JE MAINTIENDRAI
Inleiding
Op de laatstgehouden jaarvergadering, waarin de heer Verdouw over graaf Jan van Nassau gesproken heeft, werd na de pauze een vraag gesteld over de leus 'Je maintiendrai', zoals die onder andere op de door de Landelijke Stichting uitgegeven leeuwstickers tegen de Mariaverering en de Europese eenwording te vinden is. Voordat de vragensteller tot zijn eigenlijke vraag kwam, vermeldde hij eerst ter informatie dat deze leus afkomstig was van René van Châlon en oorspronkelijk luidde 'Je maintiendrai Châlon'. Zijn erfgenaam prins Willem van Oranje veranderde dit in 'Je maintiendrai Nassau' en zijn opvolgers zouden het woord 'Nassau' hebben weggelaten. In 1815 heeft Koning Willem I deze leus bij koninklijk besluit onder het Nederlandse wapen geplaatst. De vragensteller ging het om de betekenis van die spreuk op de leeuwstickers. Letterlijk betekent deze spreuk, zoals we allen wellicht wel weten: 'Ik zal handhaven'. Zijn vraag nu luidde zo ongeveer in de trant van: 'Is die spreuk wel goed? Moeten we ons eigen ik gaan promoten in deze egoïstische samenleving? Er is er maar Eén Die zal handhaven en dat is de IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL (Ex. 3:14m). Mijns inziens komen we zo van de regen in de drup'. Aangezien de vraagsteller vooraf stelde dat hij achter het bestuur stond in zijn afwijzing van het Europabeleid en de Mariaverering, willen we zeker op deze plaats op zijn vraag terugkomen.
We zijn de vragensteller zelfs erkentelijk voor zijn vraag, omdat deze aanleiding gaf tot enig onderzoek en zo leidde tot opfrissing van een wonderlijk stukje geschiedenis van ons land.
Geschiedenis
Graaf Hendrik III van Nassau-Breda (1483-1538), de broer van Willem de Rijke en dus de oom van Willem van Oranje, was getrouwd met Claudia van Châlon, de dochter uit een geslacht dat zich sinds 1393 ook prins van Oranje mocht noemen. In 1530 stierf haar broer Philibert van Châlon (1502-1530), prins van Oranje, kinderloos. De zoon van Hendrik en Claudia, René van Nassau-Breda (1519-1544), werd zijn erfgenaam. Om de erfenis van Philibert te kunnen aannemen, moest René de naam en het uitgebreide familiewapen van Philibert overnemen. Hij doet dit en wordt vervolgens bekend als René van Châlon en is tevens prins van Oranje.
In 1544 sneuvelt deze René van Chalon, prins van het vorstendom Orange, zonder een wettige opvolger. In zijn testament had hij bepaald dat alle Nederlandse en Franse erfgoederen aan de oudste zoon van zijn oom zouden toekomen, namelijk aan zijn neef graaf Willem van Nassau (de latere Willem van Oranje, de vader des vaderlands). Het prinsdom Oranje en de rijke erfgoederen van Oranje in Nederland zouden hem daarmee ten deel vallen en hij zou daarmee een van de aanzienlijkste edelen van de Nederlanden worden, namelijk prins Willem van Oranje-Nassau. Voordat het echter zover was, moest keizer Karei V als heer der Nederlanden zijn toestemming geven, en dat duurde even. Toch kwam in hetzelfde jaar de toestemming af, echter gezien Willems Lutherse opvoeding onder de volgende voorwaarden: de vader, Willem de Rijke, moest afstand doen van de voogdij over zijn zoon en de jonge Willem moest aan het hof in Brussel in roomse zin heropgevoed en verder opgeleid worden.
Het Huis van Chalon had in zijn wapen het devies 'je maintiendrai Chalons'. Graaf Willem, die na de erfenis dus prins Willem van Oranje heette, veranderde het woord Chalons in Nassau. 'Je maintiendrai Nassau' betekent dan zoveel als: 'ik zal mijn huis Nassau handhaven, ik zal opkomen voor de rechten van mijn geslacht'. Maar al snel gebruikte prins Willem deze spreuk in een ruimere betekenis. Zo schreef hij bijvoorbeeld in een brief uit het jaar 1562:
Je maintiendrai la vertu en noblesse Je maintiendrai de mon nom la hautesse Je maintiendrai l'honneur, lafoy, la loi De Dieu, du Roy, de mes amis en moy. (Ik zal handhaven de deugd en adeldom Ik zal handhaven de hoogheid van mijn naam Ik zal handhaven de eer, het geloof, de wet van God, van de Koning, van mijn vrienden en mij)
Nog later liet hij het woord Nassau geheel weg en zo werd het dus 'Je maintiendrai'. De wapenspreuk werd door alle regerende leden van het Huis Nassau die na 1530 ook prins van Oranje waren, overgenomen, ook al hadden zij een eigen wapenspreuk. Toen Willem VI, de latere koning Willem I, in 1813 soeverein vorst werd over het 'Vorstendom der Nederlanden' (1813-1815) werd het devies de wapenspreuk van Nederland. Bij de oprichting van het 'Verenigd Koninkrijk der Nederlanden' in 1815 werd de eerste versie van het Koninklijke wapen per besluit van 24 augustus 1815 door koning Willem I in gebruik genomen en de wapenspreuk in het nieuwe wapen ingevoegd. Dit bleef zo na de scheiding van de Lage Landen in 1831 toen het 'Verenigd Koninkrijk der Nederlanden' veranderde in het 'Koninkrijk der Nederlanden' en het 'Koninkrijk België'. Nog steeds is het een officieel onderdeel van het wapen van het Koninkrijk der Nederlanden. Daarmee maakt het nu deel uit van het 'Koninklijke wapen' (het volledige wapen als symbool voor de koning(in) zelf), van het 'Rijkswapen' (een kleinere versie van het Koninklijke wapen met weglating van de wapenmantel en de wapentent; de versie die door regering en overheidsinstellingen wordt gebruikt) en van het 'Kleine Rijkswapen' (een nog kleinere versie op bijvoorbeeld brieven en munten).
Antwoord
De informatie die de vraagsteller gaf, is dus bijna geheel juist. Alleen op het punt van de weglating van het woord Nassau is het niet helemaal correct. Het waren niet alleen de opvolgers van prins Willem die het woord Nassau hebben weggelaten, maar het is prins Willem zelf al geweest. Hij heeft er bewust een bredere betekenis aan gegeven, zoals hierboven aangegeven, en dit is een wezenlijk punt. Interessant is dat zijn bekende 'Apologie of verantwoording' uit 1581, een geschrift dat gericht is aan de Staten- Generaal en waarin hij zijn verzet tegen koning Filips rechtvaardigt en dat als de grondslag van de toekomstige soevereiniteit van de Nederlanden wordt beschouwd, opmerkelijk eindigt. Dit geschrift verscheen in vijf Franse, twee Nederlandse en in Latijnse, Duitse en Engelse edities. De Franse editie eindigt verrassend genoeg met de woorden 'Je le Maintiendrai', dat wil zeggen: 'Ik zal ze handhaven'. De zin daarvoor luidt in vertaling, gericht aan de Staten: "Dat door u al deze heilige en gewijde dingen mogen worden besloten voor het welzijn en behoud van uzelf, uw vrouwen en kinderen. Ik zal ze handhaven." (zie: A.P. Bijl, Een Prince van Oraengien, p. 192-193). In de Nederlandse bewerking van zijn Apologie van de hand van A. Alberts en J.E. Verlaan uit 1980 staat aan het slot: 'Je maintiendrai, Nassau'. Hier staat een komma achter de spreuk zodat het woord 'Nassau' hier meer als een soort ondertekening is op te vatten. Duidelijk is in ieder geval dat er van een onmiskenbare verschuiving sprake is: het gaat Willem van Nassau niet alleen, of beter, niet zo zeer meer om de handhaving van zijn eigen naam en goed, maar allereerst om de bescherming van de verdrukte gereformeerde bevolking.
Wie kennis neemt van de Apologie zelf, zal ervan overtuigd raken dat hoe zeer hij zijn eigen naam en handelwijze tegen de banvloek van Filips tegenover de Staten ook verdedigde en rechtvaardigde, de eigenlijke drijfveer was dat hij zich door God geroepen voelde het land te bevrijden van de geloofsvervolging en de daarmee gepaard gaande gruwelijke praktijken van de inquisitie, opdat men in dit land in vrijheid God naar eer en geweten zou kunnen dienen naar Zijn Woord. Direct in het begin stelt hij bijvoorbeeld al duidelijk dat het algemene belang voor hem veel meer gewogen heeft dan eigen belang. En dat dit geen loze woorden geweest zijn, kan elke Nederlander weten omdat hij al zijn rijkdommen eraan gegeven heeft tot aan het verpanden van zijn tafelzilver toe. Ja, niet alleen zijn goed, maar ook zijn bloed heeft hij voor deze zaak gegeven. Niet alleen broers, maar ook zijn eigen zoon Philips Willem heeft hij af moeten staan om uiteindelijk in 1584 door het moordend lood van Balthasar Gerards gedood te worden.
Was hij zonder fouten, nee, al te veel ruimte wilde hij geven aan andere godsdiensten in het openbare leven. Al te zeer stelde hij zijn vertrouwen op het roomse Frankrijk en de roomse Hertog van Anjou. Pijnlijk heeft hij moeten ervaren dat dit gebroken rietstaven waren die hem de hand doorboorden. De lijn van Datheen was
Bijbelser, waarop zijn broer graaf Jan van Nassau hem ook bij de voortduur gewezen heeft. Maar de Heere geeft Zijn eer niet aan een ander noch Zijn lof de gesneden beelden.
Nog twee feiten
Dat Willem van Oranje echter deze strijd niet streed uit hoogmoed en eigenbelang, zal ook de vraagsteller ons moeten toegeven. We noemen in dit verband nog twee bekende feiten.
Nadat Haarlem in 1573 was ingenomen en uitgemoord en de situatie van het land door de scheiding van het Noorden met het Zuiden er hopeloos voorstond, werd Willem van Oranje in een brief van de legeroverste Sonoy uit het Noorden de vraag voorgelegd van welke machtige potentaat hij nu zijn hulp verwachtte. Hierop mocht hij het antwoord geven dat hij met geen aardse potentaat een verbond had gesloten toen hij zich geroepen voelde om de Christenen en andere verdrukten in dit land te hulp te komen en te beschermen, maar met de Potentaat der potentaten. Zeker mocht hij geloven dat uiteindelijk de vijanden het onderspit zouden delven (zie het citaat op de achterkant van ons blad In het Spoor). Verder noemen we zijn laatste woorden: "Mijn God ontferm U over mijn ziel en over dit arme volk". Wanneer we dit lezen, dan zal toch niemand willen beweren dat Willem van Oranje de strijd in eigen kracht en vooral uit eigenbelang, hoogmoed en misplaatst zelfvertrouwen heeft gevoerd.
Prins Maurits
Het is hier nog op zijn plaats aan te halen wat ds. J. van der Haar in de inleiding van zijn in 1975 bij G. Kool uitgegeven bewerking van Het Christelijk overlijden van de doorluchtige en hooggeboren Prins Maurits van Nassau, Prins van Oranje, enz van de bekende ds. Johannes Bogerman schrijft. In een oude kroniek waarin de begrafenis van prins Maurits beschreven werd, had hem getroffen dat in de rouwstoet ook een aantal vaandels gedragen werd. De eerste stelde de 'Unie' voor en werd gedragen door een generaal over het gehele leger. Hierop was het volgende te zien en te lezen:
"erop was een 'brandende calomne' geborduurd, met daarboven twee armen: in de éne hand bevond zich een zwaard, en in de andere een weegschaal, en erom heen stonden de woorden geschreven: 'Maintiendray, Pietate & Justitia', d.w.z. 'Ik zal handhaven door Godsvrucht en gerechtigheid' " (p. 7).
Op de derde standaard, die de admiraliteit vertegenwoordigde en gedragen werd door een zoon van prins Maurits, "kwamen twee ankers voor, kruiselings over elkaar heen, met in de haken van de ankers 'eenige vyer vlammen', en boven in de wolken de Naam HEERE, of Jehova, met erbij: 'Je Maintiendray' " (p. 8).
Bij dit alles komt nog dat de uitkomst van de strijd en het voortbestaan van ons land in de weg van een menigte van Godswonderen, waarvan onder anderen een Abraham van de Velde in zijn boek Wonderen des Allerhoogsten zo menig voorbeeld heeft gegeven, de kennelijke bewijzen zijn dat het geloofsvertrouwen van Willem van Oranje niet op de zandgrond van een hoogmoedige zelfverheffing was gebouwd. Gods Woord laat ons immers weten, bijvoorbeeld bij monde van de profeet Jeremia in Jeremia 28:9, dat het verschil tussen een valse en ware profeet des Heeren ook door de uitkomst geleerd wordt.
Ten besluite
Niet voor niets luidt een artikel uit het Beginselprogram van de SGP tot aan de dag van vandaag "Welke regeringsvorm overigens ook goed moge zijn, aan ons land is het constitutioneel koningschap, opgedragen aan het Huis van Oranje, door God gegeven". De erkenning van Gods daden in de historie van ons land waarbij Willem van Oranje als een Mozes ons volk uit de macht van rome en Spanje heeft mogen uitleiden, is daarom de belangrijkste reden dat wij gemeend hebben deze wapenspreuk niet alleen op de achterkant van het blad te moeten afdrukken, maar ook op de leeuwsticker om daarmee tevens aan te geven dat Nederland zijn heil niet heeft te zoeken in een zich verenigend rooms, respectievelijk socialistisch Europa met een vlag die alles heeft te maken met een afgodische Mariaverering, maar allereerst zijn vertrouwen heeft te stellen op de God van Willem van Oranje, de Potentaat der potentaten. Kortom, 'je maintiendrai' staat niet symbool voor het handhaven in eigen kracht, maar in Gods kracht, in afhankelijkheid van Hem door Wie de koningen en overheden regeren.
Namens het bestuur, Drs. P.H op 't Hof
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 2009
In het spoor | 52 Pagina's