MICHIEL ADRIAENSZOON DE RUYTER: GETROUW IN ALLES!
Inleiding
"De goede Godt gelyeft synnefi genadygen segen daer tot te geven dat wy het al samen met wysheyt en verstant mogen wtvoeren, Amen" (De goede God gelieve Zijn genadige zegen daartoe te geven dat wij het al tezamen met wijsheid en verstand mogen uitvoeren. Amen). Dit schreef Michiel Adriaenszoon de Ruyter op 29 januari 1652 in zijn dagboek 1 ). Het is dit jaar exact vierhonderd jaar geleden dat hij te Vlissingen geboren is. Zijn naam spreekt nog steeds tot de verbeelding. Velen zullen zich de verhalen over hem nog wel herinneren. Veel minder bekend is dat Michiel de Ruyter (zoals we hem in het vervolg van dit artikel zullen noemen) iemand was die niet alleen edel dacht over het vaderland, maar ook in godsdienstig opzicht heden ten dage nog een voorbeeld voor kerk en staat kan zijn.
In de inleiding op het boekje De Ruyter als mens zegt de heer D. Wijnbeek:
"Doch bovenal moge dat volk [het Nederlandse volk; HT] hervinden het geloof van Michiel Adriaenszoon de Ruyter, het geloof dat eens zijn matrozen aan de vooravond van een van zijn grote zeeslagen deed zingen:
O HEER en wilt ons niet kastijden Met zonden zijn wij zeer belaan; Maar wilt die al stellen ter zijden En wilt ons in gena ontfaan; Maar geeft ons vrede tot een lot; Dat bidden wij, o goede God.
Dan zullen wij vrolijk zingen En wezen van harten verheugd; Dan zal ons hart van vreugde springen En trachten dat is naar de deugt; En 't bloedvergieten houdt dan op, Hetwelk zij op ons vijands kop.
Oorlof, moeten wij nog eens zwerven, Allen op de zee breed en wijd; Mogen wij nog geen vree beleven, Moeten wij komen in den strijd, Blijft bij ons HEER met Uw gena, Die varen met Hollandia" 2 K
In dit artikel willen we Michiel de Ruyter in het kort voor het voetlicht halen zoals hij was als vader voor zijn gezin, als admiraal van de Nederlandse vloot en als mens.
Naar zee
Michiel Adriaensz. is geboren op 24 maart 1607 te Vlissingen. Zijn vader was de bierdrager Adriaen Michielsz. In zijn jeugd heeft Michiel veel kattenkwaad uitgehaald zoals zoveel opgroeiende jeugd te allen tijde. Wat dat betreft was hij niet beter of slechter. Ook weten we uit de geschiedenis dat hij meer van spelen dan van leren hield. Het verhaal over het beklimmen van de kerktoren te Vlissingen om over de zee uit te kijken, zullen velen zich nog wel herinneren. Als kleine jongen werd hij dan ook al vrij snel aan het werk gezet op een lijnbaan van de familie Lampsins. Dit werk leek hem niet veel en hij gooide er met de pet naar. Hij wilde naar zee. Op 3 augustus 1618 was het dan zover, hij ging als jongen van elf jaar aan boord. Drieëndertig jaar lang voer hij over de zee. Maar in 1651 besloot hij aan wal te gaan. De vierenveertigjarige De Ruyter vond het toen welletjes. Prof. dr. A.Th. van Deursen schrijft: "Dat had veel te maken met zijn privé-leven". Inderdaad is Michiel de Ruyter verdriet en leed niet bespaard gebleven. Zijn eerste vrouw, Maayke Velders, stierf in het kraambed. Het dochtertje dat toen geboren werd, bleef slechts drie weken in leven. In 1636 trouwde De Ruyter met Neeltje Engels. Zij kwam uit een Vlissingse regentenfamilie. Veertien jaar later overleed ook De Ruyters tweede vrouw.
In 1651 trouwde hij met Anna van Gelder, een weduwe van een zeeman. Omdat zijn tweede vrouw tijdens zijn verblijf op zee overleden was, had De Ruyter besloten om aan wal te blijven.
Pro Patria Mori
Vanaf 1651 kwam De Ruyter echter in dienst van de admiraliteit. Het land was in nood en dat was iets waar De Ruyter zich voor wilde inzetten. Wijnbeek schrijft daarover:
"Waar de Staten hem riepen, ging hij, onverschillig waarheen de opdracht hem leidde. Hij kwam op voor de belangen van zijn land, waar deze ook maar werden aangetast of belemmerd. Hij regeerde de vloten en was de schrik des Oceaans, omdat hij wist: regeren is God dienen" 3 K
'Pro Patria Mori' betekent zoveel als 'bereid voor het vaderland te sterven'. Dit is van toepassing op De Ruyter. Zijn enorme plichtsbesef voor het vaderland is kenmerkend voor hem. Hij vocht voor zijn land: pro religione et libertate (voor godsdienst en vrijheid). Hij heeft ooit eens gezegd: "De Heeren Staten hebben mij niet te verzoeken, maar te gebieden". Hij was onderdaan van zijn land en deed als zodanig zijn plicht. Helaas wordt deze houding steeds minder gevonden, ook onder ons. Medezeggenschap, meepraten en meebeslissen worden steeds normaler gevonden.
Het was De Ruyter er ook alles aan gelegen om de orders en opdrachten die hij van zijn meerderen ontving, nauwgezet naar eer en geweten uit te voeren. Dit komt eveneens in het boekje van Wijnbeek naar voren. Hij schrijft onder andere: "Alleen aan God achtte hij zich echter rekenschap van zijn daden verschuldigd. Hij was er in het geheel niet bekommerd over wat men bij zijn leven van hem zou zeggen, of na zijn dood zou mogen schrijven. Ik wil wel, zeide hij, van niemand genoemd noch opgehaald worden als ik slechts mijn gemoed mag voldoen en mijn orders wel uitvoeren [vet; HT]" 4) . En toen hij de Hongaarse predikanten bevrijdde, zei De Ruyter: "Dank uw God, ik heb niet meer gedaan dan ik schuldig was" 5) !
Verder kan van De Ruyter gezegd worden dat hij een Godvruchtig admiraal was die eerlijk en oprecht met zijn manschappen omging. En in de winter als hij aan de wal was, dan besteedde hij zijn tijd een groot deel van de dag aan het lezen van de Bijbel of zong met zijn vrouw (en kinderen) psalmen.
Zijn zeeslagen en einde
We zullen niet te diepgaand ingaan op de zeeslagen die De Ruyter heeft gewonnen. Hij heeft gediend tijdens de Eerste Engelse Oorlog en de Tweede Engelse oorlog. We noemen de tocht naar Chatham, die overigens niet op naam van De Ruyter moet worden gezet, maar op naam van Cornelis de Witt, de broer van raadspensionaris Johan de Witt. Hij was in het jaar 1667 als gedeputeerde van de Staten-Generaal mee aan boord. Deze daad werd echter wel aan Michiel de Ruyter toegeschreven, wiens roem hem al vooruitging. En zo valt
er veel over zijn leven als 'zeeheld' te schrijven. Op 29 april 1676 sterft Michiel de Ruyter in de laatste zeeslag die hij mocht leiden. Deze was begonnen op 22 april. Hij schreef nog:
"Het heeft de Almachtige behaagd mijn linkervoet weg te nemen en mijn rechterbeen te breken, zodat ik tegenwoordig in grote pijn het bedde ben houdende" 6 K
Michiel de Ruyter is er altijd op voorbereid geweest dat hij kon sterven tijdens een zeeslag. Zo nam hij tijdens een reis het boekje Vertroostingen der gelooviger ziele tegen de verschrickingen des doots (1658) van de Franse predikant Charles Drelincourt (1595-1669) mee. Hij heeft het driemaal achterelkaar gelezen.
Zijn laatste gebed deed hij uit Psalm 63: O God, Gij zijt mijn God, ik zoek U in den dageraad; mijn ziel dorst naar U, mijn vlees verlangt naar U, in een land, dor en mat, zonder water 7> . Bijna een jaar later werd hij te Amsterdam begraven op 18 maart 1677. Het praalgraf kwam in 1681 gereed, wat een blijk van waardering voor Michiel de Ruyter was, die geen enkele admiraal ooit te beurt viel.
Drie citaten uit brieven van De Ruyter
Ook de hiernavolgende drie korte citaten, genomen uit het recent bij Uitgeverij Van Wijnen te Franeker verschenen boekje van dr. L. Koelmans: Michiel de Ruyter in eigen woorden, laten zien dat De Ruyter geenszins onverschillig heeft gestaan tegenover de dingen der eeuwigheid en dat de bede van David: HEERE, maak mij bekend mijn einde, en welke de mate mijner dagen zij; dat ik wete hoe vergankelijk ik zij (Ps. 39:5), ook de zijne is geweest.
Als De Ruyter er melding van maakt dat zijn hut wachter of hutbediende, Simon Barensen, "uit het galjoen over boord gevallen en verdronken" is, dan voegt hij daaraan deze wens toe: "God de Heere wil zijn ziele in genade aannemen. Amen" (1656). Naar aanleiding van het sterven van de chirurgijn aan boord noteert hij: "ten 9 uren kreeg onze chirurgijn generaal van 's lands vloot, genaamd meester Jan Geerlycnk, een subiete [plotselinge; HT] aanval, daar hij aanstonds op ader gelaten werd, maar hij bleef onder de hand dood. Hij had nog die dag omtrent 11 uur het Avondmaal onzes Heeren Jesus Christus ontvangen en genoten en 's middags nog wel gegeten en daarna boven gewandeld. Enfin [kortom; HT], daar zien wij de kortheid van 's mensen leven" (1675).
En op zijn negenenzestigste geboortedag schrijft hij: "Deze morgen ten 8 uren ben ik verjaard en zijn deze morgen 69 jaar geworden, zodat ik nu in mijn 70 jaar getreden ben. Laat het mij beleven tot mijner ziele zaligheid. Amen".
Brieven aan varensgezellen
Om een indruk te geven hoe men in die tijd met elkaar correspondeerde, volgt hieronder een brief. Uit alles blijkt de Godsvrucht die niet alleen bij Michiel de Ruyter aanwezig was, maar ook bij veel van zijn varensgezellen en bij het thuisfront. De hiernavolgende brief is geschreven aan een trompetter aan boord van het schip van Michiel de Ruyter, genaamd 'De Spiegel'. Voor het leesgemak geven we deze brief enigszins hertaald weer.
Brief van Neeltje Tyesen [of Tijsen; HT] aan haar man Jan Fransen Kesman [trompetter; HT]:
Amsterdam, den 12 november 1664.
Zeer beminde man, Jan Fransen. Ik, ulieder beminde huisvrouw Neeltje Tijsen, ik laat ulieden weten dat ik ulieder brieven ontvangen heb en de inhoud wel verstaan aangaande dat ulieden nog kloek en gezond bent. God wil ulieden daarin behouden en geven dat ulieden zalig is. Aangaande ons, gij schrijft mij dat ik ulieden zal schrijven hoe het met ons gelegen is. Ik moet het doen, hoewel dat ik bedroefd ben dat ik zulks moet schrijven. Het schijnt dat God de Heere om ons denkt, dat Hij ons komt bezoeken. Wat aangaat ons liefste kind dat is dood. Het rustte den 16 september 1664. En ulieder zwager Jasper Harmesse is ook dood. Hij is verleden kermis begraven. Ik hoop dat het God zal [laten zien dat het is] Zijn wil. Wij zijn, God betere [het], de hele zomer niet vrij geweest van de zwarigheid. Het schijnt dat Gocl ons aan alle kant gelieft te bezoeken. Wij hebben de hele zomer zonder werk geweest. Het zit ons wakker op de rib [het geeft ons veel zorg; HT]. Het is Gods wil, wat zullen wij zeggen [vet; HT]. Ik bid ulieden, mijn liefste man, wilt ulieden daar niet in bedroeven. Ik zet het zo licht [zuinig; HT] als ik kan. Wat aangaat ulieder zuster, die is nog alleve wel en bats [moedig; HT], en weet niet [hoe ze mij wel helpen] zal. Was ik in plaats van mijn kind geweest, ik had er wel aangeweest. Nu, het krijgen [van die ziekte], heeft God niet beliefd.
Deze brief zal men bestellen aan de eerzame Jan Fransen, trompetter, varende op het schip 'De Spiegel', met mijnheer admiraal De Ruyter.
Met vriend..., die God bewaart" 8 K
er afsluiting
Nederland herdenkt dit jaar Michiel Adriaensz. de Ruyter. In vele kranten, tijdschriften, bladen en boeken is er aandacht aan hem gegeven. Herdenkingsboeken
zijn uitgegeven. De Ruyter is iemand die, voor zover de geschiedschrijving klopt, alleen goede dingen heeft gedaan. Elsevier noemde een schandaaltje 9 ). Maar verder was Michiel de Ruyter een integer mens. Helaas heeft men ten tijde van de Tweede Wereldoorlog misbruik gemaakt van De Ruyter. De NSB bejubelde De Ruyter om zijn strijd tegen de Engelsen. "In het NSB-blad De zwarte soldaat schreef Reichsjugendführer Arthur Axmann trots dat dictator Adolf Hitier hem in een gesprek had toevertrouwd dat hij de Nederlanders benijdde vanwege De Ruyter. De admiraal was het namelijk wel gelukt de Engelsen op eigen bodem te verslaan" 10 ^.
De NSB zag het Nederlandse volk als een op bloed gebaseerde eenheid, onverbrekelijk verbonden aan het land. Zij spraken daarom van een eenheid van 'bloed en bodem'. Nationalisme ten top! De Arnhemse predikant ds. H.O. Roscam Abbing had een betere kijk op het 'nationaal één zijn', zo blijkt uit het volgende citaat waarmee we dit artikel toepasselijk willen afsluiten:
"Dat is niet het van een bloede zijn, want destijds kwamen velen in de noordelijke Nederlandse gewesten van elders toevlucht zoeken, onder andere Vlamingen, Hugenoten en Duitsers. De bewoners van 'de zeven Nederlandse gewesten' waren niet verbonden door stamverwantschap, maar door de
Gereformeerde religie. Deze was het cement van de nationale eenheid van 1579 (de Unie van Utrecht) tot 1795 (de Franse Revolutie). Dat is de les uit het verleden voor het heden: nationaal-een worden we eerst recht als de Gereformeerde religie weer het cement is" n K
Noten:
1) L. Koelmans, Michiel de Ruyter in eigen woorden, Franeker, 2007, p. 33
2) D. Wijnbeek, De Ruyter als mens, Assen, 1945, p. 6 3) Wijnbeek, a.w., p. 9 4) Wijnbeek, a.w., p. 57 5) Wijnbeek, a.w., p. 57
6) A.Th. Van Deursen e.a., De admiraal. De wereld van Michiel Adriaenszoon de Ruyter, Franeker, 2007, p. 17
7) Van Deursen, a.w., p. 17
8) A.P. van Vliet, Een vriendelijcke groetenisse. Brieven van het thuisfront aan de vloot van De Ruyter (1664-1665), Franeker, 2007, p.143, bron: HCA 30/226
9) Elsevier 17 maart 2007, p. 22: "Onder zijn nazaten gaat het verhaal dat hij een rijk beladen vloot van de VOC veilig naar Amsterdam loodste en bij Vlissingen een matroos aan land zette om mevrouw De Ruyter te vertellen dat ze VOC-aandelen moest kopen. Maar zijn vrouw kocht geen enkel aandeel".
10) Elsevier, 17 maart 2007, p. 26
11) H.O. Roscam Abbing, Nederland, schik u om uw God te ontmoeten!, Leiden, 1992, p. 131
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2007
In het spoor | 50 Pagina's