Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gezin, een kerk in 't klein

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gezin, een kerk in 't klein

37 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Mij is gevraagd om iets te zeggen over huisgodsdienst of huiscatechisatie. Als wij daarover spreken, dan hebben we het eigenlijk over de opvoeding in de vreze des Heeren. Maar wie is tot deze dingen bekwaam? Het is een woord van ontzaglijk diepe betekenis: 'Opvoeden in de vreze des Heeren'. Daarvan moet ik u op voorhand zeggen dat ik dat niet kan en dat ik hier behoor te staan en sta als een vader die zich schaamt over zijn eigen opvoeding. Al sprekende zal ik straks misschien toch de indruk wekken dat ik het zo goed weet en dat ik het kan, maar ik kan het werkelijk niet. Evenwel is het een plicht die op ons ligt, waar we zelfs de belofte voor hebben afgelegd bij de Doop van onze kinderen, althans als we kinderen mogen hebben. Er zullen er ook onder ons zijn die geen kinderen hebben of die niet getrouwd zijn. Voor hen kan het wel eens moeilijk zijn om een inleiding over dit onderwerp aan te horen of te lezen, toch hoop ik dat ik geen dingen ga zeggen die voor hen pijnlijk zijn.

Antinomie

Wanneer wij geroepen worden om hetzij onze eigen kinderen hetzij beroepshalve of ambtshalve kinderen op te voeden, dan zouden wij het diepe besef moeten hebben dat dit een zaak van totale onmogelijkheid is. Prof. J.H. Gunning Wzn. (1859-1951) heeft ooit over de opvoeding gesproken als een 'antinomie', een tegenstrijdigheid in woorden. Aan de ene kant de absolute noodzakelijkheid en verantwoordelijkheid van de opvoeding en aan de andere kant de volstrekte onmogelijkheid om het te doen zoals de Heere het van ons vraagt. Die antinomie is een struikelblok voor velen, zowel in de linkerflank als in de rechterflank van de gereformeerde gezindte.

Aan de ene kant wordt er gezegd: 'Mijn kinderen zijn kinderen des verbonds. Wij houden hun voor dat zij slechts hebben toe te stemmen wat de Heere hun bij de Doop beloofd heeft'. Als dat waar zou zijn, dan is de spanning, dan is de tegenstelling eruit. Dan stemmen kinderen bij het belijdenis doen zelf toe wat de ouders bij de Doop beleden hebben en dan worden zij beschouwd als te zijn wezenlijk in het genadeverbond opgenomen. Aan de andere kant zijn er mensen die zeggen: 'Opvoeden is een onmogelijkheid, ik kan dat niet en ik wil ook niet vroom zijn'. Vervolgens gaan ze met dit gezegd te hebben als het ware over tot de orde van de dag, ze kunnen er goed mee leven.

Dat zijn twee uitersten. Beide uitersten zijn in ieder geval verkeerd. Maar wie wandelt niet op een van deze beide uitersten? Voor wie mag gelden dat hij inzake de opvoeding wandelt in het midden van de paden des rechts? Dit is ten diepste alleen maar het geval wanneer de Heere genade in ons hart verheerlijkt heeft en de kinderlijke vreze in beoefening is. Dit is alleen maar het geval wanneer we weten wat de schrik des Heeren inhoudt, gelijk de apostel Paulus schrijft: Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof (2 Kor. 5:11), en wanneer wij werkelijk met dezelfde apostel mogen zeggen: Want de liefde van Christus dringt ons (2 Kor. 5:14). Dit is alleen maar het geval als wij als vader en moeder voelen dat wij die dure roeping en plicht ten aanzien van onze kinderen niet kunnen volbrengen, dat dit een onmogelijkheid is aan onze zijde, en wij dan vanuit de nood der ziel tot Hem gaan roepen: 'O Heere, ontferm U mijner, ontferm U over mijn kinderen'. Die onmogelijkheid in eigen kracht te kennen en te voelen is een absolute noodzakelijkheid om kinderen recht te kunnen opvoeden. Maar dit doet evenwel niets af van de absolute noodzakelijkheid, verantwoordelijkheid en plicht om onze kinderen op te voeden in de vreze des Heeren. Achter onze onmacht kunnen en mogen we ons dan ook niet verschuilen.


EEN DUIDELIJK GEBOD GODS

"De ongelovigen verzorgen hun kinderen wel van de noodzakelijkheden van hun leven, zoals blijkt uit 1 Timotheüs 5:8. En daarom, indien wij maar alleen dat doen, wat doen wij boven anderen? (…) Ja, de heidenen (…) hebben hun kinderen een geschikt burgerlijk leven leren leiden. (…) Daarom moeten wij ons geen christenen roemen, indien wij onze kinderen [slechts] burgerlijk opbrengen, want wat doen wij dan boven anderen? De heidenen hebben het ook gedaan. De godzalige opvoeding moet het onderscheid maken tussen der heidenen en der christenen opvoeding van de kinderen. Doch de ouders moeten hun kinderen niet alleen godzalig opvoeden om daarin wat [bijzonders] te doen boven de heidenen, maar ook om God gehoorzaam te wezen, want dit is het bevel van de apostel Paulus in Efeze 6 vers 4: 'En gij vaders, verwekt uw kinderen niet tot toorn, maar voedt hen op in de lering en vermaning des Heeren'. En in 1 Timotheüs 5 vers 4a: 'Maar zo enige weduwe kinderen heeft of kindskinderen, dat die leren eerst aan hun eigen huis godzaligheid te oefenen'. Zo dan, het is een duidelijk gebod Gods dat de ouders hun kinderen godzalig moeten opvoeden, en daarom wie dat niet doet, die overtreedt een duidelijk gebod Gods".

-J. de Swaef, De Geestelijke Kwekerij, Ederveen 2005, p. 102, 103-


Ere Gods bovenaan!

Wil een opvoeding werkelijk een opvoeding in de vreze des Heeren zijn, dan behoort de ere Gods in de opvoeding bovenaan te staan. Dat zegt ds. S. Oomius (1630-1706), dat zegt prof. A.H. Francke (1663-1727) zoals we in het meinummer van In het Spoor hebben kunnen lezen, en dat zegt ook ds. G.H. Kersten (1882-1948). Als dat zo mag zijn, dan zal die opvoeder opkomen en opvoeden vanuit dat eeuwig soeverein welbehagen dat die grote Pottenbakker macht heeft om te maken het ene een vat ter ere, en het andere ter onere (Rom. 9:21), en dat naar dat eeuwig soeverein welbehagen doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven (Joh. 5:25). Maar dan zullen we er ook tegelijkertijd iets van aanvoelen naar welk een ontzaglijke eeuwigheid wij en onze kinderen reizen. Dan zullen we de nood van hun zielen voelen en het heil van hun zielen zoeken. Tevens zal het dan onze verzuchting zijn om als slijk in Gods vingeren gebruikt te mogen worden tot opening van hun blinde zielsogen. Dan zal er een uitzien zijn of de door de Reformatie en Nadere Reformatie gestelde doelen van de opvoeding, namelijk opvoeden tot Godzaligheid en dienstbaarheid, door Gods vrije en soevereine genade verheerlijkt mogen worden in de harten van onze kinderen.

Weer wat nieuws?

Bij de Doop hebben we voor Gods aangezicht beloofd en voor onze rekening genomen om onze kinderen, als zij tot hun verstand zullen gekomen zijn, in de voorzeide leer naar ons vermogen te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen. Feitelijk hebben we daar onder andere beloofd, huisgodsdienstoefeningen te zullen houden in ons gezin. Toch werd dit in onze kringen in de laatste decennia maar weinig in praktijk gebracht. Het was zelfs zo dat tot hen die een tiental jaren geleden in onze kring over huisgodsdienst gingen spreken, werd gezegd: 'Huisgodsdienst? Weer wat nieuws? Wat is dat nu weer? Zeker een ladder waarmee je in de hemel denkt te kunnen klimmen, waarmee je je eigen zaligheid en die van je kinderen denkt te kunnen verdienen? Wij doen er niet aan mee, want het zal onze kinderen alleen maar opgeblazen maken in kennis. En die opgeblazen mensen en kinderen zijn plagers van Gods volk'. Dat soort opmerkingen werd er gehoord. Maar zij die dergelijke opmerkingen maakten, hadden echter niet door dat hun opmerkingen getuigden van een grote mate van onkunde. Want de Reformatoren en Nadere Reformatoren hebben juist krachtig op het houden van huisgodsdienstoefeningen aangedrongen. De noodzakelijkheid daarvan werd door hen aangevoeld.

We denken in dit verband ook aan de Dordtse Synode van 1618-1619. In de zeventiende sessie van die synode heeft de vergadering er de nadruk op gelegd dat er drieërlei wijze van catechiseren behoort te zijn: in de huizen door de ouders, in de scholen door de schoolmeesters en in de kerken door de predikanten, ouderlingen en ziekenbezoekers. Zo deden de puriteinen in Engeland en Schotland het ook. We weten dat ds. Willem Teellinck de man geweest is die destijds in Nederland de huisgodsdienst weer in het midden van de belangstelling heeft geplaatst. Hij kwam daartoe, omdat hij in Engeland onder de puriteinen gezien had welk een zegen die huisgodsdienst daar voor de gezinnen mocht zijn.

Pleidooien voor het houden van huisgodsdienstoefeningen vinden we onder anderen bij ds. Jac. Koelman in zijn Plichten der ouders in kinderen voor God op te voeden, bij ds. S. Oomius in zijn boek Een kerk in 't klein, alsmede in het vrij recent door de heer Bunt herspelde boek De praktijk der Godzaligheid van Lewis Bayly en in het door De Banier uitgegeven boek Een huis voor de Heere van Matthew Henry. Die boeken getuigen ervan dat de huisgodsdienst altijd door onze vaderen benadrukt is geweest. Het houden van huisgodsdienst heeft dus oude papieren!

Het is wel waar dat wij met het houden van huisgods-dienstoefeningen wat kunnen worden. Het gevaar is aanwezig dat wij onszelf openlijk of heimelijk op de borst gaan slaan en zeggen: 'Dat doe ik, zie mijn ijver aan voor de HEERE'. Er is niets dat ons nader bij ligt dan hoogmoed en dientengevolge zo op een godsdienstige wijze met onze kinderen bezig te zijn. Maar betekent dit dat we onze plicht in het opvoeden van onze kinderen in de vreze des Heeren mogen verzaken, dat wij de huisgodsdienst mogen nalaten? Geenszins! Om het misbruik mogen we het goede gebruik niet nalaten.

Onderdeel van hun leven

Wanneer wij terugdenken aan betere tijden van de kerk, dan moeten we ook bedenken dat zij die destijds werkelijk leesbare brieven van Christus waren, in heel hun bestaan, in hun doen en laten, getuigen van Christus waren. Die hadden niet zozeer een patroon van opvoeding nodig of een schema om de opvoeding tot Godzaligheid en dienstbaarheid te organiseren. Nee, zij besteedden er spontaan aandacht aan, telkens als er gelegenheid voor was en als zij voorgingen in het gezin. Of zij riepen de kinderen bij zich en zeiden: 'Komt, luistert toe, wat God aan mijn ziel gedaan heeft'. En als er van Gods volk op bezoek kwamen, werd er over de gangen en wegen des HEEREN gesproken waar de kinderen bij zaten. Gebeurde het dat de kinderen iets wilden gaan doen wat zij als ouders niet goed vonden, dan gingen zij hen in ernst en liefde vermanen. Dat was huisgodsdienst. De huisgodsdienst maakte onderdeel uit van hun leven; het hoorde er vanzelfsprekend bij.

In verval

Helaas, de generatie die daarna kwam en dat leven miste, zei: 'Wat zou ik nog moeten zeggen? Waarover zou ik nog moeten spreken? Ik mis het leven dat mijn vader of moeder kende. Ik wil niet vroom doen'. En zo raakte de huisgodsdienst meer en meer in het vergeetboek. Als wij kijken naar de rechterflank van de gereformeerde gezindte, dan denk ik dat de huisgodsdienst daar zelfs nog meer verzaakt en in verval geraakt is dan in kringen waar vooral verbondsmatig wordt gedacht, waar de kinderen vooral en uitdrukkelijk als kinderen des verbonds worden aangemerkt. Al is ook daar inmiddels sprake van een teloorgang van de huisgodsdienst. Niet in de laatste plaats omdat ook hun huisgezinnen in deze jachtige tijd veelal een duiventil geworden zijn, wat het houden van huisgodsdienstoefeningen ernstig belemmert. En tevens omdat het moderne levensgevoel van 'je moet je kinderen vrijlaten, niet indoctrineren, maar hen veel meer zelf in vrijheid laten kiezen', onder hen steeds meer de overhand lijkt te krijgen. Geen absolute waarheden meer, maar relatieve; waarheid is slechts wat ik als waarheid ervaar, en voor een ander is waarheid wat die als waarheid ervaart. Dat relativeren van de waarheid is een groot gevaar - in het algemeen en voor de huisgodsdienst -, waarvoor ook wij zeker beducht moeten zijn.

Voedingsbodem

Voordat we er nu verder over gaan nadenken hoe aan de huisgodsdienst concreet vormgegeven dient te worden, moeten we wel goed beseffen dat er voor het 'vruchtbaar' houden van huisgodsdienstoefeningen een voedingsbodem aanwezig moet zijn in het gezin. We bedoelen nu even niet, zoals het in de gelijkenis van de zaaier staat, dat er een weltoebereide aarde moet zijn, dat is een Goddelijk werk, maar dat wij middellijkerwijs moeten zorgen dat er in het gezin een voedingsbodem voor onderwijs kan zijn. Er kan in ons gezin nooit een goede voedingsbodem voor onderwijs zijn als er in ons gezin geen gezag heerst, geen orde is, geen regelmaat is, als er in ons gezin geen plaats is voor raadgevingen en vermaningen. En ook als wij als ouders niet het goede voorbeeld geven, als er geen liefde tot onze kinderen is, als er geen geborgenheid en veiligheid ervaren wordt door onze kinderen, als er geen betrokkenheid op elkaar is, als het abc van een goed gezin geen praktijk is. Het abc van een goed gezin is: aandacht, belangstelling en contact. Aandacht en belangstelling voor elkaar, van de ouders voor de kinderen en van de kinderen voor de ouders. Maar ook contact, in de zin dat er serieus met elkaar gesproken, gecommuniceerd wordt. Onder andere over het enige nodige en over de problemen die we ontmoeten in de praktijk van het leven.

Het behoeft overigens geen betoog dat - wil er van een goede voedingsbodem voor huisgodsdienst in ons gezin sprake zijn - wij de moderne media zoveel mogelijk uit ons gezin moeten bannen. Radio, televisie, dvd-films, internet, mobiele telefoons vormen een ernstige bedreiging voor het gezinsleven en voor de huisgodsdienst. Door de moderne media sijpelt het moderne levensgevoel voortdurend onze gezinnen binnen. De moderne media nemen vaak ook veel van onze kostbare genadetijd in beslag. Voorts stompt de beeldcultuur ons en onze kinderen af voor het gesproken en gelezen woord. Bovendien zijn de moderne media niet zelden rustverstoorders. Denkt u alleen maar aan het mobieltje, wat een onrust brengen die mobieltjes vaak niet in het gezinsleven zelfs onder de maaltijd teweeg, als we dat niet tegengaan. Kortom, door het vrij baan geven aan de moderne media benemen we ons gezin een goede voedingsbodem voor de huisgodsdienst.

Maar het allerbelangrijkste is dat in ons gezin de waarachtige vreze des Heeren in beoefening is. Ten diepste is er alleen dan een goede voedingsbodem voor huisgodsdienst; uitwendige vormen alleen schieten dus tekort!

Reformatie vanuit de gezinnen

Matthew Henry zegt dat ieder huis of gezin een huis voor de Heere behoort te zijn, een heilige gemeenschap waarin God geëerd en gediend wordt. En dat niets meer de reformatie van zeden in een land bevordert dan de huisgodsdienst meer in praktijk brengen en in aanzien herstellen. Wanneer we zien dat ons land en volk steeds meer in verval raken, dan moeten we niet bij de koningin zijn, maar bij onszelf beginnen en vervolgens bij ons gezin. Reformatie van land en kerk moet beginnen in de gezinnen, de hoekstenen van de samenleving. We kunnen ons land en onze kerk dan ook niet beter dienen dan door de dienst van God in onze gezinnen in ere te herstellen en te houden.

Ook zegt Matthew Henry dat als u van uw huis een kleine kerk maakt, God er een klein heiligdom van zal maken. Maar van uw gezin een kleine kerk maken, bestaat niet alleen uit bidden, psalmzingen, Bijbellezen, overhoren enz. Als u dat denkt, dan hebt u het mis. Een gezin is pas werkelijk een kleine kerk wanneer daarin de vreze des Heeren aanwezig is. Wanneer de vader daar werkelijk priester in het gezin mag zijn, die het gebed doet en ook de leiding heeft in de huisgodsdienst.

De basisschool is thuis!

In het eerste deel van Uit de pastorie heeft ook ds. J. Roos over de huisgodsdienst geschreven. Hij schrijft onder andere dat de huisgodsdienst de basisopleiding is van onze kinderen. Niet de school is de basisschool, nee, maar het gezin. Daar begint de opvoeding! En ds. Koelman zegt dat zodra het verstand van onze kinderen maar enigszins begint te functioneren, zodat ze met enige opmerkzaamheid beginnen te horen en te zien, de moeder al met hen moet bidden en daarbij hun handen eerbiedig moet samenvouwen, opdat er zo al vroeg een stille eerbied in hen gekweekt wordt ten aanzien van het gebed. Ja, Koelman gaat nog een stap verder terug: zodra bekend is dat de moeder zwanger is, "bidt dan tezamen ernstig", zegt hij, "niet alleen om een voorspoedige bevalling, maar ook om de heiligmaking van het kind". De opvoeding begint dus al voor de geboorte! De basisopleiding van onze kinderen ligt in het gezin. In ons huis dienen verborgen plaatsen te zijn waar we het aangezicht des Heeren zoeken voor onze kinderen en - zoals ds. D. Bakker deed - met onze kinderen. In het gezin dient een sfeer te zijn van liefde, geduld en oprechtheid.

Met hen spreken en bidden

Het is van groot belang dat wij met onze kinderen spreken over wezenlijke zaken zoals over de verborgen omgang met Christus. Als we dat zeggen, dan moeten we uitroepen: 'Hoe ver is het dan weg bij ons en bij onze gezinnen'. Waar wordt dat nog gevonden dat er met de kinderen gesproken wordt over de verborgen omgang met God in Christus? En over wat er gekend moet worden op weg en reis naar de eeuwigheid? Ds. Roos schrijft dat zijn grootmoeder, als hij haar bezocht, altijd zei: 'Denk erom, jongen, vraag om ontdekkende genade en smeek Hem of Hij je Zijn wegen wil leren'. Verder dient in ieder gezin de vader, zo hij nog in leven mag zijn, hardop voor te gaan in gebed om dan de tijdelijke en geestelijke nooddruft van hem en zijn gezinsleden de Heere op te dragen. Ds. Roos citeert van een oudvader die gezegd heeft: 'Als u God in uw huis niet aanbidt, staat er een vloek boven uw deur geschreven!' En Matthew Henry schrijft: "Dan heeft satan daar een zetel"!

Gewetensvorming

Huisgodsdienst dient gericht te zijn op de vorming van het geweten van het kind. Het geweten is Gods stedehouder in de ziel. Als wij onze kinderen vanuit het Woord onderwijzen, dan zal dat als het goed is - als hun consciëntie nog niet zodanig op de mond geslagen is dat die niet meer spreekt - weerklank vinden in hun consciëntie. Juist door de huisgodsdienstoefeningen vindt gewetensvorming plaats. Evenals verstand, wil en gevoel is ook het geweten een vermogen der ziel. Dit vermogen kan gevormd worden door middel van het lezen van Gods Woord, door het ontvangen van onderwijs vanuit dat Woord, door het zien van goede voorbeelden, door goede tucht, door regels te stellen en te handhaven, door de oprechtheid van de opvoeder in de omgang met het kind, door het geven van verantwoordelijkheid aan het kind voor zover het dit kan dragen, door het kind aan te moedigen in het goede enz. Het zijn allemaal zaken die in de gewetensopvoeding van grote betekenis zijn en juist door de huisgodsdienst bevorderd kunnen worden.

Veel uit het hoofd laten leren

Gewetensopvoeding vormt een centraal punt in de huisgodsdienst; daarop moeten we ons in de huisgodsdienst richten. Nu is het zo dat kinderen tot een leeftijd van 12 jaar relatief gemakkelijk zaken uit het hoofd leren, memoriseren. Uit het hoofd leren zonder dat ze vaak de inhoud nog echt helemaal goed begrijpen. Vooral de leeftijd vanaf 5 a 6 jaar tot 12 jaar is daarvoor uitermate geschikt. Die periode vormt een gouden tijd voor het memoriseren. Daarna wordt dit minder. Laten we dan in de huisgodsdienst die periode zo optimaal mogelijk gebruiken door onze kinderen in die periode zoveel als mogelijk uit het hoofd te laten leren. Onze oudvaders zijn ons daarin al voorgegaan. In het woord 'catechismus' zit het woord 'echo'. Wat de leraar het kind voorhield, zei het kind letterlijk na. Het kind was als het ware een echoput. De leraar sprak, de leerling herhaalde het. Telkens weer. De leraar ging net zolang door met oefenen totdat, wanneer hij een vraag stelde, direct het antwoord kwam.

Letterlijk memoriseren is een heel belangrijke opdracht die we hebben in onze gezinnen en op onze scholen. Ik kwam pas nog in een kleuterklas waar de juf met kleutertjes bezig was om de Bijbelboeken op te zeggen. Die kleine kinderen kenden die Bijbelboeken al voortreffelijk. Achter elkaar zeiden ze de Bijbelboeken op, eerst het Oude Testament en vervolgens het Nieuwe Testament. Ik stond er verbaasd van. Ik was er verblijd mee. Die kleine kindertjes kunnen dat al! Laten we daarmee doorgaan. Ik zeg niet dat we daarmee hun ziel redden, dat weten we allemaal wel, daar is een Godsdaad voor nodig, maar wel zegt de Heere bij monde van de profeet Hosea: Mijn volk is uitgeroeid, omdat het zonder kennis is (Hosea 4:6a). Mijn volk gaat verloren, omdat het geen kennis heeft. Die kennis moeten we juist de kinderen in de periode van 5 tot 12 jaar bijbrengen. Onze oude geachte docent, de heer B. Florijn van de Driestar, zei altijd: 'Als ik in mijn jeugd niet leer memoriseren, dan kan ik als ik ouder ben niet mediteren'. Over wat we niet weten, niet geleerd hebben, kunnen we later ook niet nadenken, niet mediteren.

Daarom nogmaals: het is heel belangrijk dat wij vooral onze jonge kinderen veel uit het hoofd laten leren. We kunnen ze bijvoorbeeld al heel vroeg versjes uit hun hoofd laten leren, ook al verstaan ze de inhoud nog maar ten dele. We moeten vanzelf wel ons best ervoor doen om de inhoud zo goed mogelijk aan hen uit te leggen, maar ze zullen het nooit verstandelijk helemaal kunnen begrijpen. Toch moeten we doorgaan met memoriseren. Wat we in onze jonge jaren geleerd hebben, weten we vaak nog als we oud geworden zijn.

Belangstelling wekken

Naast het memoriseren, is ook het belangstelling wekken van groot belang. Hoe wekken we belangstelling? In de eerste plaats door ons goede voorbeeld. Door te laten zien dat het ons ernst is als wij Gods Woord en de geschriften van onze vaderen onderzoeken; dat we daar serieus mee bezig zijn en niet uit sleur of gewoonte. Ook niet op een oneerbiedige wijze met Gods Woord omgaan. Kortom, het gewicht der zaken moeten de kinderen aan ons zien.

Verder moeten we serieus aandacht schenken aan de vragen die zij stellen en hebben over godsdienstige zaken. Daar moeten we de tijd voor nemen. We moeten niet doen gelijk de vader van die jongen die in de pubertijd belangstelling kreeg voor de leer van de recht-vaardigmaking. Hij was deze leer aan het onderzoeken, maar kwam er niet uit. Hij vroeg: 'Zondag 23 en Zondag 7, vader, hoe zit dat?' Maar zijn vader wist het ook niet en hij had er ook geen zin in om zich daarin te verdiepen. Hij zei alleen maar: 'Joh, zet die grote dingen toch gauw uit je hoofd. Je moet je niet met dat soort hoge dingen bezighouden'. Zo moet het dus niet! Als kinderen ons vragen stellen en we weten het niet, laten we dan proberen het te onderzoeken of het aan anderen te vragen die het wel weten. Of verwijs ze bijvoorbeeld door naar hun catechiseermeester of naar hun predikant. Wanneer we niet serieus met hun vragen op godsdienstig gebied omgaan, wekken we ook geen belangstelling bij hen, maar veeleer het tegenovergestelde. Juist als die prille belangstelling er is, moeten we dat proberen aan te moedigen. Hoe groot zou het zijn als we tevens persoonlijk konden getuigen hoe God die zaken aan onze ziel geleerd heeft. Het mocht hen nog tot een heilige jaloersheid verwekken!

Ds. Koelman zegt dat jonge kinderen te vergelijken zijn met jonge takjes die we nog kunnen buigen. Probeer dus van meet af aan met hen over godsdienstige zaken te spreken. Stimuleer uw kinderen als zij zelf zaken proberen te onderzoeken. Zeg hun dat u er verblijd mee bent. Maar u zult mogelijk zeggen: 'Dat is gevaarlijk, dan zet je een pluim op hun hoed, dan gaan ze daar de hoogte mee in'. Er is inderdaad niets ons nader dan met alles de hoogte in te gaan. Als ouders moeten we daarop zeker letten en dit trachten tegen te gaan (in de eerste plaats overigens in ons eigen hart!). Maar dit neemt niet weg dat we onze kinderen op gelegen momenten toch moeten stimuleren om in het goede door te gaan.

Geen nonchalance uitstralen

Indien kinderen niet kunnen merken dat het hun vader ernst is om hen te onderwijzen en in de vreze des Heeren op te voeden, dan zal het onderwijs weinig uitwerken; dan gaat het niet goed. Wanneer we als vaders uit gemakzucht zeggen: 'catechisatie is het werk van schoolmeesters, ouderlingen en predikanten', dan zullen onze kinderen ook weinig belang hechten aan het onderwijs in de Goddelijke waarheden en dan zal er van onze huisgodsdienstoefeningen weinig terechtkomen. En als we zelf onwetend zijn in Goddelijke zaken en onder het houden van huisgodsdienstoefeningen proberen uit te komen door te zeggen: 'Ik wil niet vroom zijn', dan zal dat onze kinderen geenszins stimuleren om ernst te maken met het onderzoeken van Gods Woord en de geschriften daarop gegrond. Wanneer wij zo druk zijn met werken dat wij menen geen tijd te hebben voor huisgodsdienst, dan geven wij onze kinderen geen goed voorbeeld. Het is niet dat we 'geen tijd' hebben, maar we geven er geen prioriteit aan; we vinden het kennelijk niet zo belangrijk. Wanneer wij het niet zo belangrijk vinden, zullen onze kinderen het dan wel belangrijk vinden? Daarom is het zo belangrijk om er op te letten dat we met betrekking tot de huisgodsdienst geen nonchalance uitstralen richting onze kinderen.

Tot behoud van de kerk

Onze kinderen hebben hun inwonende verdorvenheid van ons geërfd. Ds. Koelman wijst daar uitdrukkelijk op. Die erfenis is veel erger dan wanneer onze kinderen melaatsheid of een andere ziekte van ons geërfd zouden hebben. Als ze een lichaamskwaal van ons geërfd hebben, dan zoeken we daarvoor genezing bij aardse medicijnmeesters. Geen moeite is ons soms te veel. Maar hoe veel te meer hebben we dan te trachten om voor hun veel ergere zielskwalen genezing te zoeken bij die grote Medicijnmeester der ziel. Hoe? Onder andere door hen te onderwijzen vanuit het Woord en te brengen onder het Woord.

Wanneer ze gedegen onderwijs ontvangen, zullen ze veel minder snel meegevoerd worden, zo zeiden onze oudvaders, met allerlei wind van leer. Het memoriseren, wat de Waldenzen uitvoerig deden door hun kinderen gehele stukken van de Bijbel uit hun hoofd te laten leren, wapent onze kinderen tegen het voetstoots overnemen van allerlei dwalingen. Van de ouders van Athanasius is bekend dat ze heel veel werk maakten van de huisgodsdienst. Door zijn vader werd hij heel gedegen in de Goddelijke zaken onderwezen. Bovenal werd hij door de Heere onderwezen. Toen Arius zijn dwalingen ging verkondigen, was het diaken Athanasius die direct doorhad dat Arius afweek van de Schrift, hem bestreed en uiteindelijk ook aanklaagde op de meerdere kerkelijke vergaderingen. Laten wij ook trachten onze kinderen gedegen te onderwijzen in de Goddelijke zaken. Dat is niet alleen van belang voor onze kinderen zelf in hun latere leven, maar ook voor het behoud van de kerk, als de Heere het wil zegenen, zoals we in het leven van Athanasius zien.

Bekend is in dit verband ook het verhaal van Luther en Melanchthon. Toen Melanchthon, vermoeid van de arbeid en innerlijk bedroefd, even buiten was gaan wandelen, hoorde hij kinderen de door hen geleerde catechismusvraag en het antwoord opzeggen voor hun moeder. Dit bemoedigde hem zo dat hij terstond terugkeerde naar het gezelschap dat hij verlaten had, en tot Luther zei: 'O, laat ons goedsmoeds zijn, daar worden nog jonge kapiteins geoefend, die Christus' zaak zullen helpen voorstaan en daarvoor strijden'.

Wat behoort tot de huisgodsdienst?

Wanneer wij nu gaan nadenken over wat tot de huisgodsdienst behoort, dan is het niet mijn bedoeling om u in een strak keurslijf te persen, om u bij wijze van spreken een concreet puntenlijstje aan te reiken waaraan u moet voldoen. Wel wil ik trachten een aantal belangrijke zaken te noemen die volgens mij in ieder geval tot de huisgodsdienst behoren.

Vooraf willen we nog opmerken dat het zeker in onze drukke tijd nodig is dat we in onze gezinnen bepaalde vaste momenten hebben waarop we aan huisgodsdienst aandacht besteden. Daarnaast is het van belang dat we ook tussendoor als het te pas komt over deze zaken met onze kinderen spreken, gelijk Gods Woord ons leert: En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat (Deut. 6:7). En leert die uw kinderen, sprekende daarvan, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat en als gij nederligt en als gij opstaat (Deut. 11:19). Uiteraard wordt hier niet bedoeld om te pas en te onpas hierover te spreken - niet het vele is goed, maar het goede is veel! -, maar we moeten wel de gelegenheden aangrijpen en gebruiken die zich voordoen. Vijf zaken willen we dan noemen die in ieder geval onderdeel van de huisgodsdienst behoren uit te maken, namelijk: het gebed, het lezen en onderzoeken van Gods Woord, het onderwijzen in de leer, het zingen van psalmen en ten slotte het spreken over de wonderen des Allerhoogsten.

Het gebed

De Heidelbergse Catechismus noemt het gebed het voornaamste stuk der dankbaarheid. En ds. Wilhelmus a Brakel zegt van het gebed: "Het gebed is een uitdrukken van heilige begeertes tot God, in de Naam van Christus, die door de werking des Heiligen Geestes uit een wedergeboren hart voortkomen, met verzoek om die te verkrijgen". Het gebed is voor de ware gelovige de ademtocht der ziel. Ten diepste kan dus het ware bidden alleen maar beoefend worden door een ziel die van dood levend gemaakt is en die het levende geloof in beoefening mag hebben. Met betrekking tot de pas op de weg naar Damascus neergevelde Saulus, zei de Heere tot Ananias: zie, hij bidt (Hand. 9:11b). Met die enkele woorden drukte de Heere richting Ananias uit: de godsdienst van Paulus was verkeerd, maar is nu een zuivere godsdienst. Als de Heere daar getuigenis van geeft, dan is het een waar gebed, een oprecht gebed, een gebed gewerkt door Gods Geest. Zulk een gebed vermag veel (Jak. 5:16b). Maria de Bloedige was banger voor het gebed van John Knox dan voor een leger van tienduizend soldaten.

Ook ons gebed moet een oprecht, gelovig gebed zijn. Bunyan zegt in één van zijn werken: "Wanneer gij bidt, laat uw hart eerder zijn zonder woorden dan uw woorden zonder hart". Maar wanneer we nu het ware geloof missen, moeten we het gebed dan niet nalaten? Geenszins! Eén van de puriteinen heeft gezegd: "Hoewel een ongelovige zondigt in het bidden, nochtans is het geen zonde om te bidden. Daar is een zonde in de manier van zijn bidden, maar het gebed als daad op zichzelf is zijn plicht. Hij zondigt niet omdat hij bidt, maar hij zondigt omdat hij kwalijk bidt".

Het gebed is één van de vier grondzuilen van de Christelijke opvoeding, aldus ds. P. Zandt. En John Welch, een puritein, kon het niet begrijpen dat vaders en moeders van kinderen 's nachts op bed konden blijven liggen zonder des Heeren aangezicht te zoeken met de bede: 'bekeer ons en onze kinderen'.

Naast dit gebed in de binnenkamer is er ook het gebed in ons huisgezin. Ten aanzien van het gebed in het huisgezin zegt Matthew Henry in zijn boek over de huisgodsdienst dat wij als vaders moeten trachten om in elk huisgebed de volgende vijf zaken meer of minder een plaats te geven: erken als gezin uw afhankelijkheid van God en Zijn voorzienigheid, belijd uw zonden tegen God, dank God voor de zegeningen die u en uw gezin van Hem ontvangen hebben, bid samen met uw gezin om barmhartigheid en genade en bid met uw gezin ook voor anderen.

Het is aan te bevelen om onze kinderen ook te leren hoe ze zelf een gebed moeten doen. Sommige jonge leerkrachten uit onze kring beginnen hun gebed, zo is me gebleken tijdens proeflessen, met: 'Vader in de hemel, wij komen tot U om U te danken'. Wanneer wij zo'n gebed horen en we gaan na afloop daar vragen over stellen, dan blijkt vaak dat men echt geen besef heeft van wat men zegt. Er is geen besef dat ware dankbaarheid alleen maar gevonden wordt daar waar wij als de grootste der zondaren aan de voeten van Immanuël hebben mogen leren dat er vergeving is, opdat Hij gevreesd worde. 'Wij komen tot U', zo wordt gebeden. Er is dan geen besef dat die weg totaal afgesneden is, dat dit van onze kant een totale onmogelijkheid is. God zag neder uit de hemel op de mensenkinderen of er iemand verstandig was die God zocht, maar Hij heeft er niet één gevonden. Alleen door die verse en levende Weg Christus is er een geopende toegang tot de troon der genade. Daar is geen besef van. Maar dan is het ook werkelijk zo dat je daar eigenlijk geen gesprek over krijgt. Het landt gewoon helemaal niet, men begrijpt helemaal niet waar je het over hebt. Gelukkig zijn er ook nog velen bij wie dit anders is en ligt. Dat moet ik er wel bij zeggen. Maar gaan we er toch niet teveel vanuit dat wat wij als ouders misschien nog wel weten, dat dit ook in de hoofden van onze kinderen zit. Onderwijzen wij onze kinderen nog wel voldoende? Wij moeten 'de fakkel' overdragen!

Het lezen en onderzoeken van Gods Woord

De Bijbel - met de kanttekeningen - behoort het centrale boek in ons gezin te zijn. In het bijzonder na iedere maaltijd lezen we daaruit een gedeelte.

Wanneer we Gods Woord voorlezen en er over spreken, dan moeten we onszelf als opvoeders tegelijkertijd eerlijk afvragen of het bij ons leeft dat de rol des boeks met Zijn Naam vervuld is (Ps. 40:4 ber.). Springt ons hart dan op als die Naam genoemd wordt? Is het ons erom te doen om die Naam ontdekt te krijgen vanuit de windselen van dat Woord? Dat Woord dat ons enerzijds voorhoudt onze nameloze ellende en totale verlorenheid, maar ook anderzijds aanwijst de enige weg tot ons behoud: Christus als de Weg, de Waarheid en het Leven. Toen mijn oudste zoon trouwde, zei de predikant bij de overhandiging van de Bijbel: 'Als in dit Boek niets anders had gestaan dan vloekspraken, dan had de Heere geen onrecht gedaan. Maar eeuwig wonder, daarin staan niet alleen vloekspraken, maar daarin staat ook dat eeuwig Evangelie voor de grootste der zondaren'. Wanneer het ons werkelijk om die enige Naam te doen is, dan zullen onze kinderen dat ook merken. Het mocht ook voor hen een spoorslag zijn om het enige nodige te zoeken!

Wanneer we het Woord van de hoge, almachtige God voorlezen, moeten we dat eerbiedig doen, rustig daarvoor de tijd nemen, onduidelijke zaken in de kanttekeningen opzoeken en op eventuele vragen een antwoord trachten te geven, hetzij direct of na het onderzocht te hebben. Nuttig is om eerst de samenvatting die boven ieder hoofdstuk staat, voor te lezen, voordat we het eigenlijke hoofdstuk lezen. Dan weten de kinderen al vooraf waar het voor te lezen hoofdstuk over zal gaan en kunnen zij de inhoud beter begrijpen en plaatsen.

Na het lezen kunnen we er met onze kinderen nog kort over spreken. Als het een geschiedenis is, kunnen we eenvoudig terugvragen waar het voorgelezen hoofdstuk over ging. Is het geen geschiedenis, dan zouden we kunnen vragen naar de betekenis van een tekst waarop ons oog gevallen is of die moeilijk te begrijpen is, om die vervolgens zo nodig uit te leggen. En wanneer bijvoorbeeld het eerste hoofdstuk van de Romeinenbrief gelezen is, dan zouden we kunnen vragen: 'Weten jullie hoe de ouden de Romeinenbrief wel genoemd hebben?' Zij hebben die brief genoemd: De sleutel tot het verstaan van de Schrift.

Dit zijn zo enkele voorbeelden hoe we onze kinderen erbij kunnen betrekken en bij hen belangstelling kunnen wekken. Ds. Koelman zei: 'Zoek het hen zoet en vermakelijk te maken'. Probeer het zo te doen en niet op een gedwongen wijze, want dat stoot af.

Verder is het met name voor onze jonge kinderen van belang dat we de Bijbelse geschiedenis aan hen ook navertellen. Desgewenst kunnen we hiervoor een zogenaamde 'Kinderbijbel' gebruiken (die naam is fout; 'Kinderbijbels' bestaan niet, wel 'Bijbelse geschiedenissen naverteld'), mits het voorlezen van die navertellingen niet in de plaats komt van het Bijbellezen na de avondmaaltijd. Wel zouden we het na het Bijbellezen kunnen doen, om zo toch een vast moment te hebben waarop we de Bijbelse geschiedenissen aan onze kinderen navertellen, de catechisatievragen overhoren en de psalm oefenen die ze voor school moeten leren. Recent stond er in het RD (3 mei 2011) een artikel waaruit bleek dat minder dan de helft van de jongeren in de rechterflank van de Gereformeerde gezindte dagelijks in de Bijbel leest. Een kwart tot een derde deed dit zelfs zelden of nooit. Ontzettend is dat! We zien hier de zeer verontrustende invloed van de huidige jachtige tijd, van de moderne media en van het verwaarlozen van de huisgodsdienst.

Zingen en onderwijzen in de leer en de geschiedenis

Ook het zingen van psalmen behoort in onze gezinnen thuis. Aan tafel na de avondmaaltijd. Op zondag na de avonddienst gezamenlijk met het gezin rond het orgel. Het zijn voorbeelden hoe daaraan invulling gegeven kan worden.

Een ander punt waarvoor ik uw aandacht wil vragen, is het belang om als ouders uw kinderen ook zelf te onderwijzen in de leer die naar de Godzaligheid is. Jonge kinderen kunnen we bijvoorbeeld vraagjes uit de vragenboekjes van Ledeboer en Borstius laten leren, oudere uit die van Hellenbroek. Verder kunnen we op zondag bij het gezamenlijk nabespreken van de preek ook de aan de orde gekomen delen van de leer kort uitleggen. En ter voorbereiding op de catechismuspreek zouden we op zondagmiddag die delen uit de Nederlandse Geloofsbelijdenis, uit de Dordtse Leerregels of uit de Heidelbergse Catechismus kunnen voorlezen die daarop betrekking hebben.

Ten slotte noem ik nog het aan onze kinderen vertellen van de wonderen des Allerhoogsten. In de kerkgeschiedenis en in de vaderlandse geschiedenis; dan denk ik bijvoorbeeld aan de wonderen die de Heere in de tijd van de martelaren en ten aanzien van het ontstaan en voortbestaan van ons land gedaan heeft. Maar daarnaast denk ik ook aan de wonderen van genade verheerlijkt in de levens van mensen die getuigenis mochten geven van de hoop die in hen was. Onder wie soms jonggestorven kinderen die getuigenis mochten geven op hun sterfbed. Het is van groot belang om onze jongeren daarmee bekend te maken.

Nuttig is overigens ook om zo nu en dan aandacht te vragen voor het boek der natuur, de wonderen der natuur. Hoe God alles geschapen heeft en nog door Zijn voorzienigheid onderhoudt. Met name in deze tijd waarin de evolutietheorie algemeen ingang gevonden heeft, moeten we juist onze kinderen wijzen op dat schone boek der natuur. En op de daarin zichtbare grootheid en wijsheid van de Schepper, want de natuur moet ons altijd opleiden tot de Schepper aller dingen.

Ten besluite

Tot het opvoeden van onze kinderen in de vreze des Heeren zijn we onbekwaam, hebben we aan het begin gezegd. Dat is waar, maar ds. B. Smytegelt houdt ons tegelijk voor: "Beter een vergeefse plicht, dan een verzuimde plicht". Daarom is het ten zeerste nodig dat we goed beseffen dat het opvoeden van onze kinderen overeenkomstig de Schrift onze dure plicht is en dat het ook werkelijk nood voor ons worden mocht dat we het niet kunnen. We mogen het niet uitstellen en zeggen: 'Ja, daar moeten we toch eens een keer over gaan nadenken hoe we dat gaan doen'. Dan schuiven we het op de lange baan en dan gebeurt er niets. Als ouders is het ook belangrijk om ons voor te bereiden. Eigenlijk zou het zo moeten zijn dat we als vader het te lezen hoofdstuk aan tafel vooraf al hebben gelezen met de kanttekeningen erbij. Dan weten we waar het over gaat, dan kunnen we het beter uitleggen en eventuele vragen beter beantwoorden. Maar we zeggen al snel dat we daar geen tijd voor hebben. Nogmaals: het punt is niet dat we geen tijd hebben, maar we geven er geen prioriteit aan.

Niet alle kinderen kunnen goed leren. Daar moeten we wel erg in hebben bij onder andere het leren van vraagjes. Bedenk dat het memoriseren voor deze kinderen heel zwaar kan zijn, maar laat hen toch beleven dat u blij bent met wat ze wel in hun hoofd kunnen krijgen.

In de pubertijd kan soms de tegenstand tegen het leren van vragen, het zingen etc. sterk naar voren komen. Probeer daar goed mee om te gaan. Bedenk eerst: hoe is mijn hart? En hoe was mijn hart toen ik even oud was als mijn kind nu? Soms lijkt die tegenstand sterker dan zij in werkelijkheid is; het is vaak een zoektocht naar de grenzen of een zoektocht naar zekerheid en naar wat wezenlijk is. Daarom niet teveel discussiëren over de huisgodsdienst, niet teveel u laten beïnvloeden, maar gewoon uw plicht trachten te doen. Doe maar net alsof u het niet ziet; ga maar gewoon door met uw plicht. Het kan overigens ook nog schaamte zijn. Als vrienden of vriendinnen komen, zeggen ze: 'vanavond alstublieft niet zingen' of 'vanavond geen vragen leren'. Men schaamt zich, omdat het thuis bij vriend of vriendin niet gebeurt. Probeer daar soepel mee om te gaan, maar probeer ondertussen wel aan uw plicht vast te houden.

Als kinderen ouder worden, moeten we ons vaak schamen over wat er van de gegeven opvoeding overblijft en wat ervan in de praktijk gebracht wordt. Ik heb pas nog gehoord dat er in bussen naar het voortgezet reformatorisch onderwijs gevloekt wordt. Ik heb ook gehoord dat er reformatorische jongeren zijn die met oordopjes in thuis op de fiets stappen en de gehele weg naar school en terug naar popmuziek luisteren. Als we zulke dingen horen, dan schrikken we daarvan. Het is ook heel erg! Maar ik denk dat we toch te gemakkelijk weer overgaan tot de orde van de dag. Als de buscommissie u zou vertellen dat volgend schooljaar het tarief per leerling met duizend euro omhoog zou gaan, dan denk ik dat er binnen de kortste keren een comité gevormd is om met die buscommissie te praten. Maar als we horen dat er gevloekt wordt in de bus, Zijn Naam gelasterd wordt, waarvan de Heidelbergse Catechismus zegt dat er geen groter zonde is die God meer vertoornt, dan ondernemen we weinig actie. Of is het zo niet? Wie is dan de schuldige? 'Die kinderen', zegt u. Ja, dat is waar, maar als wij met deze wetenschap gewoon verder leven en het brengt ons niet werkelijk als een schuldige vader of moeder voor Gods aangezicht, dan zijn ook wij ver weg. Ik moet altijd maar weer denken aan wijlen ouderling Van de Brink uit Barneveld. Wanneer er gezegd werd: 'de jeugd van tegenwoordig', dan zei hij: 'Ho, ho, terug naar het vorige geslacht. Daar ligt de oorzaak, daar ligt de schuld'. We keuren vanzelf niet goed wat verkeerd is bij onze kinderen, maar als we er geen smart meer over hebben en het ons niet werkelijk als de grootste der zondaren aan de voeten van de Heere Jezus brengt, dan is het met ons droevig gesteld en hoe droevig is dan onze opvoeding.

Ter afsluiting wil ik ten slotte nog enkele woorden aanhalen van Richard Mather (1596-1669), een puritein, die kinderen tot hun ouders die de opvoeding in de vreze des Heeren verwaarloosd hebben, laat zeggen als ze voor Gods rechterstoel staan:

"Al dit dat wij hier lijden, is door u. U had ons in de zaken des Heeren moeten onderwijzen en gij deed het niet. U had ons van de zonden moeten terughouden en ons moeten corrigeren en gij deed het niet. Gij waart de oorzaak van onze erfzonde en onze erfschuld en toch vond gij nooit enige bekwame zorg, dat wij ervan zouden bevrijd kunnen worden. Van u ontvingen we de zonde. Door uw verwaarlozing zijn wij erin voortgegaan en nu zijn wij erdoor verdoemd. Wee onzer dat we zulke vleselijke zorgeloze ouders hadden en wee uwer dat gij niet meer medelijden en erbarming had om te voorkomen die eeuwige ontzetting van uw eigen kinderen".

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2011

In het spoor | 56 Pagina's

Het gezin, een kerk in 't klein

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 oktober 2011

In het spoor | 56 Pagina's