Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

J. van der Wilt, de laatste vervener van Nederland:

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

J. van der Wilt, de laatste vervener van Nederland:

„In het turfseizoen stond de wekker op half vier"

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duizend jaar lang was turf de belangrijkste brandstof voor ons volk. Op tal van plaatsen werd door de ecuwen heen het veen afgestoken om aan de vraag naar turf te voldoen. In de Middeleeuwen was 250.000 hectare van ons land nog bedekt met veen. In 1800 was daar nog 180.000 hectare van over. Nu nog slechts 4000 hectare. Een groot deel van het Nederlandse aardoppervlak is in kachels en haarden verdwenen. Joost van den Vondel dichtte het al: ,, Gelukkig is het land, waar 't kind zijn moer verbrandt." De 4000 hectare veen die we nog over hebben wordt angstvallig beschermd. Steenkool, aardolie en aardgas hebben turf overbodig gemaakt en zodoende ook het beroep van turfsteker. Terdege-lezer J. van der Wilt (76) uit Vinkeveen was de laatste laagveenvervenervan Nederiand. In 1976 leverde hij zijn laatste turven af. ,,Mijn hele voorgeslacht heeft in de veenderijen gewerkt' ', vertelt Van der Wilt. ,.M'n grootvader heeft altijd bij Breukelerveen geveend, totdat het daar afgelopen was. Zo half achttienhonderd zijn ze naar Vinkeveen gekomen, omdat hier de veenderijen nog volop aan de gang waren."

Seizoenbedrijf
,,Na de lagere school ging ik meteen met m' n vader het bootje in en de plassen op hè. Dat was in 1921. Tijdens de schooljaren ging ik trouwens ook al mee hoor, op zaterdagen en in de vakantie. Tot en met 1975 heb ik in het veen gezeten. Ik heb het vijfenvijftig jaar mogen doen. We maakten vreselijk lange dagen. Daar leende het bedrijf zich voor. Het was een seizoenbedrijf, dus in het seizoen moest de tijd waargenomen worden. We kwamen 's avonds wel terug naar huis. Het was niet zoals met de rietsnijders. Die gingen de hele week de polder in. Dat was bij ons niet het geval. In het turfseizoen stond de wekker altijd op half vier en dan riep mijn vader mij om vier uur. Je dee dan een bakkie en je at een snee brood, en dan gingje de plas op hè, 's Avonds voor zevenen was je nooit thuis. Je moest een heel eind O roeien, die plas op. 't Ging allemaal nog met een roeibootje vroeger, 's Winters kon je natuurlijk niet vervenen, want turf maken was een droog proces. Zo gauw als de winter voorbij was en de vorst was uit de grond, dan konden wij aan 't werk gaan. Zo'n beetje half maart begonnen de baggermachines te werken en dan begon het proces. Je was heel sterk van het weer afhankelijk. Wij waren nooit om regen verlegen, maar wel om droogte. Als je een droge zomer had was je weleens een maand eerder klaar dan wanneer het een nat seizoen was. Maar je kan toch wel zeggen dat met de hele turfcampagne een maand of zeven gemoeid'was.''

Turfhandel
,,De overige maanden hadden we ook voldoende werk, want we hadden een eigen turfhandel. Ja, je moest wel net zo hard werken als een arbeider hoor, maar we hadden een eigen bedrijf. De meeste verveners waren vervenerschipper. Die hadden een eigen schuit, want de turf werd dan wel gemaakt in de zomer, maar het moest toch ook weer afgeleverd worden hè. In het najaar begon de aflevering. Dat gebeurde per schip. Ieder had daar zo' n beetje z' n vaste afnemers voor. Wij voeren veel naar Hilversum en naar Woerden. Later naar Utrecht, want daar had je nog een turfmarkt. Die is later opgedoekt. Omdat wij een eigen bedrijfje hadden bezaten we zelf wat land. Daar werd de turf op gemaakt. Dat land werd natuurlijk ieder jaar minder, want je versneed ervan hè. Van dat land werd turf gemaakt. Als het mogelijk was moest je dus zo nu en dan nieuw land aankopen, 't Was niet zoals met een boer. Als die een boerderij heeft, dan blijft'ie wat'ie is, maar wij verstaken ons land zelf weer op. Je baggerde het weg en dan moest er weer wat anders wezen."

Trappen
In vorige eeuwen gebeurde het baggeren door speciale baggerploegen. Vanaf 1895 baggerde men ook in Vinkeveen meteen stoomveentrekmachine. Deze machine verbaggerde 300 tot 400 roeden land per dag. Een ploeg van twee baggerlieden haalde niet meer dan zes roeden per dag. Vooraf verwijderden de verveners de graszoden en de bovenlaag van zwarte grond, de bonkaarde. Als dit gebeurd was sneed de baggermachine een reep land af van ongeveer een meter breed en vijf meter diep over de hele lengte van de akker. De baggermolen spoot de fijngemalen en met water vermengde veenspecie tussen houten schotten die op de akker geplaatst waren. ,,De laag tussen de schotten was zo'n vijfenveertig centimeter diep", vertelt Van der Wilt. ,,De volgende dag was dat ingeklonken tot ongeveer dertig centimeter. Onder je laarzen of schoenen bond je dan plankjes vast en dan ging je de hele laag glad trappen om scheuren eruit te houden. Meestal moest je drie keer trappen, dat was afhankelijk van het weer. De een presteerde natuurlijk meer dan de ander, maar voor honderd roe had je toch wel twee dagen nodig om drie keer te trappen. Vooral bij nat weer was het zwaar werk hè. Tegen het wegzakken gebruikten we krukken met aan de onderkant ronde plankjes. Bij erg droog weer moest je extra lange dagen maken, omdat het veen dan sneller scheurde. Aan het eind van zo' n dag voelde je je voeten wel."

Klauwen
,,Als het trappen achter de rug was begon het klauwen. De slik was dan zodanig opgesteven datje er met de platte klompen op kon. Een klauw was een brede hark met spijkers waarmee je strepen kon trekken in het slik. Het munt erop leggen noemden we dat. Je klauwde de akker eerst in de lengte en later in de breedte. Zo kreegje allemaal vierkantjes van negen bij negen centimeter. Dat was de kopse kant van de turven. Er gingen 1600 turven in een roe en er gaan 700 roeden in een hectare, dus reken maar uit." De volgende stap in het proces was het steken. Met het stik- of steekijzer werd de veenspecie ingestoken tot vierkante turven die na verloop van tijd door het indrogen los kwamen te staan. Afhankelijk van het weer duurde dit één tot drie weken. „Als ze eenmaal droog waren kon je ze gemakkelijk los halen, want ze stonden gewoon op het gras'', vertelt Van der Wilt.,, De turf was dan nog ongeveer twintig centimeter lang, zo was hij gekrompen. Dan begon het opbreken. Je liet steeds een rij van drie turven staan. Daarop werden de andere turven te drogen gelegd. Als de turven droog waren werden ze op een hoop gegooid. De eerste turf werd ongeveer in september verkocht. Wat in de zomer gestoken werd moest voor het volgend voorjaar weg zijn."

Zwaar werk
Van der Wilt is van mening dat de arbeidsomstandigheden in Vinkeveen beduidend beter waren dan in de Drentse veenderijen. ,,In mijn tijd was het hard en zwaar werk, maar je had een behooriijk weekloon. Het was allemaal aangenomen werk. Het bedrag per roe werd in het voorjaar vastgesteld. In mijn jonge jaren was dat ongeveer anderhalve gulden. Eén persoon deed ongeveer 400 roe per seizoen. In de crisisjaren verdiende je dus ongeveer 600 gulden in die zeven maanden. De gewone arbeiders zochten na de turf tijd vaak elders werk. Een deel bleef in de veenderij om turf te laden. Wij hadden een schuitje voor60.000 turven. Daar had je zes man voor nodig, drie aan de wal en drie aan boord." Van der Wilt heeft er geen moeite mee dat het beroep waarin hij vijfenvijftig jaar werkzaam was is verdwenen. ,,Je zag dat aankomen. We waren thuis met zeven jongens en ik was de enige die met vader de plas op ging. M'n meeste klasgenoten probeerden ook al ander werk te zoeken, omdat de behoefte aan turf verdween. Er is niemand meer die turf stookt. Wij hebben het nog lang gedaan, maar dat is nu voorbij. De enige turven die ik nog heb zitten voor in het pad als bodemverharding. Daar is turf nog steeds een probaat middel voor."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1985

Terdege | 64 Pagina's

J. van der Wilt, de laatste vervener van Nederland:

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1985

Terdege | 64 Pagina's