Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Na jaren van zegenrijke samenwerking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Na jaren van zegenrijke samenwerking

Godsdienstpolitiek breekpunt tussen Datheen en Oranje

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De totstandkoming van onze natie geschiedde in een van de meest bewogen tijdperken van onze vaderiandse historie. Bij deze totstandkoming hebben Willem van Oranje en Petrus Datheen een onwaardeerbare rol gespeeld, de "Vader des vaderlands" inzonderheid op het terrein van de staat, de "principaalste Minister der Calvinisten" op dat van de kerk. Helaas heeft de onderiinge en voor ons volk zo zegenrijke samenwerking van beide eminente vaderianders een tragisch einde gevonden.<br />

"Het valt sterk te betwijfelen", meent de historicus dr. K. W. Swart, ,,of de Republiek der Verenigde Nederlanden ooit tot stand gekomen zou zijn, indien de Opstand niet zo'n bij uitstek begaafd leider gevonden had in de persoon van Willem van Oranje." Met onbegrijpelijke zelfverloochening en onbaatzuchtigheid, met de letterlijke opoffering van goed en bloed heeft de slechts 51 jaar oud geworden prins ons volk in een „dodelijk tijdsgewricht" leiding gegeven. In de jarenlange strijd tegen de gecombineerde wereldmachten van Habsburgen Rome is de onverschrokken prediker Petrus Datheen van niet minder betekenis geweest. In deze vaak moedbenemende worsteling heeft de ongeveer even oude, in het klooster tot bekering gekomen Vlaming, de prins jarenlang ter zijde gestaan. Werd het streven van Willem van Oranje aanvankelijk nog sterk door politieke motieven bepaald, dat van Petrus Datheen stond van meet af aan in het teken van de ware religie. Pas nadat het geloof bij de prins, die van huis uit Luthers was, ,,bij toeneming hoofdbeginsel" (Groen van Prinsterer) werd, ontstond er een nauwe band van samenwerking tussen beide mannen en wist de prins de capaciteiten van Datheen op de juiste waarde te schatten en deze aan te l> wenden ten dienste van het vaderland.

'Wonderjaar 1566
Evenals de prins vertoefde Datheen jarenlang in ballingschap (Engeland. Duitsland). Het begin van zijn optreden in de Nederlanden viel in het 'wonderjaar' 1566, toen de gemoederen vanwege het smeekschrift deredelen —gericht tegen de geloofsvervolging— heftig in beroering waren gebracht. Bij de hagepreken trad Datheen voor het eerst in het openbaar op voor duizenden en vormde diensjuist gereed gekomen psalmberijming een wezenlijk onderdeel van de liturgie. Zowel Datheens prediking als zijn psalmberijming veroverde stormenderhand het dichtbevolkte Vlaanderen, waar destijds het hart der Nederlanden klopte. De beeldenstorm echter, waarop Datheen niet mag worden aangezien, doorkruiste in ernstige mate de diplomatieke plannen van de prins en bracht een scheiding der geesten. De dictatuur van Alva maakte een bloedig einde aan de hoog gespannen verwachtingen en zowel Datheen als de prins week uit naar Duitsland. De tijd van de verlossing was nog niet aangebroken. De "calvinistische volksmenner" Datheen. op wiens hoofd een hoge prijs was uitgeloofd, klaagde dat bij het ondergaan van ,,deze ontzaglijke rampen niets ter wereld zijn neergebogen ziel zou kunnen opricfiten." Niettemin hield zijn geloof hem staande. ,,De Heere leeft, tegen Wiens kerk de poorten der hel niets zullen vermogen."

Samenwerking
Ook tijdens de nieuwe periode van ballingschap zat Datheen niet stil. Hij presideerde onder andere het voor de opbouw van de Gereformeerde kerk zo belangrijke Convent van Wezel (1568) en de uitvoering van enkele belangrijke besluiten van de Synode van Emden (1571) werd aan hem opgedragen. Zijn werkzaamheden en opdrachten waren veelomvattend. Dat ook de prins, vooral na zijn overgang naar de Gereformeerde kerk. Datheen buitengewoon ging waarderen, blijkt uit het verzoek in 1572 om als diens,, raad en commissaris" de kerkelijke en politieke zaken in het opgestane Holland en Zeeland te behartigen ,,tot voordering van de eere Gods, ruste ende welvaart in den Lande." De briefwisseling tussen de prins en diens broeders Jan en Lodewijk legt getuigenis af van het grote vertrouwen dat deze prediker genoot. Hij schijnt zelfs te zijn ingewijd in het door deze Nassause graven gebruikte geheimschrift. Eind 1573 werd Datheen met een geheime missie naar koningin Elisabeth van Engeland gezonden om haar de soevereiniteit over de Nederlanden aan te bieden. Herhaalde pogingen van de prins om Datheen als hofprediker aan zich te verbinden, hadden echter geen resultaat. Inmiddels was met de inneming van Den Briel in 1572 de dageraad van de bevrijding aangebroken. Na het vertrek van Alva leidde de plotselinge dood van diens opvolger Requesens tot een gezagsvacuüm en tot muiterij van de Spaanse bezettingstroepen. Een gruwelijk bloedbad in Antwerpen, de zogenaamde Spaanse furie'', vervulde zowel protestanten als roomsen met afgrijzen. Mede dank zij het staatkundig talent van de prins kwam nu de Pacificatie van Gent (1576) tot stand tussen Holland en Zeeland en de overige gewesten. Het ideaal van de prins; een eenheidsfront om de benarde Nedcrianden van het Spaans-roomse juk te ontslaan, scheen bereikt. De plakkaten werden vooriopig geschorst en buiten Holland en Zeeland zou er niets tegen de roomse godsdienst worden ondernomen.

Godsdienstpolitiek
De Zuidelijke Nederlanden waren echter nog overwegend rooms en de voorname (roomse) adel was jaloers op de invloedrijke prins. Groen acht het een ,,proefstuk van 's prinsen talenten die lang het uiteenvallen van deze nationale vereniging te hebben belet." De zo noodzakelijke eenheid brak echter stuk op het punt van de religie, waarbij onder bepaalde voorwaarden zowel aan de gereformeerden als aan de roomsen vrijheid van godsdienstoefening werd toegestaan. Hier draaide een belangrijke scharnier in de verhouding Oranje-Datheen. De Nationale Synode te Dordrecht in 1578, die door Datheen werd gepresideerd, stelde zich in grote lijnen achter de politiek van Oranje. Er stond te veel op het spel! Er zijn zelfs sterke argumenten aan te voeren -zie Bremmer en Van Schelven— dat namens deze Synode een request tot verkrijging van godsdienstvrijheid bij de toenmalige landvoogd Matthias en de Raad van State is ingediend. Ook Datheen was tot deze tijd nog geen tegenstander van de godsdienstpolitiek van de prins. Hij werd dit pas in het najaar van 1579, toen hij te Gent —het gereformeerde bolwerk in Vlaanderen, maar een politiek wespennest— onder invloed raakte van de geslepen volksmenner Hembyze, die gedreven werd door eigenbelang. De voorgestelde godsdienstvrede zou hem onder andere de toeëigening van de roomse kerkelijke goederen beletten. Samen met de hier aanwezige calvinistische keurvorst Johan Casimir en diens eerzuchtige raadsman doctor Beutterich ontstond in Gent een sterke politieke factie tegen de prins, die niet alleen de godsdienstvrede, maar heel Vlaanderen in gevaar bracht. De vijand, i.c. een superieure Spaanse legermacht onder bevel van de begaafde Parma, lag aan de poorten!

Conflict met de prins
Van enige godsdienstvrijheid voor de roomsen wilden de zich oppermachtig wanende gereformeerden te Gent niet weten. Kerken en kloosters werden geplunderd en het gepeupel drong onder de uitroep: ,,Papenbloed, rijkemansgoed!" de huizen van de notabelen binnen. Het religieuze vermengde zich met het sociale element. Datheen was een van de eersten die onder grote toeloop van volk voorgingen in de nu van beelden gezuiverde St. Baafskerk. Helaas liet hij zich vedelden zich vanaf de kansel grievend uit te laten over de godsdienstige gezindheid van de prins en deze vanwege de religievrede zelfs van atheïsme te beschuldigen. De prins zou,,God noch godsdienst" hebben en zo gemakkelijk van religie veranderen als van kleed. Dat de prins, die zich ook reeds zo veel opoffering voor de gereformeerde religie had getroost, zich hierdoor buitengewoon gegriefd toonde, is alleszins begrijpelijk. Tijdens het laatste verblijf van Datheen te Gent in 1584 werd de stad opnieuw het toneel van verwarring en strijd. Ook nu weer wist Hembyze op geslepen wijze Datheen aan zijn eerzuchtige oogmerken dienstbaar te maken. Toen hij echter op verraderiijke wijze de door Parma belegerde stad in handen van de vijand wilde spelen, gingen de ogen van de Gentse bevolking open en moest de eens zo gevierde volksleider zijn leven boeten op het schavot. Het"trotsche Gent", dat in die dagen Parijs in grootte overtrof, moest zich overgeven. Negenduizend families en 28 predikanten —onder wie ook Datheen- zagen zich genoodzaakt de stad te verlaten. Godsdienstvrijheid voor de gereformeerden werd niet toegestaan. Op bevel van prins Maurits werd Datheen zelfs enige tijd gevangen gezet op de (ongegronde) beschuldiging van landverraad.

Verzoeningspogingen
Talrijk zijn de pogingen geweest, zowel door kerkelijke vergaderingen -o.a. de Synode van Middelburg (1581) - als door particulieren, om Oranje en Datheen met elkaar te verzoenen. Het dient ernstig te worden betreurd dat Datheen om onduidelijke redenen —hem werd zelfs een vrij geleide toegezegdheeft geweigerd zich op de Middelburgse Synode te komen verantwoorden. Vandaar dat we nu geen bewijs hebben van de ernstige beschuldiging door Marnix en De Villiers, resp. secretaris en hofprediker van Oranje, tegen Datheen ingebracht dat deze,,gemeenschap heeft gehad met de vijanden van Gods Kerk.'' De prins had zich bereid verklaard desgewenst in eigen persoon voor de Synode te verschijnen en zich aan eventuele kerkelijke tucht te zullen onderwerpen. Helaas hebben alle pogingen tot verzoening gefaald. Wie Datheen in zijn controverse met Oranje wil zien als de belichaming van het zuivere calvinisme verliest uit het oog dat leidinggevende gereformeerde figuren in binnen- en buitenland zich schaarden aan de zijde van de prins. Groen schrijft in dit verband: ,,Als Oranje dachten, ondanks de onverdraagzaamheid der Roomsche Kerk, zijn meeste raadslieden (Marnix, Villiers, Taffin); ook de voornaamste protestanten buiten 's lands (Olevianus, Beza)."

Nationale erflaters
Verre van met de roomse historicus Rogier Datheen een "calvinistische zeloot" te noemen —bij meer dan een gelegenheid betoonde hij bezadigdheid en diplomatiek talent- beschouwen wij deze prediker als een rijk begenadigd Godsgezant, die in een kritieke fase van onze historie onbegrijpelijke geloofsmoed en volharding heeft getoond. Wij hebben niet de minste behoefte inzake de gerezen controverse te jongleren met 20e-eeuwse begrippen als theocratie en tolerantie, waarvan respectievelijk Datheen en Oranje de vertegenwoordigers zouden zijn geweest. Vanzelfsprekend rust op de overheid de roeping krachtens onze confessie de ware religie te bevorderen en het rijk van de antichrist te gronde te werpen. Deze roeping wordt echter niet alleen gelegitimeerd maar ook gereguleerd door Gods Woord: ,,Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden" (Zach. 4:6b). In 1584 stierf de prins van Oranje door moordenaarshand. Zijn laatste woorden waren een gebed voor,,dit arme volk". Enkele jaren later stierf Datheen in vergetelheid in het afgelegen Elbing. In weerwil van zijn kortstondige geestelijke ingezonkenheid onder invloed van de doperse sekte der David-Joristen, werd door degenen die bij zijn sterfbed aanwezig waren betuigd, dat hij tot het laatste ogenblik standvastig in de leer is gebleven en in volle verzekerdheid des geloofs is heengegaan. De principaalste minister der calvinisten en de vader des vaderlands zijn, ieder in zijn eigen kwaliteiten, onwaardeerbare erflaters van onze natie geweest!

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 maart 1988

Terdege | 72 Pagina's

Na jaren van zegenrijke samenwerking

Bekijk de hele uitgave van woensdag 16 maart 1988

Terdege | 72 Pagina's