Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DR, W.TH. BOISSEVAIN (1880-1945) VAN HOEDEMAKER-LEERLING TOT NSB'ER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DR, W.TH. BOISSEVAIN (1880-1945) VAN HOEDEMAKER-LEERLING TOT NSB'ER

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In de periode van 1900-1940 is er veel geschreven over de taak en de roeping van de overheid met betrekking tot artikel 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Niet alleen hebben ds. G.H. Kersten en ds. P. Zandt namens de SGP hierover veel gepubliceerd, ook ds. C.A. Lingbeek (1867-1939) namens de Hervormde Gereformeerde Staatspartij (HGS), dr. A. Kuyper (1837-1920) namens de Antirevolutionaire Partij (ARP) en jhr. mr. A.F. de Savornin Lohman (1837-1924) namens de Christelijk Historische Unie (CHU) hebben hun steentje hieraan bijgedragen. In deze rij behoort tot op zekere hoogte ook thuis de vrij onbekende dr. Wilhelm Theodor Boissevain, al is hij wel een opvallend figuur in deze rij. Hij heeft niet zozeer een in alle opzichten Gereformeerde bijdrage aan de discussie over artikel 36 geleverd, maar wel een bijzondere. Zijn doelstelling was om de idealen van dr. Ph. J. Hoedemaker (1839- 1910) gestalte te geven en verder uit te werken 1 ^.

Het ging dan voornamelijk om de trits (drieslag) die Hoedemaker zag als de 'oplossing' om een Staat met de Bijbel te verkrijgen. Hoedemaker dacht dat reorganisatie van de Nederlandse Hervormde Kerk zou leiden tot reformatie van de Nederlandse Hervormde Kerk en dat dit zou bijdragen aan de regeneratie van het Nederlandse volk. Dus zoals het oordeel van het huis Gods begint, zo begint, volgens Hoedemaker ook het herstel van land en volk vanuit de Kerk. "Als Mijn volk zich schuldig zal kennen, zo zal Ik aan Mijn Verbond gedenken". Hoedemaker was van oordeel dat dit herstel dan geleid zou worden door de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij was de stellige overtuiging toegedaan dat voor de Heere niets te wonderlijk is. In dit artikel willen we stilstaan bij de persoon en het werk van dr. Wilhelm Theodor Boissevain, discipel van Hoedemaker op eigen wijs 2) .

Relatie met Kohlbrugge

Wilhelm Theodor Boissevain werd op 25 oktober 1880 geboren te Amsterdam. Zijn vader was Hieronimus Boissevain (1849-1918) en zijn moeder heette Johanna Wilhelmine Friederike Keiler (1852-1909), dochter van de Elberfeldse arts Wilhelm Keiler (1819-1894). Hieronimus was een zoon van de in Reveilkring bekende H.J.A. Boissevain die van 1813 tot 1891 geleefd heeft. De Boissevains hadden nauw contact met dr. Hermann Friedrich Kohlbrugge (1803-1875) en de mannen van het Reveil. Zo was Willem de Clerq (1795-1844) een zwager van H.J.A. Boissevain. H.J.A. Boissevain heeft zijn hele leven gestreden voor eerherstel van Kohlbrugge. Hij behoorde tot de intieme vrienden van Kohlbrugge en behartigde de financiële belangen van hem. Overigens komt de vriendschap met Kohlbrugge ook voort uit het feit dat H.J.A. Boissevain getrouwd was met Petronella Drost (1816-1906), die haar geestelijke leiding had ontvangen van Kohlbrugge. De familie Boissevain-Drost kerkte in de Waalse Hervormde gemeente te Amsterdam en zij waren felle tegenstanders van de leer van de Groninger school. In een brief gedateerd 29 september 1854 werd bijvoorbeeld door deze familie gereageerd tegen de uitspraak van de Synodale Commissie inzake de Amsterdamse predikant dr. L.S.P. Meyboom, die de eeuwige Godheid van Jezus Christus, de Persoonlijkheid van de Heilige Geest en de onfeilbaarheid van de Heilige Schrift ontkende, en inzake de Haagse predikant dr. J.C. Zaalberg, die de moderne richting was toegedaan. Tegelijkertijd werd er een pleidooi gevoerd voor eerherstel van Kohlbrugge, in wie de briefschrijvers de enige zien die tegen de dwaalleer van de Groninger school opgewassen is en de triomfkreet kon beschamen die nu - na de voor Meyboom en Zaalberg positieve synode-uitspraak - zeker van die zijde zou worden aangeheven.

Levensloop

Wilhelm Theodor Boissevain heeft in zijn jeugd kennis gemaakt met de prediking van Hoedemaker. Zijn

latere leven is een voortdurende poging geweest om de theologische erfenis van Hoedemaker te actualiseren. Boissevain zag Hoedemaker als een laatste lichtgestalte. Hij noemde Hoedemaker zelf een 'geniaal apologeet' 3 ). In al Boissevains latere geschriften zit steeds een verwijzing naar Hoedemaker. In 1902 ging Boissevain studeren aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Hier ontving hij onderwijs van een viertal hoogleraren, namelijk prof. dr. Gerrit Wildeboer (1855-1911), prof. dr. Isaak van Dijk (1847-1922), prof. dr. Aart Jan Theodorus Jonker (1851-1928) en prof. dr. Ernst Frederik Kruijff (1834-1914). Deze professoren hebben hem voor het eerst kennis laten maken met de moderne theologie van onder meer Friedrich Daniël Ernst Schleiermacher (1768-1835). Helaas heeft Boissevain het geloof van zijn grootvader en van dr. Kohlbrugge in die jaren al deels vaarwel gezegd. In zijn Leidse periode is dat nog erger geworden. In Groningen ontmoette hij zijn eerste vrouw, Catharina Johanna Elisabeth Modderman (1885-1954), die tot de Remonstrantse Gemeente te Groningen behoorde. Hij trouwde met haar op 31 oktober 1907. Zij was een fanatieke remonstrantse, want zij gaat pas in 1910 over naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Op 9 september 1907 werd Boissevain beroepen te Wilhelminadorp in Zeeland. Dat beroep nam hij aan. Hij werd er bevestigd door ds. H.J. de Groot (1872-1941) van Leerdam, een markant predikant behorend tot de vrienden van Kohlbrugge. Ds. De Groot werd later een zwager van Boissevain.

In zijn eerste gemeente begaf Boissevain zich aarzelend op het schrijverspad. In 1910 verscheen het boekje Leertucht en in 1913 De Kerk en het volk. In 1918 werd hij beroepen te Leiden. Hij besloot naar Leiden te gaan. Al vrij snel daarna, namelijk in 1920, werd zijn huwelijk door echtscheiding ontbonden. Vanaf die tijd ging Boissevain zich toeleggen op studeren. Hij volgde privécolleges bij prof. dr. K.H. Roessingh (1886-1925), theologisch professor te Leiden die de moderne richting was toegedaan, en hij verdiepte zich in de werken van de Duitse moderne theologen Ernst Troeltsch, Adolf von Harnack en Friedrich Heiier.

Hierdoor schoof hij steeds meer op naar de moderne richting. In 1929 promoveerde Boissevain op een proefschrift getiteld Evangelische Katholiciteit, waarin hij een pleidooi voerde voor opheffing van de verschillende richtingen in de Nederlandse Hervormde Kerk en pleitte voor meer eenheid. Hij pleitte niet langer voor het presbyteriale kerkmodel (zoals wij het kennen), maar voor het meer Zweedse en Duitse episcopale (bisschoppelijke) kerkmodel. Het liefst zag hij dat het ambt van bisschop weer werd ingevoerd in de Nederlandse Hervormde Kerk. In Boissevains optiek kon een leider (zowel in kerk als in staat) meer bereiken dan een synode. Zoals duidelijk zal zijn, brak Boissevain hier met de lijn van Hoedemaker.

In 1932 stond Boissevain op de nominatie voor een kerkelijk hoogleraarschap in de theologie te Leiden. Hij werd niet benoemd en dit betekende een grote teleurstelling voor hem.

Lid van de NSB

Vanaf 1932 verdiepte Boissevain zich in de Duitse Christenen, een kerkelijke beweging die een anti-Joods Christendom propageerde, en in de Nationaal Socialistische Beweging (NSB), een partij die in Boissevains optiek de verzuiling in Nederland oversteeg. Op kerkelijk gebied was zijn streven naar een Nederlandse Hervormde Kerk zonder richtingen mislukt, nu probeerde

hij het via de staat. In 1935 werd hij lid van de NSB. Binnen de NSB was er een aparte Christelijke groep actief: de Orde van Getuigen van Christus (OGC). Deze Orde kwam in 1934 tot stand op het landgoed van baron G.J.K. van Lynden van Horstwaerde te Hemmen. Hier werden altijd de bijeenkomsten voor de inwendige zending gehouden. Voorheen, in de negentiende eeuw, stonden deze bijeenkomsten onder leiding van de bekende ds. O.G. Heldring. De Orde van Getuigen van Christus, waar Boissevain lid van werd, zag zichzelf als een soort nieuwe Reveilbeweging, een interkerkelijke gebeds- en geloofsgemeenschap. Zij gaven het blad Evangelie en volk uit en Boissevain behoorde tot de redactie.

Moeilijk te doorgronden

De geschriften van Boissevain zijn van een hoog intellectueel gehalte. Het gewone volk en de gemiddelde NSB'er begrepen hem daarom vaak niet goed. Onder andere zijn boeken: Een Christelijke Staat (1935), De kerk en de nationaal socialistische staat (1935), Christelijk Cultuurbolsjewisme (1937) en De kerk op den tweesprong (1942) zijn lastig te doorgronden. Degene die Boissevains boodschap vertaalde naar de gemiddelde NSB'er, was ds. mr. Lodewijk Cornelis Willem Ekering, Hervormd predikant te Amsterdam. Tot 1936 was Ekering lid van de Hervormde Gereformeerde Staats-

partij (HGS) van ds. Lingbeek geweest, maar in dat jaar maakte hij de overstap naar de NSB. Boissevain en Ekering waren de belangrijkste NSB-predikanten, die hun keuze voor het nationaalsocialisme ook theologisch onderbouwden. Tot op zekere hoogte kan ook prof. dr. Hugo Visscher (Gereformeerde Bond) tot deze groep gerekend worden.

Zijn staatsvisie

Al vanaf zijn studententijd is Boissevain een tegenstander geweest van democratie: een staat die verdeeld is in partijen. In de loop der jaren heeft hij zijn visie alleen maar bevestigd gezien: staatslieden vertoonden over het algemeen weinig politieke daadkracht en de politieke discussies leidden er alleen maar toe dat Nederland steeds verder van zijn Christelijke wortels afdwaalde. Boissevain heeft zich sterk gemaakt voor een krachtig staatsbestuur. Hij wenste een staat waarin orde en tucht heerste.

Een godsdienstneutrale staat had niet zijn instemming. De overheid heeft naar zijn mening de roeping om de Christelijke kerk te beschermen. Hij verwijt de staatskunde van zijn tijd dat men tevreden is als overheidspersonen particulier de soevereiniteit Gods belijden, terwijl zij ambtelijk en grondwettelijk het meerderheidsprincipe huldigen. Hij vindt dat de overheid zodoende verlaagd wordt tot een slavin van het meerderheidsprincipe en dat de overheid gebonden wordt aan de publieke opinie, waardoor het uiteindelijk de leiders van de politieke partijen zijn die regeren.

Verder heeft hij de zogenaamde corporatieve staatsgedachte voorgestaan. Dat is de ook door de NSB gehuldigde leer dat de staat gebaseerd is op een maatschappij die een organisch samengaan is van groepen die elk bepaalde algemene belangen vertegenwoordigen. Boissevain zag hierin een consequente uitwerking van Hoedemakers ideaal dat de kerk en de staat er moeten zijn voor heel de kerk en heel het volk. Boissevain heeft een poging gedaan om de idealen van Hoedemaker ingang te doen vinden in het officiële partijprogramma van de NSB door het schrijven van Een Christelijke Staat en De kerk en de nationaal socialistische staat. Daarmee heeft hij de ideologische bagage verschaft aan de protestants-christelijke NSB-stemmers. Ds. Ekering heeft deze boodschap 'vertaald' naar de achterban.

'De kerk en de nationaal socialistische staat'

Om een beter beeld te krijgen wat Boissevain precies bedoeld heeft, wordt hieronder iets weergegeven van de inhoud van zijn in 1935 gepubliceerde boek De kerk en de nationaal socialistische staat. In dit geschrift breekt Boissevain een lans voor Christelijk nationaalsocialisme. Het boek begint met de kenmerkende woorden: "Nu de dagen van den neutralen staat geteld zijn, breekt eene nieuwe tijdsperiode aan in de geschiedenis

van de verhouding tusschen kerk en staat". Boissevain opent zijn betoog op het scherpst van de snede: "Deze neutrale staat wordt thans vervangen öf door den God belijdenden of door den God loochenenden staat" 4) . Hij heeft het boek in drie delen gedeeld: de kerk en het koninkrijk Gods, de kerk en de natie en ten slotte kerk en staat.

In korte trekken schetst Boissevain het ontstaan van het koninkrijk Gods. Hij beschrijft in dit kader de ontwikkeling van de Westerse kerk en het ontstaan van de kerk der Hervorming in ons land. Boissevain: "Onze lage landen bieden in de zestiende eeuw het schouwspel van het samenvallen eener kerkelijke en eener staatkundige omwenteling. Wie de eerste beschrijft, beschrijft ook de tweede". De Tachtigjarige Oorlog tegen Filips II van Spanje en de strijd tegen rome zijn synoniem. Daar ligt ook het ontstaan van Hervormde kerken, 'wier grenzen samenvielen met de grenzen van zelfstandige natiën, en wier invloed zich ook deed gelden op de nationale grensvormingen" 5) . De overheid dient de Christelijke kerk als planting Gods in de natie te erkennen.

De Christelijke kerk heeft Europa zijn geestelijk aanzien gegeven door de Doop alsmede door de opvoeding van de dopeling, daar het een taak van de kerk is om de scholen te onderhouden. Hij betreurt het met Hoedemaker dat er sinds de kerkhervorming niet meer sprake is van één zichtbare kerk in onze natie, maar van vele kerken. De staat moet de verdeelde kerk wel aanvaarden, maar niet erkennen. De kerk op haar beurt moet er alles aan doen om de geloofsverdeeldheid te beslechten 6 ^. Hij stelt verder dat het nog nooit gebeurd is dat "een crisis in de kerk het sociale en politieke bestel ongemoeid" heeft gelaten en "dat een crisis in het cultureele leven buiten dat der kerk" is omgegaan" 7) .

Boissevain verdedigt de zelfstandigheid van de overheid, ook in geloofszaken. Hij bedoelt dat de overheid niet onder de kerk staat, maar wel onder de openbaring Gods valt. De Christelijke kerk schrijft niet voor, maar

zij licht de overheid voor. Het terrein van de kerk mag niet beperkt worden tot de binnenkamer. Godsdienst is geen privézaak! De staat behoort het publiekrechterlijke karakter van de kerk te erkennen. Zij kan dit onder andere doen door een commissie van kerkelijke personen te benoemen die voorlichting geven over kerkelijke zaken bij de overheid.

Wat hem bedenkelijk voorkomt, is de houding van de leiders van de kerken die hun harten schijnen verpand te hebben aan de neutrale staat en de partijpolitiek. De staat dient juist actief de Christelijke kerk te beschermen en de Christelijke kerk mag aanspraak maken op bescherming door de staat.

Boissevain beschouwt de staat als van God gegeven. De staat staat in dienst van Gods bedoelen met de natie. De staat is er ter wille van de volksgemeenschap. De totstandkoming van een volksgemeenschap wordt volgens Boissevain bepaald door "bloed en bodem, lotsbedeeling, geestesstroom ingen" 8j en geschiedt overeenkomstig de raad en onder de leiding van de voorzienigheid Gods. Hij is blij dat er in zijn tijd weer aandacht gekomen is voor bloed (Arische ras) en bodem (nationalisme). Dit zijn typisch nationaalsocialistische gedachten. Van het communisme moest Boissevain niets hebben. Daarin ziet hij een grote bedreiging. De angst voor het bolsjewisme krijgt Boissevain te pakken als hij schrijft: "De communist strijdt voor de definitieve afbraak van het verleden, voor de schepping van een totaal nieuwen mensch zonder godsgeloof, zonder ras, zonder vaderland, zonder traditie, den puur rationeelen mensch". Daartegenover zet hij de nationaalsocialist, want "die strijdt voor een toekomst, die weer aanknoopt aan traditiën, geesteslijnen, mentaliteiten, die vóór-zestiende eeuwsch zijn en teruggaan tot den tijd, toen de Christelijke grondslagen onzer beschaving werden gelegd" 9) . De huidige kerk heeft vanwege haar innerlijke toestand - in richtingen en kerken verdeeld - belang bij het voortbestaan van de neutrale staat, volgens Boissevain. Daarom vormt juist de NSB een oplossing, want "de nationaal-socialistische beweging heeft namelijk een hoger ideaal dan georganiseerde volksverdeeldheid" 10) , een ideaal in de zin van: één rijk, één volk, één kerk.

Afgewezen

Uiteraard heeft de Hervormde Kerk in alle opzichten het streven van Boissevain afgewezen. Verscheidene predikanten, onder wie de bekende dr. K.H. Miskotte, hebben ernstige waarschuwingen aan zijn adres geuit en hebben zijn volgelingen ervan proberen te weerhouden om het nationaalsocialisme te steunen. Onder meer ds. C.A. Lingbeek (HGS), dr. J.C.S. Locher (vrienden van Kohlbrugge) en prof. dr. K. Schilder in zijn Geen duimbreed! hebben grote bedenkingen bij de keuze van Boissevain. Zij hebben vooral ook bezwaar tegen zijn toenemend antisemitisme. In eerste instantie was Boissevain vooral cultureel-antisemitisch, zoals zoveel predikanten in die tijd. Later bekommerde hij zich alleen

nog over Joden die belijdenis hadden gedaan, en pleitte hij ervoor dat zij alléén in Nederland mochten blijven. Zijn antisemitisme is terug te voeren op zijn kennismaking met Marcion (hij las het boek van de Duitse theoloog Von Harnack over Marcion). Marcion was een ketter uit de tweede eeuw die de canon van de Heilige Schrift in twijfel trok en het Oude Testament beschouwde als Joods. Omdat de God van het Oude Testament de Joden exclusief bevoordeelde, wees Marcion het complete Oude Testament af. Alleen een aantal boeken van het Nieuwe Testament (voornamelijk die van Paulus) hadden voor hem waarde. Marcion wordt wel gezien als een van de eerste antisemieten. Overigens kan hem geen antisemitisme gericht op de Endlösung, op de uitroeiing van de Joden, worden verweten. In geen enkel geschrift van zijn hand is daar een aanwijzing voor te vinden.

Binnen de NSB had Boissevain veel contact met mr. M.M. Rost van Tonningen (1894-1945), die hem erg waardeerde. Rost van Tonningen noemde Boissevain 'de meest intellectuele NSB'er' en iemand die Christelijk Nederland kan overtuigen voor de idealen van het nationaalsocialisme U) . Overigens een zeer grote overschatting van Boissevain! Het doel van Boissevain was namelijk, zoals al gezegd is, om de idealen van Hoedemaker: heel de kerk en heel het volk in de praktijk te brengen.

Binnen de NSB rees de ster van Boissevain en begin 1944 werd hij persoonlijk adviseur van de leider, ir. Anton Adriaan Mussert.

Op Dolle Dinsdag in september 1944 vluchtte Boissevain met zijn tweede vrouw, Leuntje de Wit, met wie hij in 1941 was getrouwd, en hun dochtertje naar Duitsland. Op 20 januari 1945 keerde hij terug en ging naar het Groningse Marum, waar hij privésecretaris van een NSB-burgemeester werd. Hij viel op 23 maart 1945 van de trap van het gemeentehuis en werd met een schedelbreuk en een zware hersenschudding opgenomen in het ziekenhuis te Groningen. Hieraan overleed hij op 19 mei 1945 te Nuis (Groningen).

Ten besluite

Boissevains leven is te beschouwen als zich afspelend tussen avondrood en zonsondergang. Goed bedoeld (hij wilde herstel van de Hervormde Kerk en herstel van de Christelijke Staat), maar slecht gedaan (dit herstel wilde hij bereiken door het bisschoppenambt in te voeren en door de ideologie van het nationaalsocialisme in te bedden in kerk en staat). Er is altijd een zeer dunne en denkbeeldige scheidslijn in bedoelingen van mensen. Bedoelingen van mensen kunnen in eerste instantie goed en mooi lijken, vaak liggen echter de kiemen van de ondergang er al in opgesloten. Dat komt omdat er uiteindelijk maar één volk zal triomferen en dat zijn de vrijgekochten des Heeren. Onze bede mocht wel zijn of wij bij dat volk mochten behoren en dat we die God mochten dienen met een oprecht hart door Gods Geest gewerkt.

Boissevains leven is een tragisch leven. Het gaat over iemand die grootgebracht is onder de aloude waarheid (Kohlbrugge), maar in zijn latere leven verkeerde keuzes maakt en bij de NSB terechtkomt. Het zij ons ter waarschuwing, opdat we behouden hetgeen we hebben en het pand dat ons is toebetrouwd, mochten bewaren. Dat we zowel in kerkelijk als in politiek opzicht het Beginsel vervat in Gods Woord en de Drie Formulieren van Enigheid mogen vasthouden. De ChristenUnie heeft het pand verspeeld, in zoverre de ChristenUnie dit ooit heeft gehad, getuige het toegeven aan en meedoen met de tijdgeest. De SGP, niet in de laatste plaats de SGP-Jongeren, gaat ook steeds meer toegeven aan de tijdgeest. Daarom is juist nu een waarschuwing zo op zijn plaats. Niet uit de hoogte zoals de farizeeën het deden, maar vanuit het besef dat in het houden van Gods

geboden groot loon is (Ps. 19:12) en vanuit het besef dat God het waard is om gediend en gevreesd te worden. Onze vaderen hebben goed en bloed overgehad voor de zuivere waarheid. Zij hebben de subtiele en bijzonder gevaarlijke aanvallen van de remonstranten en andere ketters zoals Marcion weerstaan door de kracht van Gods Geest en in biddend opzien tot de Heere. Dat kunnen we niet uit en van onszelf, maar dat kan al-

leen door een levend geloof, geschonken door die God Die eeuwig leeft en Die nooit zal laten varen enig werk dat Zijn hand begon. Ik wil eindigen met een citaat van Hoedemaker, dat hij gesproken heeft in zijn Afscheidswoord: "dat de Heere nog geen lust heeft ons [bedoeld is: Kerk en Volk; HT] te dooden. Hij geeft mij hieraan vast te houden:

dat Hij het doet, dat Hij zorgt voor Zijn eer, dat Hij het ongeloof zal beschamen" 12 \ H. Tijssen

Noten:

1) Zie: 'Dr. Ph.J. Hoedemaker en artikel 36 NGB' in: In het Spoor, oktober 2007, nr. 4, p. 177-187 2) Naar aanleiding van mijn scriptie, Tussen avondrood en zonsondergang. Dr. W.Th. Boissevain (1880-1945). Discipel van Hoedemaker op eigen wijs, doctoraalscriptie Rijksuniversiteit Groningen (RUG), Kampen 2008 3) W.Th. Boissevain, Evangelische Katholiciteit, Leiden 1929, p. 68 4) W.Th. Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, Amsterdam 1935, p.5 5) Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, p. 18, 19 6) Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, p. 70-71 7) Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, p. 6 8) Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, p 42 9) Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, p. 50-51 10) Boissevain, De kerk en de nationaal socialistische staat, p. 67 11) J.W. te Winkel, De Orde van getuigen van Christus. Een eerste beschrijving, Scriptie kerkelijk examen theologische faculteit Universiteit van Amsterdam (UvA), Amsterdam 1983, p. 18 12) W.Th. Boissevain, Philippus Johannes Hoedemaker, Baarn, z.j., p. 16. Een citaat uit het 'Afscheidswoord' van Hoedemaker. De titel van dit boekje is een verschrijving van Hoedemakers voornamen. Hij heette namelijk Philippus Jacobus Hoedemaker.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2008

In het spoor | 56 Pagina's

DR, W.TH. BOISSEVAIN (1880-1945) VAN HOEDEMAKER-LEERLING TOT NSB'ER

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 december 2008

In het spoor | 56 Pagina's