Wat doet een schoolarts?
Onderzoek van hoofdluis tot voetwrat
Wat doet een schoolarts precies? Alleen maar van half negen tot half vier leerlingen onderzoeken of houdt zijn taak wel iets meer in? Is het niet voldoende als de kinderen naar de huisarts gaan als ze zich niet lekker voelen? <br />Wat doet een schoolarts met al de gegevens die hij in de loop der jaren verzamelt? Een greep uit de vragen die opkomen wanneer we het over het begrip „schoolarts" hebben. <br />We vroegen drie schoolartsen iets te vertellen over hun werk. En dat blijkt echt wel meer te omvatten dan er meestal verondersteld wordt.
„Wij behandelen zelf nooit"
„Jeugdgezondheidszorg is preventief, dat trok mij erg aan," Aan het woord is dokter B. van Halsema uit Nunspeet, sinds twee jaar schoolarts. Schoolgezondheidszorg valt onder het Ministerie van WVC, waardoor de schoolarts dus een ambtenaar is. Dat heeft natuurlijk consequenties voor de uren en dagen die „gedraaid" worden.
In de praktijk blijkt de schoolarts wel iets meer dan veertig uur per week te werken. „Veel mensen denken: als de school uit is, houdt het werk van de schoolarts ook op, maar dat is niet zo. Je hebt je administratie nog en er zijn zoveel vergaderingen waar je naar toe moet, je moet je literatuur bijhouden, enzovoorts. Het ministerie heeft richtlijnen opgesteld, die bepalen dat er voor 6000 leerlingen één schoolarts plus assistente mag zijn.
Zijn er minder dan 6000 leerlingen in een bepaald gebied, dan moeten ze verdeeld worden over andere schoolartsen. Pas bij 9000 leerlingen komt er een „halve" arts bij, een part-timer dus. De schoolarts wordt betaald door WVC en de gemeente. Per hoofd van de bevolking betaalt men hiervoor via de belasting zo'n tien gulden per jaar."
Doelstelling
De doelstellingen van de schoolgezondheidszorg zijn als volgt omschreven: , 1. Het verkrijgen van inzicht in de gezondheidstoestand van de jeugd en het trekken van conclusies daaruit m.b.t. het te voeren beleid.
2. Het behouden van de gezondheid en bewaken van de groei en ontwikkeling.
3. Het verbeteren van het gezondheidsgedrag van groepen en het meer „gezondheidsbewust" maken van deze groepen (denk aan roken, tandverzorging).
4. Het bieden van duidelijkheid aan het individu omtrent de eigen gezondheidstoestand.
Taak
Uit deze doelstellingen vloeien bepaalde taken voort voor een schoolarts. Allereerst is daar het epidemologisch onderzoek, dat wil zeggen een onderzoek naar het waarom van een bepaalde afwijking; en wat is er aan te doen. Daarnaast is er het „gewone" lichamelijke onderzoek.
Verder geeft de schoolarts adviezen voor sport (zowel het stimuleren als het afremmen van bepaalde sporten i.v.m. de gezondheid). Tevens is de schoolarts betrokken bij de bewaking van het schoolmilieu en in het toelatingscomité van het buitengewoon onderwijs heeft ook een schoolarts zitting.
Reizen
De dienst waarin dokter Van Halsema werkt is de Districts Schoolgezondheidsdienst Noordwest-Veluwe. Deze dienst omvat zes gemeenten: Putten, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Elburg en Oldebroek. Er werken vijf schoolartsen met hun assistentes en acht logopedisten. ledere schoolarts heeft een aantal scholen in het district toegewezen gekregen, zodat hij aan z'n 6000 leerlingen komt. Dit betekent zo'n vijftig scholen per arts.
„We werken hier in een landelijk gebied, waar men tamelijk verspreid woont. Daarom hebben we ook geen speciaal centrum waar we de kinderen onderzoeken, we onderzoeken op de scholen. Dit heeft natuurlijk voordelen: de leerlingen zijn niet zo lang weg uit de les, ze zijn op bekend terrein, wat ook voor de ouders makkelijk is. Ze hoeven niet te reizen met de auto naar een of ander centrum.
Bovendien hebben wij een direct contact met de onderwijskrachten. En zou je een leerling later nog eens willen zien, dan kan dat heel eenvoudig. Een nadeel voor ons artsen is wel dat je een reizend bestaan hebt. Vijftig keer per jaar moet je je spullen achterin de auto laden en naar de volgende school rijden om ze daar weer op te stellen."
Frequentie
Bij de jongste en „middelste" kleuters worden alleen ogen en gehoor onderzocht. De oudste kleuters krijgen een geheel onderzoek, dat officieel „periodiek geneeskundig onderzoek" heet. Ditzelfde onderzoek krijgen de leerlingen van het l.o. en m.o. ook; in deze dienst in de tweede, vierde en zesde klas.
Per dienst is er verschil in de frequentie van de onderzoeken. Er zijn namelijk geen landelijke richtlijnen voor de frequentie waarmee dit onderzoek gehouden moet worden, dus in klas 2, 4 en 6 of in 1, 3 en 5 enz. Er wordt momenteel onderzoek verricht of men een bepaalde leeftijd op speciale zaken moet letten, die juist op die leeftijd belangrijk zijn om latere gezondheidsschade te kunnen voorkomen.
Onderzoek
Wat houdt zo'n periodiek geneeskundig onderzoek nu precies in? Van Halsema: „Een aantal zaken wordt door de assistente gedaan. Zij onderzoekt de urine, waarbij gelet wordt op suiker, eiwit en bacteriën. De ogen test ze door middel van een lichtbak, waar cirkeltjes op staan die aan één kant open zijn. De leerling moet dan zeggen of die opening onder, boven of opzij zit.
Vroeger deden we dit onderzoek met een kaart met letters. Maar dan was je afhankelijk van de verlichting in de school, die was vaak slecht. Bovendien kon je die kaart uit je hoofd leren. Verder test de assistente het gehoor met behulp van een audiometer. Het kind krijgt een koptelefoon op en hoort piepgeluiden op verschillende hoogtes en sterkte. Tenslotte noteert de assistente de lengte en het gewicht.
De rest van het onderzoek doet de schoolarts zelf. We bekijken de kinderen van top tot teen, of, zoals wij in de wandelgangen wel zeggen, van hoofdluis tot voetwrat. Bij kleuters letten we dan wat uitgebreider op de motoriek, dus hoe ze zich bewegen, bij de oudere kinderen let je weer meer op andere aspecten."
Verwijzen
Een aantal gegevens krijgen de leerlingen op een briefje mee, bijvoorbeeld lengte en gewicht. Zonodig wordt een verwijsbrief voor de huisarts meegegeven. Dit gebeurt in ongeveer zeven procent van alle gevallen. „Wij behandelen niet, we schrijven geen medicijnen voor, we verwijzen alleen naar de huisarts. Het is dan de taak van de huisarts om eventueel door te verwijzen naar hetziekenhuis of de specialist.
Wij zijn er voor het preventieve werk, de huisarts doet het curatieve, het genezende: hij behandelt en schrijft medicijnen voor. Omdat wij in onze dienst eigen logopedisten hebben, verwijzen we soms wel direct naar de logopedist. Verder verwijzen we af en toe naar de tandarts, of naar de RIAGG (Regionale Instellingen voor Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg). Ambulant wil zeggen dat je daar niet opgenomen wordt.
Als wij ergens naar verwezen hebben krijgen we meestal weer bericht terug en dat is fijn, dan weet je hoe het verder gegaan is met zo'n leerling. We overleggen ook vaak met de leerkrachten in verband met het onderwijs en we hebben een goed contact met de schoolbegeleidingsdienst."
Gericht
Behalve het periodiek geneeskundig onderzoek zijn er nog twee soorten onderzoek namelijk het gerichte onderzoek en de screening. Van Halsema: „Het gerichte onderzoek wordt aangevraagd door de leerling of z'n ouders. Ook kan het zo zijn dat je bij een kind een afwijking ontdekt waarvan je vermoedt dat dit zich snel zal ontwikkelen. Soms is de tijd tussen de onderzoeken te lang en je geeft dat kind dan een briefje mee of hij het volgende jaar weer voor controle wil komen.
De kleuterjuf zegt soms ook tegen je: zeg, wil je daar en daar eens naar kijken bij dit kind, volgens mij is het nog niet aan de lagere school toe, of zoiets. Er zijn natuurlijk ook juffrouws die zelf heel goed in de gaten hebben hoever een kind is. „Screening" is een soort nakijkbeurt waarbij slechts op één of enkele aspecten gelet wordt. Het is een beperkt onderzoek, zoals we bij de jongste kleuters alleen het gehoor en het gezicht bekijken. Soms wordt een school op hoofdluis gescreend."
Van jaar tot jaar worden alle gegevens over de leerling, die overigens onder het medisch beroepsgeheim vallen, genoteerd op een kaart, waardoor een medisch dossier ontstaat. Ook de correspondentie tussen schoolarts en huisarts staat op die kaart. Deze kaarten worden bewaard tot de kinderen 21 jaar zijn; daarna worden ze vernietigd.
Respect
Dokter Van Halsema is verbonden aan scholen waarop leeriingen van diverse pluimage zitten. „Daar moetje wel rekening mee houden. Een moslimmeisje mag alleen door een vrouwelijke arts worden onderzocht, als je een jood voedingsadviezen geeft moet je erop letten dat hij geen varkensvlees mag eten, enzovoorts. Je moet respect hebben voor hun overtuiging."
Door de sterke verbetering van de medische zorg in de loop van de 20e eeuw is de instelling van de ouders wel veranderd. Van Halsema: „Vroeger vroegen de ouders: Is mijn kind ziek, gaat het misschien dood? Tegenwoordig vragen ze: Is mijn kind gezond, is het zo gezond mogelijk?"
„Het onderzoek is de laatste jaren verdiept"
Twaalf jaar lang is dokter J. P. Jongeneel uit Hendrik Ido Ambacht schoolarts geweest. Veel echte veranderingen heeft hij in die tijd niet meegemaakt. „Het onderzoek is eigenlijk niet veranderd, het is wel verdiept," vertelt hij. „Psychische factoren komen de laatste jaren meer aan bod. Ook op de sociale achtergrond wordt beter gelet. Die aspecten kwamen vroeger minder aan de orde.
Je krijgt nu na het onderzoek vaak een gesprek met de moeder - het is de gewoonte dat één van de ouders mee gaat en dat is meestal de moeder. Tenminste, bij de kleuters en de lagereschoolleerlingen; bij de pubers ligt het iets anders.
Geen grote verschillen
Het ene jaar heb je huishoudschoolklassen waar ze allemaal de moeder meenemen en het andere jaar komt zowat de hele klas alleen. Vooral de laatste jaren zijn ze wat dat betreft kritischer geworden, de meisjes van de huishoudschool, en ze praten het elkaar ook wel een beetje aan natuurlijk."
In het oog springende lengte- en zwaarteverschillen heeft dokter Jongeneel tijdens zijn schoolartsenperiode niet meegemaakt. „Er is wel een algehele lijn aan te wijzen dat de kinderen langer worden, maar twaalf jaar is te kort om indrukwekkende veranderingen mee te maken. Dat moet je op z'n minst over twintig tot dertig jaar bekijken."
Komen er bij zo'n onderzoek opzienbarende dingen aan het licht of blijft het bij de constatering: hij moet een bril gaan dragen? „Nou kijk, ernstige zaken komen niet erg vaak voor, dat zou niet best zijn ook, maar toch ontdek je wel eens dingen dat je zegt: fijn dat we dat gevonden hebben. Je hebt niet iedere dag zulke gevallen, maar laat ik zeggen met de regelmaat van de klok, zo'n dertig à veertig per jaar.
Soms ontdek je bijvoorbeeld ruggegraatsverkromming, het is toch wel belangrijk als dat aan het licht komt. En een bril, dat lijkt iets gewoons, maar voor een kind is het bijzonder, dat is te begrijpen."
Zenuwachtig
Hoewel de meeste kinderen met hun ouders komen, zijn ze tamelijk zenuwachtig. „Het blijft een emotionele geschiedenis voor ze, hè: je gaat naar de dokter toe. Sommigen doen daar erg stoer over, met een beetje bravoer, maar ze zijn toch blij als het weer achter de rug is.
Op den duur kennen ze je natuurlijk wel, ik heb het hier ter plaatse een hele poos gedaan en dat scheelt wel. De ouders zijn niet gespannen. Ik heb altijd gevraagd of ze zelf misschien nog iets wisten waar ik even naar moest kijken. Vaak begonnen ze echter uit zichzelf al. Ik ben er nu al een poosje uit, maar ik heb het altijd met heel veel plezier gedaan."
„Proberen het kind in een optimale conditie te krijgen"
Dokter J. Lanning uit Wageningen heeft er een diensttijd van maar liefst 24 jaar op zitten maar hij is het schoolarts-zijn nog steeds niet moe. In al die jaren heeft hij uiteraard veranderingen en ontwikkelingen meegemaakt.
„Er zijn andere blikvelden geopend," noemt Lanning het. „Bepaalde werkzaamheden die de schoolarts vroeger deed, worden nu door de schoolbegeleidingsdienst aangepakt; leerproblemen bijvoorbeeld. De laatste tien jaar letten we ook meer op de ontwikkelingvan de motoriek van kinderen. Er schijnt een relatie te bestaan tussen de stand van de motoriek en bepaalde leerproblemen.
We hebben dus een goede samenwerking met de schoolbegeleidingsdienst. We bekijken allebei het kind in z'n ontwikkeling; van nul tot vier jaar valt dan buiten ons raakvlak, die groep wordt op het zuigelingen- en kleuterbureau onderzocht; wij doen de schoolgaande jeugd, dus zeg maar van vier tot negentien."
Dat kinderen langer worden is voor dokter Lanning heel duidelijk. Hij heeft meegewerkt aan landelijke groeionderzoeken, waarop door het NIPG (Nederlands Instituut voor Preventieve Gezondheidszorg) groeicurven gemaakt zijn. „En uit die curven kwam goed naar voren dat de kinderen over het algemeen langer worden. Niet veel, zo'n twee centimeter, maar toch iets."
Nuttig
Ernstige ziektegevallen heeft Lanning eigenlijk niet meegemaakt. „In principe krijg je gezonde kinderen onder ogen. De grote afwijkingen zijn al ontdekt op het zuigelingen- of kleuterbureau."
Toch heeft het onderzoek van de schoolarts wel degelijk z'n nut. „Als ik er geen nut in zag, zou ik het niet doen. Wij trachten de groei en ontwikkeling te bevorderen, het kind in een optimale conditie te krijgen. We geven de ouders adviezen voor goede pedagogische en sociale omstandigheden. Immers, als een mens in een gezonde conditie is, zullen afwijkingen zo laat mogelijk verschijnen.
Kijk, verschijnen zullen ze toch eenmaal, een mens krijgt op zekere leeftijd klachten, maar wie gezond is zal veel later last krijgen van allerlei verschijnselen. Hart- en vaatziekten kunnen soms voorkomen worden, en eigenlijk is dat dus een bezuiniging in de gezondheidszorg. Ze praten nu overal over bezuinigen, nou, doe het eens op deze manier, dan bezuinig je op dokters- en ziekenhuiskosten.
Ons werk is echt een vorm van preventie, want wij zien in principe gezonde kinderen. Bij de ouders slaat dit werk ook voor 100% aan: op de lagere school komen ze altijd mee."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1984
Terdege | 60 Pagina's