De Protocollen van de Wijzen van Zion -1-
'De zeven levens van een antisemitisch geschrift'
Inleiding
In dit artikel willen we aandacht vragen voor een geschrift dat bij menigeen weinig bekendheid geniet, maar dat een geweldige invloed in het verleden heeft uitgeoefend, ja dit tot aan de dag van vandaag nog doet. Het heet: De Protocollen van de Wijzen van Zion. Protocol betekent hier zo ongeveer verslag. Dit geschrift, dat waarschijnlijk rond 1900 ontstaan is, duikt steeds weer in de geschiedenis op, terwijl het zich op dit moment in het Midden-Oosten in een grote belangstelling verheugen mag. In zijn standaardwerk Van Jodenhaat naar zelfmoordterrorisme1) noemt prof. dr. H. Jansen dit geschrift de "Bijbel van het antisemitisme"2). Het is zeker dat het om een vervalsing gaat die het bewijs moest leveren van een Joods complot om de wereldheerschappij te veroveren. Als aanjager en als rechtvaardigingspoging van de Jodenhaat heeft het echter meer dan eens een desastreuze uitwerking gehad. Onder andere was het erg populair in het Derde Rijk van Hitler, die er in zijn bekende boek Mein Kampf naar verwees. Maar ook wordt het nadrukkelijk genoemd in het Handvest van de mohammedaanse terreurbeweging Harnas, dat in 1988 gepubliceerd werd.
Prof. dr. K.A.D. Smelik heeft vorig jaar een interessant boekje onder de titel De zeven levens van de Protocollen van de Wijzen van Zion3) het licht doen zien, waarin hij verslag geeft van zijn studie naar de ontstaansgeschiedenis en de beweegredenen van de verspreiders en de steeds veranderende politieke rol van dit werk. Men spreekt wel eens van een kat met zeven levens, om aan te geven dat een kat zeer veerkrachtig is. En zo is het opmerkelijk dat dit geschrift waarvan reeds omstreeks 1920 werd aangetoond dat het een vervalsing was, steeds weer opnieuw tot leven komt.
Professor Smelik behandelt in zijn boek zeven perioden waarin men op dit werk als een serieuze historische bron teruggreep om de Joden in een kwaad daglicht te stellen. We willen in twee artikelen een en ander uit deze studie van Smelik naar voren halen, waarbij we in dit eerste artikel vooral ingaan op de ontstaansgeschiedenis en de tweede periode. Zeker wat de ontstaansgeschiedenis betreft is het goed er hier op te wijzen dat wij de constructie van professor Smelik volgen die een keuze is uit een aantal mogelijkheden; een keuze die hij overigens aan het eind van het boek overtuigend verantwoord4). Wij laten meningen van andere onderzoekers op dit punt buiten beschouwing5).
Antisemitisme en anti-judaïsme
Vooraf is het echter zinvol enkele begrippen goed van elkaar te onderscheiden, omdat ze in discussies nog wel eens in elkaar overlopen of van een andere inhoud voorzien worden, namelijk antisemitisme, anti-judaïsme en antizionisme. Met antisemitisme wordt bedoeld Jodenhaat of een afkeer van de Joden vanwege hun Joodzijn. Mensen zouden vanwege het feit dat zij tot het Joodse volk behoren, minderwaardig zijn. Dit moet vanzelf op Bijbelse gronden afgewezen worden; hier is met recht van een on-Bijbelse discriminatie sprake. Onder anti-judaïsme wordt een denkwijze verstaan die de Joodse godsdienst afwijst. Door de loochening dat Jezus Christus de Messias is, moet de Joodse godsdienst als een valse beschouwd worden. Anti-judaïsme is dus geen afwijzing van de Joden op zich, maar wel van hun godsdienst als eigen weg tot het heil. Dit begrip staat overigens niet los van de tijd van de eerste Christenen, toen sommigen van hen terugwilden naar de Oudtestamentische wetten als min of meer noodzakelijk voor de zaligheid. De apostel Paulus waarschuwt hier met kracht tegen, bijvoorbeeld in zijn zendbrief aan de Galaten. Er zijn echter ook mensen die stellen dat anti-judaïsme een vorm van antisemitisme is. Natuurlijk kan anti-judaïsme als dekmantel van antisemitisme gebruikt worden, maar liefde voor het Joodse volk en een afwijzing van de Joodse godsdienst als eigen verlossingsweg hoeven echt geen tegenstelling te zijn. Onder andere op grond van Romeinen 11 mag er in overeenstemming met menige oudvader nog verwachting voor het Joodse volk zijn. Er liggen nog onvervulde beloften voor hun zaligheid in de Schrift als beminden, om der vaderen wil (Rom. 11:28b). Daarom is een zekere liefde voor dit volk niet alleen als 'onze Boekdragers' naar een uitdrukking van Augustinus, dat wil zeggen als overdragers van de Heilige Schrift, maar ook met het oog op zijn toekomst alleszins gerechtvaardigd, waarmee niet gezegd wil zijn dat men het daarom altijd met de regering van Israël eens moet zijn. Overigens zijn vele Joden dit om uiteenlopende redenen ook niet. Scherp dient dus ook hier onderscheiden te worden.
Ook van een derde begrip is vaak nog sprake, namelijk van antizionisme. Onder zionisme verstaat men het streven van de Joden naar een eigen Joods thuisland of Joodse staat in Palestina. Zion verwijst daarbij naar de berg Sion uit de Bijbel, waarmee Jeruzalem wordt bedoeld. De vader van het zionisme is Theodor Herzl (1860-1904), die overigens bij een eigen Joods thuisland niet uitsluitend aan Palestina dacht.
Antizionisme is verzet tegen dit streven. Het kan uit politieke of godsdienstige redenen voortkomen en leiden tot de ontkenning van Israëls recht op een eigen staat zoals bij sommige Palestijnen en bij bijna alle orthodoxe mohammedanen het geval is. Helaas heeft dit verzet vaak ook geweld tot gevolg, ja zeker bij de radicale mohammedanen tot de meest afschuwelijke terroristische aanslagen. Orthodoxe Joden zijn veelal ook tegen het zionisme gekant, omdat men het als een voorbarig en zondig menselijk handelen beschouwt aangaande dat wat de Messias bij Zijn komst zal doen. Het moge duidelijk zijn dat het verlangen van de Joden naar een eigen thuisland in Palestina zeer goed te begrijpen valt en alleszins op grond van de Bijbel en de geschiedenis gerechtvaardigd is. Wel dient men zich echter nadrukkelijk te hoeden voor een on-Bijbels nationalisme en allerlei fantastische toekomstdromen.
Ontstaansgeschiedenis: het eerste leven
Toen aan het einde van de negentiende eeuw de laatste tsaar Nicolaas II van 1896 tot 1917 over het Russische keizerrijk regeerde, wilde de vooruitstrevende en daadkrachtige minister Sergej Joeljevitsj Witte Rusland economisch hervormen. Hij kreeg veel tegenstand van de kant van de revolutionairen, maar ook van de conservatieven die zijn invloed op de tsaar en zijn toenemende macht met lede ogen aanzagen. Bovendien deelde hij de diepgewortelde Jodenhaat van de Russen niet. Rond 1897 kreeg de Russische geheime dienst, de Ochrana, de opdracht om een document samen te stellen waaruit zou blijken dat achter de economische hervormingen een complot van vrijmetselaars en Joden zat. Een specialist in dit soort werk Pjotr Ivanovitsj Ratsjkovski (1853-1910), die het hoofd van de Parijse afdeling van de Russische geheime dienst was, gaf deze opdracht weer door aan een in Parijs woonachtige Russische publicist en ervaringsdeskundige op dit gebied, Matvej Vasiljevitsj Golovinski (1865-1920). Het document moest de besluiteloze tsaar Nicolaas II ervan overtuigen dat vrijmetselaars, Joden en hervormingsgezinde mensen als minister Witte een gevaar voor zijn bewind waren.
Waarschijnlijk werd hem een tekst van generaal Orzjevski als voorbeeld meegegeven, maar een heel ander boek zou de inspiratiebron van Golovinski worden. Wel nam hij het idee van de generaal over om een document op te stellen dat door de samenzwerende Joden en vrijmetselaars zelf geschreven zou zijn en dat het plan behelsde om de wereldheerschappij over te nemen. Dit zou de tsaar overtuigen van de staatsgevaarlijkheid van vrijmetselaars en Joden. Het idee van een Joodse samenzwering tot overname van de wereldheerschappij stamt overigens al uit de tijd van Napoleon, toen een zekere Simonini een brief in deze zin zou hebben opgesteld om de Joden bij Napoleon zwart te maken. Tegenwoordig wordt ervan uitgegaan dat deze brief is opgesteld door de Franse geheime dienst. Een Franse geestelijke bouwde een hele complottheorie om deze brief heen, die vervolgens in allerlei variaties aan een lang leven begon.
Van avonturenroman tot zogenaamde werkelijkheid
Rond 1850 nam een racistisch antisemitisme in Europa steeds meer de overhand. De Joden werden gedemoniseerd als minderwaardige leden van een oosters ras dat op een gewetenloze en laffe wijze alleen maar bedacht was op rijkdom en macht en geen enkele oorspronkelijkheid bezat. Een van de eerste schrijvers die dit verwoordde, was de Duitse journalist en veelschrijver Hermann Goedsche (1815-1878), die onder de Engelse schuilnaam Sir John Retcliffe in 1868 een avonturenroman schreef met de titel Biarritz. In het vijfde hoofdstuk van het eerste deel, dat
'Auf dem Judenkirchhof in Prag' heet, beschrijft hij een bijeenkomst van complotterende Joden. Zij komen op de oude begraafplaats van het toenmalige getto van Praag bijeen. Het gaat om dertien Joden, van wie twaalf de twaalf stammen van Israël vertegenwoordigen, terwijl de dertiende als advocaat van de duivel 'de zoon van de vervloekte' wordt genoemd. Men komt elke eeuw bij elkaar en ieder stamhoofd brengt verslag uit over de methodiek en de vordering van het plan om de wereldheerschappij te veroveren. Het gaat over het verkrijgen van kapitaal en grond, de macht over de handelsbeurzen, de strijd tegen de kerk, de vernietiging van de middenstand, de bevordering van het proletariaat en de beheersing van de pers, onderwijs en het regeringsapparaat. Ten slotte roept de voorzitter, een vertegenwoordiger van de stam van Levi, ertoe op met een eed aan dit plan en de geheimhouding ervan vast te houden zodat over honderd jaar hun kleinkinderen de wereldvorsten zullen zijn en daarmee Gods belofte in vervulling zal zijn gegaan. Een Duitse geleerde en een bekeerde Italiaanse Jood, die overigens toch onbetrouwbaar blijft, hebben deze vergadering af kunnen luisteren en nemen zich voor om het complot te bestrijden6).
Stond dit verdichte verhaal als hoofdstuk in een roman, dan wordt deze fictieve geschiedenis echter in een Franse bewerking in 1871 als werkelijkheid voorgeschoteld. In 1873 verschijnt dit hoofdstuk eveneens als feitenbericht in een Russische bewerking onder de titel De Joden, heersers van de wereld. Ook in Duitsland wordt dit hoofdstuk in een bewerking in de laatste decennia van de negentiende eeuw als bewijs van een Joods wereldcomplot de maatschappij ingestuurd. Als een echte toespraak van een rabbijn voor een Joods congres ('die Rede eines Rabbiners') wordt het verhaal met hoge oplagen in het Derde Rijk onder een breed publiek verspreid. Zo is dit verzonnen verhaal uit een avonturenroman tot 'een echt bewijs' van een Joodse samenzwering geworden. Overigens was het verhaal van Goedsche weer afgekeken van een roman over een Italiaanse oplichter.
Maurice Joly
Golovinski heeft gezien de overeenkomsten met zijn vervalsing De Protocollen van de Wijzen van Zion of van de Franse of van de Russische bewerking gebruikgemaakt. Zowel door Goedsche als door hem waren de samenzweerders intussen door Joden vervangen. In Parijs leerde Golovinski de advocaat en liberaal Maurice Joly (1829-1878) kennen. Deze was zwaar teleurgesteld in Louis-Napoléon Bonaparte, de zoon van Napoleons broer Lodewijk Napoleon, omdat deze niet de vrijheid gebracht had waarop hij als vrijheidslievend liberaal gehoopt had. Deze Louis-Napoléon Bonaparte wist zich van president in 1852 tot de nieuwe keizer van Frankrijk op te werpen, namelijk Napoleon III. Met harde hand bracht hij zijn tegenstanders tot zwijgen. Joly schreef nu een boek waarin een gesprek gevoerd wordt tussen de Italiaanse schrijver Machiavelli (1469-1527) en de Franse filosoof Montesquieu (1689-1755). Machiavelli had in zijn bekende boek De vorst het pragmatisme verdedigd, dat wil zeggen een vorst moet goed voor zijn onderdanen zijn zolang het mogelijk is, maar daarna is de meest gewetenloze politiek toegestaan. Hij predikte het zogenaamde absolutisme, de onbeperkte heerschappij van de vorst, terwijl Montesquieu met zijn leer van de 'trias politica' de politieke vrijheid trachtte te vergroten om tirannie te voorkomen door de scheiding van de machten. Er dient een volledige scheiding tussen de wetgevende (parlement), de uitvoerende (de regering) en de rechtsprekende macht te zijn. Hij legde de grondslag voor de westerse democratieën. Maurice Joly gaf zijn tekst als titel mee: Dialoog uit de hel tussen Machiavelli en Montesquieu (Dialogue aux enfers entre Machiavel et Montesquieu) en liet zijn tekst in 1864 in Brussel drukken. Het was voor elke lezer duidelijk dat met Machiavelli Napoleon III bedoeld werd. Joly werd een jaar later opgepakt en tot vijftien jaar gevangenis veroordeeld. Nadat Napoleon III door de Duitsers was gevangengenomen en de republiek hersteld was (1870), bleef echter veel bij hetzelfde, waarop de liberaal Joly in 1878 diep ontgoocheld een einde aan zijn leven maakte.
'De Protocollen van de Wijzen van Zion'
Met drie inspiratiebronnen is Golovinski aan de slag gegaan om de opdracht van de Russische geheime dienst, de Ochrana, uit te voeren: het werk van generaal Orzjevski, van Maurice Joly en een bewerking van het hoofdstuk uit de roman van Hermann Goedsche. Opvallend is dat Golovinski in tegenstelling tot Goedsche nauwelijks moeite doet om zijn tekst De Protocollen van de Wijzen van Zion in een typisch Joods kader te plaatsen. Het bevat zeer weinig Joodse elementen en bevestigt allereerst de vooroordelen van het Russische volk ten aanzien van de Joden: domheid, drankzucht en natuurlijk hun bedrieglijke aard. Wel zijn er dingen te vinden waarvan het zeer onwaarschijnlijk is dat Joden die zouden doen of in de mond nemen. Zo laat hij de Joodse Wijzen zonder enige moeite hun vrouwen zich ter beschikking stellen om de niet-Joodse jeugd tot losbandigheid te brengen. Een passage die bij Joly niet gevonden wordt.
"De volkeren van de 'gojim' [gojim is de Joodse aanduiding voor niet-Joden; PHoptH] zijn beneveld door alcoholische dranken en hun jeugd is afgestompt door de studie van de klassieken en vroegtijdige losbandigheid, waartoe onze agenten hen hebben aangezet - gouverneurs, lakeien, gouvernantes - in de huizen van rijken, beheerders en anderen, en onze vrouwen op de plaatsen van 'gojs' vermaak (uit Protocol 1)".
Iets verder verwijzen de Joodse Wijzen naar de god der Indiërs Visjnoe, van wie de meeste Joden nauwelijks gehoord zullen hebben, laat staan deze als voorbeeld zouden aanhalen. Een passage die letterlijk van Joly is overgenomen uit de mond van Machiavelli.
Al onze kranten zullen van alle mogelijke richtingen zijn - aristocratische, republikeinse, revolutionaire, zelfs anarchistische (...). Zij zullen, zoals de Indische god Visjnoe, honderd armen hebben, waarvan elke arm de pols zal voelen van elke willekeurige maatschappelijke mening (uit Protocol 12)"7).
Wel heeft Golovinski het over de uitverkiezing van het Joodse volk en over de Koning uit het geslacht van David, maar dit zijn elementen die ook algemeen Christelijke noties zijn.
De tekst van Golovinski is in de vorm van verslagen een uiterst saaie en langdradige opsomming van maatregelen om de wereldheerschappij over te nemen. Probeerde Goedsche nog spanning in zijn verhaal te brengen door de geschiedenis van het kerkhof met twee afluisteraars erin te brengen en stelde Joly zijn kennis ten toon door een dialoog tussen een geleerde schrijver en filosoof, bij Golovinski wordt alles teruggebracht tot een zakelijke en dorre opsomming van maatregelen die de samenzweerders hebben genomen of gaan nemen.
Bij Joly zijn vele citaten en voorbeelden uit de klassieke oudheid ter illustratie van de geleerdheid van zijn personen te vinden die Golovinski op één uitzondering na alle weglaat. Hier zal sprake van een vergissing zijn geweest8).
De Joden zijn bij de bestudering van de Thora en de toepassing van de wetten daaruit gewend aan eindeloze discussies, maar hier bij de 'De Protocollen' gaat het om een autoritair geheel waarin de Russische schrijver zich thuis voelde. Een opmerkelijk citaat in dit verband:
"Zodra de tijd is gekomen van onze openlijke heerschappij, de tijd om de weldadige uitwerking ervan te laten zien, zullen wij de hele wetgeving omvormen. Onze wetten zullen kort, helder en onwrikbaar zijn, zonder allerlei interpretaties, zodat iedereen in staat zal zijn ze heel goed te kennen (uit Protocol 15)"9).
Men schat dat Golovinski een kleine helft uit het werk van Joly heeft overgenomen, maar waar bij Joly de Joden geen rol speelden, heeft Golovinski er een Joods wereldcomplot van gemaakt om de tsaar tot maatregelen te brengen tegen de vernieuwers in zijn rijk.
Doel van 'De Protocollen'
Het geheel is in 24 (of 22) protocollen ingedeeld. Zowel de genomen als de nog te nemen maatregelen door de samenzweerders worden door elkaar beschreven, wat een verwarrende indruk maakt. Deze vaagheid geeft de lezer de mogelijkheid zijn eigen situatie in te vullen. De schrijver wil de lezer laten geloven dat de Joden al heel lang aan een complot werken om de wereldmacht te verkrijgen met als doel een Joods koninkrijk te stichten met als koning een nazaat van David. Alles gebeurt in het geheim en is mogelijk vanwege de domheid van de gojim, die nergens erg in hebben. De idealen van de Franse Revolutie - vrijheid, gelijkheid en broederschap - zijn ingevoerd om de bestaande machten van koningen, paus enz. te breken. De bestaande orde in welk land dan ook dient met alle mogelijke middelen ondermijnd te worden. Opstandige, vooruitstrevende en liberale bewegingen dienen gesteund te worden om wanneer de tijd rijp is de macht over te nemen. Dan wordt er met vrijdenkers, vrijmetselaars, liberalen, progressieven en rebellen korte metten gemaakt. Al deze krachten worden dus alleen gesteund en gebruikt om het grote doel te bereiken, de wereldheerschappij. Professor Smelik wijst er fijntjes op dat dit dezelfde werkwijze is die de Iraanse geestelijken in hun revolutie van 1978/1979 in Iran hebben toegepast door met behulp van de linkse en liberale oppositie de sjah van Perzië te verdrijven en vervolgens hun bondgenoten nog erger te onderdrukken dan onder de regering van de sjah gebeurde.
De schrijver, Golovinski, wijdt vele regels aan het uitwerken van details die van weinig realiteitszin getuigen, en waarbij hij zijn fantasie de vrije loop kon laten. Zo wordt er gesproken van een belasting op onwelgevallige publicaties zodat de uitgeverijen en kranten failliet gaan. Een merkwaardig ander voorbeeld is de geheime bedoeling van de aanleg van metro's in de Europese hoofdsteden. Een citaat:
"U zult zeggen dat de gojim zich met het wapen in de handen tegen ons zullen verheffen, als zij vroegtijdig zullen doorhebben waar het om gaat; maar daarvoor hebben wij nog zo'n terroriserende manoeuvre voorhanden, dat zelfs de dappersten daarvoor zullen beven. Spoedig zullen in alle hoofdsteden gangen voor de ondergrondse zijn aangelegd. Van daaruit zullen de steden worden opgeblazen samen met alle organisaties en alle documenten van elk land (uit Protocol 9)"10).
Een absurde voorstelling van zaken, maar een realistisch, goed doordacht plan was de bedoeling ook niet. Die lag alleen in het zwartmaken van vrijmetselaars en Joden, waarbij de vrijmetselaars tot helpers van de Joden worden gemaakt.
Datering van de 'Protocollen'
Het bovenstaande metrocitaat zegt ook iets over een mogelijke datering. De toestemming voor de bouw van een metro werd in Parijs, waar Golovinski verbleef, in 1897 gegeven, waarna La Libre Parole, een krant van de antisemiet Édouard Drumont (1844-1917), over de vele Joodse aandeelhouders klaagde. De eerste metrolijn werd in 1900 geopend. Drumont heeft het beruchte, antisemitische boek La France juive geschreven en de antisemitische krant La Libre Parole in het leven geroepen, die van 1892 tot 1924 bestaan heeft.
Uitvoerig besteedde deze krant aandacht aan het Panamaschandaal (1892) en de Dreyfusaffaire (1894), waarbij een Joods-Franse officier ten onrechte van verraad werd beschuldigd en veroordeeld. Golovinski verwijst naar het eerste schandaal.
"Om dit door ons gewenste resultaat te bereiken zullen wij voor de verkiezing van zodanige presidenten zorgen, wier verleden ergens een duistere zaak, ergens een 'Panama-zwendel' heeft. Dan hebben wij hen helemaal in onze hand, dan zijn zij de blinde werktuigen van onze wil uit angst voor onthullingen en uit het streven dat elke mens eigen is, die een machtspositie heeft verworven, om de privileges te behouden en de voordelen en de eer, die verbonden zijn met de functie van president (uit Protocol 10)"11).
De hier bedoelde president is Émile Loubet (1838-1929), die in 1892 zijn ontslag moest nemen als premier vanwege zijn rol in de financiële catastrofe van de bouw van een kanaal tussen Stille en Atlantische Oceaan, het Panamaschandaal. Toen Loubet in 1899 tot president gekozen was, werd hij bij zijn terugkomst in Parijs door een grote menigte uitgejouwd met "Panama! Panama!". Dit gebeurde in 1899 en hierop zinspeelt Golovinski in het citaat. Bovendien waren bij dit Panamaschandaal als verdachten ook Joden betrokken, zodat er een antisemitische lastercampagne van werd gemaakt.
Ook de merkwaardige titel van de 'Wijzen van Zion', waarbij Zion een andere schrijfwijze is voor Sion, ondersteunt de datering van dit werk rond 1900. In augustus 1897 werd in Bazel het eerste Zionistische Congres gehouden, waarna 'Zion' een politiek begrip werd. Eveneens werd in 1897 in Rusland door de vooruitstrevende minister Witte de gouden standaard aan de roebel gekoppeld, dat wil zeggen dat er niet meer bankbiljetten qua waarde in omloop gebracht mochten worden dan de waarde van de goudstaven in de staatsbank. Volgens de Protocollen was de gouden standaard een instrument in de handen van Joodse samenzweerders omdat zij het goud uit de circulatie zouden halen.
"U weet dat de goudstandaard een ramp was voor alle staten die haar hebben aangenomen, want zij kon de behoefte aan geld niet stillen. Temeer niet omdat wij het goud uit het betalingsverkeer hadden teruggetrokken, zoveel als maar mogelijk was (uit Protocol 20)"12).
Golovinski heeft zeer waarschijnlijk in 1899 nog aan de Protocollen gewerkt. In april 1902 worden de Protocollen voor het eerst in een Russische krant genoemd, waarbij Golovinski waarschijnlijk in 1900 Parijs verlaten heeft. Professor Smelik dateert daarom op aannemelijke gronden het werk in de jaren 1899-1900.
Golovinski's wereldheerser
Voor Golovinski is de ware staatsvorm in het tsaristische Rusland te vinden, namelijk een autocratie (alleenheerschappij) met erfelijke troonsopvolging. Democratie, liberalisme en socialisme zijn in de ogen van Golovinski dwaalleringen en middelen in de handen van de Joodse samenzweerders om de autocratie zoals tsaristisch Rusland die voor de Oktoberrevolutie in 1917 kende, te ondermijnen. De leuze van de Franse Revolutie - vrijheid, gelijkheid en broederschap - wordt door de samenzweerders slechts gebruikt om de gojim te misleiden. Zijn voorganger Joly had in zijn werk de democratie en de idealen van de Franse Revolutie verdedigd tegenover de dictatoriale aanspraken van Napoleon III. Met enig talent heeft Golovinski een en ander dus omgebogen en bewerkt.
Opmerkelijk is daarbij dat het ideaal van een autocratische vorst terugkeert in de toekomstige koning der Joden uit het huis van David. Deze moet een einde maken aan de revolutie die hem aan de macht geholpen heeft. Aan het eind van zijn werk luidt het met allerlei volkomen misplaatste toespelingen op Bijbelse elementen:
"Dan zullen wij aan de volken kunnen zeggen: Dankt God en buigt uw knieën voor hem die op zijn voorhoofd het teken van de goddelijke predestinatie draagt, en wiens ster God Zelf heeft geleid, opdat niemand behalve Hij jullie van alle boven aangeduide kwade krachten kon verlossen (uit Protocol 23)"13).
Toekomstige troonopvolgers mogen niet lichtzinnig zijn, noch zachtheid vertonen, anders zijn zij ongeschikt voor de macht. In navolging van Machiavelli dient een troonopvolger de volgende eigenschappen te bezitten: "Alleen degenen die onvoorwaardelijk bekwaam zijn tot een harde, zelfs wrede, strikte regering, zullen de teugels van onze Wijzen ontvangen (uit Protocol 24)"14). Maar aan het eind luidt het toch weer iets anders:
"De koning der Joden mag zich niet door hartstocht en zeker niet door zinnelijkheid laten beheersen. Door geen enkele karaktertrek mogen dierlijke driften de heerschappij over zijn verstand en zijn gevoelens verwerven. De zinnelijkheid verstoort het ergst de verstandelijke vermogens en de helderheid van inzicht, doordat zij het denken afleidt naar de slechtste en meest dierlijke kant van het menselijke handelen. De ruggensteun van de menselijkheid in de persoon van de wereldheerser uit het heilige geslacht van David moet alle persoonlijke neigingen aan zijn volk opofferen. Onze heerser moet een voorbeeld zijn van onberispelijkheid (uit Protocol 24)"15).
Hier lijkt de ideale vorst die Golovinski persoonlijk voor ogen heeft gestaan, beschreven te worden, terwijl deze beschrijving merkwaardig genoeg in de mond van Joodse samenzweerders wordt gelegd. Het gaat hier overigens om het ideaal van een onberispelijk, autocratisch vorst, dat zeker wat de Godsvrucht betreft met de Bijbelse koning David weinig tot geen overeenstemming vertoont.
Het tweede leven: naar Rusland
Omstreden is de vraag in welke taal Golovinski, die het Frans vanaf zijn jeugd al goed beheerste, het oorspronkelijke manuscript heeft geschreven. Professor Smelik acht het waarschijnlijk dat dit door hem in Parijs in het Frans is gebeurd en dat het geschrift pas later door anderen in het Russisch is vertaald. Er zijn drie getuigen die beweren het oorspronkelijke, Franse manuscript gezien te hebben, maar ook zij zijn omstreden. Dit Franse manuscript, voor zover het bestaan heeft, is nooit boven water gekomen. Alle vertalingen gaan terug op Russische versies waarvan er verscheidene met behoorlijke verschillen bestaan.
Toen Golovinski klaar was met zijn werk, gaf hij dit aan zijn baas Pjotr Ratsjkovski. Deze stond voor de vraag hoe hij het de tsaar kon doen toekomen zonder dat deze zou vermoeden dat het om een vervalsing van de geheime dienst ging. Hij gaf een kopie aan een geheim agente, die het in Rusland aan een journalist ter publicatie aanbood en hem wijsmaakte dat het in Frankrijk gestolen en daar aan haar gegeven was. Deze Russische journalist liet het vertalen en schreef er een artikel over met een samenvatting van 'De Protocollen', waarin hij echter ook stelde dat hij niet aan de echtheid van de tekst geloofde. Daarna werden in een dagblad in Sint-Petersburg door een antisemitische uitgever in 1903 belangrijke gedeelten in afleveringen afgedrukt. Dit is de eerste uitgave van 'De Protocollen' in druk, weliswaar in verkorte vorm. Deze tekst wijkt af van de standaardeditie uit 1905 die door ene Sergej Niloes is uitgegeven. In 1906 verscheen er nog een uitgave die verzorgd was door een antisemitische geestverwant van de uitgever onder de titel Vijanden van het Menselijke Ras.
Sergej Niloes
Wie was Sergej Niloes, de verantwoordelijke persoon van de standaardeditie? Sergej Alexandrowitsj Niloes (of Nilus) was een religieus, juridisch geschoolde publicist met een grote fantasie en een hang naar mystiek.
Hij leefde in de verwachting van een spoedige komst van de antichrist en schreef daarover een boek dat in 1902 verscheen onder de titel Het grote in het kleine en de antichrist, een op handen zijnde politieke mogelijkheid: Aantekeningen van een orthodox gelovige. In 1905 verscheen er een tweede druk met een extra hoofdstuk, namelijk de vertaling van 'De Protocollen'. Deze zouden uit een geheim archief in Frankrijk gestolen zijn en het ultieme bewijs van de komst van de antichrist vormen. De tsaristische censuur had een afzonderlijke uitgave van de 'De Protocollen' vanwege het opruiende karakter verboden, maar als toegevoegd hoofdstuk aan een nieuwe druk had men er geen bezwaar tegen. Men ging er wellicht vanuit dat het boek niet populair zou worden. Het tegendeel was het geval. Er volgden nieuwe drukken in 1911, 1912 en 1917, steeds met het extra hoofdstuk als doorslaggevend 'bewijs'. In de druk van 1911 verklaarde Niloes weer dat 'De Protocollen' van een hooggeplaatste vrijmetselaar in Frankrijk gestolen waren. Tijdens de Russische Revolutie van 1917 werd een nieuwe druk wijd verspreid om de schuld van de revolutie in Joodse schoenen te schuiven. Het geschrift was mede een belangrijke oorzaak tot pogroms in de jaren 1918 tot 192016). Deze druk van 1917 verscheen onder een andere titel: Het is nabij, voor de deur: Over dat wat men niet wil geloven en dat zo dichtbij is. En weer volgde een andere verklaring over de herkomst van 'De Protocollen': zij zouden in 1897 tijdens het eerste Zionistische Congres te Bazel door Theodor Herzl (1860-1904) aan de Raad van Wijzen zijn voorgesteld en aanvaard. Herzl was als verslaggever van een Oostenrijkse krant vooral tijdens het proces in Frankrijk tegen Dreyfus steeds meer tot de overtuiging gekomen dat niet assimilatie van de Europese Joden de juiste oplossing tegen de toenemende Jodenhaat was, maar het verkrijgen van een eigen Joodse staat. In 1896 gaf hij het boek Der Judenstaat uit, waarin hij een en ander verwoordde en dat leidde tot een georganiseerd zionisme.
Dat 'De Protocollen' tijdens het eerste Zionistische Congres tijdens een geheime vergadering zouden zijn vastgesteld, is echter onmogelijk omdat dit congres volledig openbaar is geweest. Niloes heeft deze verklaring later moeten intrekken, maar de gedachte is blijven leven. Zo was Hitler van mening dat de zionisten alles met 'De Protocollen' te maken hadden. De Joodse staat zou een opstap zijn tot een Joodse heerschappij over de hele wereld. Maar ook daarom zijn 'De Protocollen' tot aan de dag van vandaag als propagandamiddel tegen de Joodse staat en als instrument ten behoeve van het aanwakkeren van de Jodenhaat in het Midden-Oosten zo populair.
De reactie van de tsaar
Ondertussen was het oorspronkelijke manuscript niet bij de tsaar Nicolaas II aangekomen. Het was immers de bedoeling van de geheime dienst om hem door middel van een vervalst geschrift tot handelen tegen de vernieuwers en de Joden aan te zetten. Wel kreeg de tsaar in 1905 een Russische vertaling onder ogen, die grote indruk op hem maakte en zijn anti-Joodse vooroordelen bevestigde. Hij schreef in de kantlijn een paar opmerkingen die we hier citeren: "Met welk een nauwkeurigheid voeren zij hun programma uit!", "De revolutie van 1905 is duidelijk georkestreerd door de Wijzen van Zion!" en "De afdruk van de verwoestende hand van de Joden is overal zichtbaar"17). Een minister die de zaak niet vertrouwde, liet in het geheim een onderzoek instellen. Het rapport toonde aan dat het om een vervalsing van de Russische geheime dienst in Parijs ging en overtuigde de tsaar. Hij reageerde: "De protocollen moeten in beslag worden genomen - een heilige zaak kan niet met verwerpelijke middelen worden verdedigd".
Op zich een terechte reactie, hoewel hij met 'heilige zaak' de discriminatie van de Joden bedoelde. Uit een later gevoerd proces in 1913 tegen een duidelijk onterecht van moord beschuldigde Jood zou blijken dat zelfs de Ochrana zelf van deze vervalsing geen gebruik meer durfde te maken. Men is dus in Rusland er duidelijk van overtuigd geweest dat 'De Protocollen' een vervalsing waren en daarmee schenen Golovinski en Ratsjkovski hun werk tevergeefs gedaan te hebben. Dit zou echter met de bolsjewistische Russische Oktoberrevolutie van 1917 en de Eerste Wereldoorlog spoedig veranderen.
Ten besluite
In een tweede artikel hopen we de verdere gang van dit "meest antisemitische geschrift uit [de] Europese geschiedenis"18) te tekenen. Hierbij zullen we dan met name stilstaan bij de rol die het gespeeld heeft tijdens het Derde Rijk en die het nu nog speelt in het Midden-Oosten. Wel kan duidelijk zijn dat de Jodenhaat, die zo'n afschuwelijk en uniek dieptepunt bereikte in de Holocaust met een op fabrieksmatige wijze ombrengen van 6 miljoen Joden, door al de tijden heen in Europa levend is geweest. In het Midden-Oosten vooral - maar helaas daar niet alleen - wordt nu de geschiedenis weer vervalst alsof Israël en de Joden nu de nieuwe nazi's zijn.
Laat duidelijk zijn dat in de Jodenhaat van vroeger en nu de Godevijandige natuur van de mens en de werken des duivels openbaar komen. Enerzijds openbaart zich daarin de natuurlijke vijandschap van de mens tegen Gods vrijmachtige verkiezing van de Joden als bondsvolk in het verleden, anderzijds tracht de duivel door middel van de mens de beloften die er nog voor dat volk als beminden, om der vaderen wil (Rom. 11:28b) in Gods Woord besloten liggen, teniet te doen. Toch geldt: God regeert over de heidenen (Ps. 47:9a). Dat blijkt ook wel uit het onloochenbare gegeven dat het Joodse volk ondanks alle vervolgingen, pogroms en pogingen tot een totale vernietiging is blijven bestaan en sinds 1948 in een eigen staat voor een groot deel mag leven, ook al mag niet over het hoofd worden gezien dat het deksel nog op het hart van het Joodse volk in zijn algemeenheid ligt. Een eigen staat weliswaar waarop de pijlen en raketten van velen uit het Midden-Oosten, onder wie vooral mohammedanen, gericht zijn. Maar Gods toorn rust op hen die het gemunt hebben op de vernietiging van de Joden en daarmee op Zijn beloften, en deze toorn zal eenmaal, tenzij zij zich bekeren, ontbranden. Voor hen en voor ons allen geldt uit Psalm 2 vers 12: Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden.
De strijd tussen het slangen- en vrouwenzaad, die zijn aanvang in het Paradijs met de moederbelofte genomen heeft, gaat door. Het is ten diepste een strijd tegen het levende Kind en allen die in Hem begrepen zijn. Maar het is ook een strijd waarvan geldt dat deze in beginsel al gestreden en de overwinning al behaald is, toen de Koning der koningen aan het vloekhout der schande uitriep: Het is volbracht (Joh. 19:30). De deugden van Zijn Vader waren daarmee opgeluisterd en de vloek van al Zijn volk weggenomen. Die vloek blijft echter rusten op hen die in hun vijandschap voortleven en sterven. Dat mag de troost voor de ware gelovige zijn en blijven onder al het gewoel der volkeren. Welgelukzalig zijn allen die op Hem betrouwen (Ps. 2:12b).
Noten:
1) H. Jansen, Van Jodenhaat naar zelfmoordterrorisme. Islamisering van het Europees antisemitisme in het Midden-Oosten, Heerenveen 20062, 1047 pagina's (voortaan: Van Jodenhaat).
2) Van Jodenhaat, p. 198
3) K.A.D. Smelik, De zeven levens van de Protocollen van de Wijzen van Zion. De paradoxale geschiedenis van het belangrijkste antisemitische geschrift, Soesterberg 2010, 206 pagina's (voortaan: De zeven levens). Het is een uitgave in de CIDI-informatiereeks, een reeks die het inzicht in het Midden-Oosten wil verdiepen. CIDI staat voor het 'Centrum Informatie en Documentatie Israël'.
4) De zeven levens, p. 173-177
5) Wel willen we hier nog wijzen op een Nederlandse vertaling van 'De Protocollen' uit 1933, die te vinden is in: R. de Ruiter, De Protocollen van de Wijzen van Sion ONTSLUIERD, 2007, p. 218-280. Dit boek komt overigens uit de kringen van New Age. We hopen in ons tweede artikel hierop kort in te gaan.
6) Jansen geeft een iets uitvoerigere samenvatting dan Smelik. Van Jodenhaat, p. 190 en 191; De zeven levens, p. 24-26.
7) De beide citaten zijn te vinden: De zeven levens, p. 36
8) De zeven levens, p. 39
9) De zeven levens, p. 38
10) De zeven levens, p. 43
11) De zeven levens, p. 43, 44
12) De zeven levens, p. 45
13) De zeven levens, p. 47, 48
14) De zeven levens, p. 48
15) De zeven levens, p. 48, 49
16) Van Jodenhaat, p. 192
17) De zeven levens, p. 73
18) Van Jodenhaat, p. 188
GOD WAAKT OVER HET NAGESLACHT VAN ABRAHAM
Ds. G.H. Kersten: "Het is uit liefde tot het geslacht dat door de apostel Paulus genoemd wordt: 'de beminden om der vaderen wil', dat ik de hoop uitspreek dat de vervolgingen daartoe mogen dienen dat de Joden de knie mogen buigen voor Koning Jezus, als de enige en waarachtige Zaligmaker. Die Zaligmaker hebben de Joden verworpen. Zij hebben geroepen: 'Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen'. En dat geroep gaat steeds nog uit hun midden op, wijl zij volharden bij hun weigering om Sions eeuwige Koning te erkennen. Toch zijn de beloften voor de bekering der Joden gegeven. Hun voortbestaan is in de Schrift verzekerd. Wie het dan ook waagt zijn hand te slaan aan het bestaan der Joden, zal ervaren dat God over het nageslacht van Abraham waakt".
-Bron: Handelingen Tweede Kamer 1938-1939, 2 december 1938, p. 724 (herspeld)-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2011
In het spoor | 56 Pagina's