en zo schrikbarend ontbreekt wat bij Daniël aanwezig was toen hij zeide: Bij U, o Heere, is de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid der aangezichten, (...) omdat wij tegen U gezondigd hebben (Dan. 9:7-8). Ach, ach, hoe indroevig is het toch, waar heel ons volk, en daarbij geen enkele Nederlander uitgezonderd, het oordeel van de oorlog en de bezetting over zich heeft ingeroepen, daarvan zo bitter weinig kennis, zo weinig hartelijk leedwezen, zo weinig waar schuldbesef bij hen is, terwijl de Heere belooft dat als Zijn volk zich schuldig verklaart, Hij tot hetzelve zal wederkeren.

Goedertieren

Op de veelheid en gruwelijkheid van de zonde lettend, hoe groot is dan Gods goedertierenheid welke Hij jegens ons volk betoond heeft, dat Hij het [tot op heden] niet overgegeven heeft in de hand van zijn vijand! Dit had toch ook het geval kunnen zijn. En wie zou, ziende op de zonde van ons volk, met enig recht hebben kunnen beweren dat dit niet verdiend was? En wat zou dan het lot van ons volk geweest zijn? Niemand had het behoeven te bevreemden, wanneer alsdan wij allen uit ons land met achterlating van huis en have naar een vreemd land verbannen zouden geworden zijn. Voorzeker, het is het ten volle waard dat op 5 mei herdacht wordt dat Nederland zijn volksbestaan terugkreeg en dat het niet voorgoed in de hand van de overweldiger, die ons land vijf lange en bange jaren bezet hield, werd overgegeven.

Niet op een rechte wijze herdacht

Het staat bij deze herdenking weer zeer te duchten dat de Heere, Die alleen alle eer en lof toekomt, deze als zovele keren tevoren bij de herdenking onthouden zal worden en dat deze weer aan de mensen zal worden toegekend. Het ligt allerminst in onze bedoeling om degenen die aan de bevrijding van ons land een werkzaam aandeel hebben gehad, te kleineren. De Amerikanen, Canadezen en Engelsen en zovele anderen, onder wie ook Nederlanders, die mede gestreden hebben, is ons volk naar de mens gesproken dank verschuldigd. Zij hebben daarvoor hun leven ingezet en zich voor het behalen van de overwinning grote offers getroost. Velen hebben daarbij hun leven verloren. De kerkhoven in ons land en daarbuiten zijn daarvan de sprekende bewijzen. Daarop liggen zovelen begraven wier dood voor hun verwanten een zwaar verlies is. Ook wensen wij niet tekort te doen aan het regeringsbeleid van onze bondgenoten en niet het minst aan de zo standvastige houding welke onze koningin Wilhelmina en haar regering te Londen aan de dag gelegd hebben. Dit neemt echter niet weg dat wij scherp protest aantekenen tegen de wijze waarop tot dusver de bevrijding van ons land ten onzent is herdacht geworden, waarbij de mens op de troon der eer geplaatst werd en de Heere en Diens besturende leiding maar al te zeer miskend zijn geworden. Dit nu bezwaart ons ten zeerste, alsmede dat de herdenkingsdag menig werf op zulk een ij dele, lichtzinnige, zondige wijze wordt doorgebracht en gevierd. (...) Het is hierbij wel heel anders gesteld dan bij het ontzet van Leiden, toen in heel die stad het geroep weerklonk: "Leyde, Leyde is ontzet, Gode lof in der eeuwigheid!"

Een vreselijk verval

Voorzeker, het is in onze dagen gans anders gesteld met ons volk dan dat het daarmede in de Gouden Eeuw van onze volkshistorie gesteld was. In dit opzicht is er een vreselijk verval te constateren. Heden ten dage valt er helaas bij een groot deel van ons volk een terugkeer tot het heidendom waar te nemen. De ontkerstening neemt zowel in onze steden als in onze dorpen een steeds grotere omvang aan. Het verval in de religie waarover ds. Van Lodensteijn zich in zijn geschriften en predicaties verontrust betoonde, en het atheïsme welks opkomst ds. Van der Groe in zijn biddagspredicaties met grote zorg voor de toekomst vervulde, zijn sindsdien nog op een ontzettende wijze toegenomen. Hoe zouden dezen en met hen andere Godvrezende predikanten uit vroegere eeuwen, indien zij hun ogen nog eens konden openslaan, zich over het huidige Nederlandse volk bedroeven. Konden zij aanschouwen hoe thans onder toelating, zelfs met medewerking van de regering en verreweg het grootste deel van ons Parlement, de dag des Heeren met rijden en rossen, met sport en spel ontheiligd wordt, dan kan het niet anders of zij zouden woorden tekortkomen om hun grote ontsteltenis en droefheid daarover uit te spreken. Evenzeer zou het hen met grote ontsteltenis en droefheid vervullen als zij konden zien dat een groot deel van ons volk geheel opgaat in een materialistische levenswijze waarin brood en spelen bij hen de hoofdzaak des levens uitmaken. Hoe ontzaggelijk groot is toch het verval van onze dagen, vergeleken met de jaren waarin zij geleefd hebben, ook op het gebied van de zeden! Knoeierijen en verduisteringen komen thans aan de lopende band voor; men kan schier geen dagblad

meer lezen of daar wordt van het één of ander geval van zodanige aard daarin melding gemaakt. Aanrandingen van vrouwen (...) en moordpartijen op vrouwen en meisjes (...) komen thans gedurig voor. Hoe wordt het toch bewaarheid dat wie van de hoge God afvalt, zekerlijk moet vallen. Ook in de geschiedenis van ons volk dat steeds dieper wegzakt in verharding des harten, ongeloof en bijgeloof. Hierbij is het dan ook nog feest op feest, festival op festival, wordt er nog in tal van steden en dorpen kermis gehouden, zelfs op de dag des Heeren. (...).

Toekomst

Ontzetting mag ons hierbij wel vervullen, want het is in de loop der eeuwen steeds bewaarheid en zal ook in de onze bewaarheid worden dat Gods toorn wordt geopenbaard van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid der mensen. Deze wordt helaas echter niet gevreesd door onze achtereenvolgende regeringen, die er naar staan om de meerderheid van ons volk met hun maatregelen en wetten te bevredigen, waarop al hun maatregelen en wetten gericht zijn, waarmee zij dan ons volk wanen te dienen, terwijl de uitkomst toont dat dit steeds verder in ontkerstening en in materialistische stofvergoding wegzakt. (...)

Om de toekomst van ons eigen land donker in te zien, daarvoor bestaat alle reden. Het verval wordt nog maar steeds groter. Wat zijn er al een woningen waarin geen Bijbel meer te vinden is, nimmer daarin gelezen wordt en waarin de jeugd opgroeit zonder enig onderwijs in de Heilige Schrift! Wat ook keren tal van jonge mannen en vrouwen die nog wel zulk een onderwijs in hun jeugd hebben gehad, zich van alle godsdienst af en gaan openlijk de wereld dienen! Jakob is dun geworden en Sion gaat in ons land onder een wolk, zodat er van hen niet die invloed uitgaat als weleer het geval was. (...) Het Christendom van onze dagen is maar al te vaak en al te zeer een godsdienst zonder God en een Christendom zonder Christus dat aan grote wereldgelijkvormigheid mank gaat. Kortom, zowel op geestelijk als op zedelijk gebied ziet het er donker uit in ons land. Men handelt en regeert in ons land naar de stelregel welke de revolutionair Rousseau aangaf, namelijk dat alles met menselijk overleg geregeld kan en moet worden, zonder dat men daarbij Gods waarheid en licht van node heeft, waarom al de Bijbelheiligen in geest en waarheid hebben gebeden. En wat het buitenland betreft, daarin handelen velen, ook de machtigen der aarde, al even dwaas. En dat in weerwil van de vele teleurstellingen welke zij daarbij opgedaan hebben (...). Hoe zien wij hierbij toch in alles Gods Woord bewaarheid, dat ons leert: Tot de Wet en tot de Getuigenis; zo zij niet spreken naar dit Woord, het zal zijn dat zij geen dageraad zullen hebben (Jes. 8:20).

Ten besluite

Welgelukzalig is degene die in de dag van Christus' wederkomst wakende en biddende bevonden mag worden en onder Gods Woord en Wet zo heeft mogen buigen dat hem zijn zonde en schuld tot zonde en schuld voor en onder God is geworden, en die zijn ziel als een kostbare buit uit deze zo donkere dagen mag wegdragen".

(vermoedelijk) Ds. P. Zandt

- Overgenomen uit: De Banier van 5 mei 1960 (herspeld en met tussenkopjes afgedrukt) -

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 2007

In het spoor | 48 Pagina's

BEVRIJD UIT DUITSE HANDEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 2007

In het spoor | 48 Pagina's