Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leven met de dood: grafdelvers, aanzeggers en begrafenisboden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leven met de dood: grafdelvers, aanzeggers en begrafenisboden

"Ook voor ons, die zeggen bij Gods Woord te leven, geldt vaak dat we met de dood geen raad weten"

25 minuten leestijd

Ieder weet dat eens de dag komt waarop hij de laatste adem uit zal blazen. Opmerkelijk is dat maar weinigen rekening houden met dat gegeven. De dood wordt anno 1988 zo ver mogelijk buiten de deur gehouden. Niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk. De begraafplaats die voorheen in het centrum van het dorp lag, bevindt zich nu ver buiten de bebouwde kom. Op eenzame plaatsen blazen crematoria hun rook de lucht in. Toch zijn er nog enkele streken in ons land waar de dood niet is begraven. In een viertal verhalen gaat Terdege in op het thema: hoe gaan wij om met de dood? In dit nummer een eerste reportage over: leven met de dood. Het verhaal van een 77-jarige grafdelver, een koster die complete begrafenissen verzorgt, een lijkboer uit Toldijk die nog gaat aanzeggen en een begrafenisbode met zijn helpers in Wouterswoude.<br />

Dof ploffen de kluiten op de groeiende berg aarde. In het gat ernaast staat Bernhard Wentink. Met taaie volharding graaft de 77-jarige grafdelver zichzelf de diepte in. De zomerzon perst het zweet uit zijn kogelgladde schedel. Met de tong likt hij het vocht onder zijn neus vandaan. Samen met Toon Nijman, de koster van Hoog Keppel, heeft hij net de bekisting in het verse graf aangebracht. Ze zijn al anderhalf uur bezig met graven. Nog een klein uur hebben ze nodig. Dan zal alleen hun schedel nog boven het graf uitsteken, het teken dat ze de vereiste diepte van één meter tachtig bereikt hebben. Nog geen vijftig meter verder staat op een heuveltje de kerk van Hoog Keppel. Het oudste gedeelte dateert uit 1310. De twee zijbeuken zijn geamputeerd. Daardoor liggen de grafkelders van de adellijke familie van Pallandt en de oorspronkelijke bewoners van het kasteel Ulenpas nu buiten, vlak naast de sobere zerken van overleden pachtboeren. Op de dodenakker is de scheiding tussen heer en knecht weggewist.

Koster
De zorg voor de doden is in het Overijsselse dorp nog in handen van de kerk. Die heeft de taak opgedragen aan de 65-jarigc Nijman, voor de dorpelingen Toon van Hentje. Sinds 1960, het jaar waarin hij zijn schoonvader opvolgde, delft hij de graven, verzorgt begrafenissen en onderhoudt het oude kerkhof aan de voet van de eeuwenoude kapel. Nijman schat dat hij in de verstreken jaren een vierhonderd begrafenissen heeft verzorgd. Wanneer iemand is overleden gaat hij naar het sterfhuis, regelt daar alles wat geregeld moet worden, zorgt ervoor dat de rouwkaarten worden gedrukt, laat indien gewenst een advertentie plaatsen en gaat naar het gemeentehuis om de overledene af te laten schrijven. De meeste doden van Hoog Keppel worden opgebaard in het Sint-Jozefziekenhuis te Doetinchem, waar ze door Nijman worden afgelegd.

Kleurenfoto's
,, Ik ben nummer één die bij de familie komt", zegt de koster. ,,Dat is eigenlijk het moeilijkste moment. Om een begin te maken. Als je ze eenmaal een beetje aan de praat hebt over alles wat gebeuren moet, is het voor mij al wat makkelijker." Hij ervaart het als een voordeel dat hij geen commercieel ingestelde begrafenisondernemer is, die in het sterfhuis folders van lijkkisten uit zijn tas opdiept. ,,Ik heb ze wel, maar ik neem ze nooit mee. Je komt daar, 't is niks als narigheid en dan zou je dadelijk met kleurenfoto's van kisten moeten komen. Ik vraag gewoon aan de mensen wat ze hebben willen. De prijs weet ik wel zo onge-1> veer uit m'n hoofd. Vaak zeggen ze: regel jij dat maar."

Begrafenis
Op de dag van de begrafenis is Nijman een veelzijdig man. Met de lijkwagen gaat hij naar de familie van de overledene en rijdt voor de stoet uit naar de begraafplaats. Daar staan de dragers gereed, die de kist op een baarwagen naar de kerk voeren. Tijdens de rouwdienst is Nijman zowel koster als begrafenisbedienaar. Na de dienst haalt hij de dragers op en gaat aan het hoofd van de rouwstoet naar het graf, terwijl Hentje of de vrouw van Wentink de klok luiden. Aan het graf geeft hij de dominee het woord. Tenslotte biedt hij de familie gelegenheid om te bedanken. Als niemand daar doorheen ziet, doet hij het zelf. Na de begrafenis nodigt de koster familie en belangstellenden uit voor de koffietafel in zaal-Jansen van het gelijknamige cafe-restaurant tegenover de kerk. Bij drukke begrafenissen assisteert hij Jansen bij het rondbrengen van de broodjes. Dan neemt hij afscheid van de familie, gaat naar huis, verwisselt z'n zwarte pak en hoge hoed voor manchester broek en alpinopet en keert terug naar het kerkhof om het graf te dichten. ,,Sommige mensen zeggen weleens: ik snap niet hoe jij dat werk kunt doen. Och, ik loop al op het kerkhof vanaf het moment dat ik verkering kreeg met m'n vrouw en we zijn bijna veertig jaar getrouwd. Je groeit er in. M'n schoonvader heeft me een beetje ingewerkt. Hij is de eerste paar keer nog meegeweest naar het sterfhuis. Daar zie je in het begin wel tegenop. Maar door de jaren raak je er helemaal aan gewend. Je wordt wat harder. Alleen als het jonge mensen zijn en je hebt ze heel goed gekend, dan heb ik er ook wel 's moeite mee. Dat wil ik best weten. Een meisje dat verongelukt is en waar je naartoe moet met politie en broers die moeten zeggen of het hun zuster is of niet. Bij wie je bij het afleggen de kleren met de schaar van het lichaam moet knippen, omdat alles bloedis. Dat grijpt je toch welaan."

Dodenboek
Op een veilig plekje in de kleine kosterswoning ligt het dodenboek. Of zoals het officieel heet: "Register voor den doodgraver der bijzondere begraafplaats te Hoog Keppel''. Het is uitgereikt in 1869 en ondertekend door de toenmalige burgemeester wiens grafzerk op het kerkhof al dermate door de tand des tij ds is aangeknaagd, dat zijn naam nog maar nauwelijks leesbaar is. In sierlijk handschrift zijn de namen van de doden in het boek ingevuld.,,Kijk", zegt Hentje, ,,dat is het handschriftvan m'n moeder. Uit 1933, zie je wel. Toen is m'n vader aangesteld als grafdelver." Hentje heeft de traditie voortgezet en houdt nu voor haar man de dodenadministratie bij. ,,Kun je's zien hoe vroeger veel meer mensen jong kwamen te sterven als tegenwoordig'', wijstNijman.,,In de vorige eeuw staan er nog veel kinderen bij. Die kom je nou bijna niet meer tegen.''

Aanzeggen
Aanzeggen doet de koster van Olde Keppel niet meer. ,, Januari 1961 heb je dat voor het laatst gedaan", weet zijn vrouw, die het einde van deze traditie heeft aangetekend in haar administratie.,,Het gebeurt in de hele streek niet meer", zegt Nijman. „Wel wordt in Hummelo en Drempt als iemand is overleden nog van elf tot twaalf uur geluid." Ook de burenplichten zijn volgens de Achterhoekse koster grotendeels uit de tijd.,,Alleen in Eldrik komt het nog wel voor dat de buurt draagt. En wanneer de overledene lid was van een vereniging dragen soms verenigingsleden. Ik heb pas twee mensen van de schietvereniging begraven. Toen heeft de schietvereniging gedragen. Is het iemand van de muziek, hier van Olde Keppel, dan wordt-ie meestal door de muziek gedragen." Voor de overige begrafenissen heeft de koster zijn eigen dragers. De oudste is tachtig. De gemiddelde leeftijd gaat naar de zeventig. Maar in kleding doen ze niets voor beroepskrachten onder. ..Ikhebwel'smensen die van buitenaf komen", zegt Nijman, ,,endie hoor ik dan wel eens zeggen: dat kan geen begrafenisondernemer' m verbeteren."

Lijkboer
Hoewel veel oude begrafenisgebruiken zijn verdwenen, zijn restanten ervan in de Achterhoek hier en daar nog bewaard gebleven. Zo houdt men in Toldijk de "naoberplichten" nog in ere. Waneer op een boerderij iemand is overieden, zorgen de naaste buren ervoor dat de noodzakelijke werkzaamheden voortgang vinden. Ook kent men er nog altijd de lijkboer, een "titel" die van vader op zoon overgaat. In vroeger tijden was het een boer die over n^inimaal twee paarden beschikte om de lijkkoets te trekken. Hij had tevens de taak de begrafenis te regelen, wanneeronderde groep mensen voor wie hij lijkboer was een dode te betreuren viel. Dirk-Jan Winkelhorst, eigenaarvan een boerderij tussen Toldijk en het Overijsselse Hengelo, is nog voor een vijftal families de lijkboer. ,,Het is een potsierlijke naam", vindt hij zelf, „want zelfs bij een huwelijk wordt er nog over de lijkboer gepraat. Je hebt mensen die van die toestanden af willen en zeggen: wie praat er nou op een trouwdag over een lijkboer. Maar ja, zo is nou eenmaal de naam."

Gevoelige snaren
Wanneer in een van de vijf families iemand overlijdt, gaat Winkelhorst naar het gemeentehuis om de overledene af te laten schrijven. Verder behoort het tot zijn taak het overlijden bij de buren aan te zeggen. ,, Van oudsher heeft ieder een vast aantal buren'', legt de Achterhoekse boer uit. ,,Als iemand is overleden moetje precies weten wie dat zijn. Anders raak je soms gevoelige snaren wanneer je iemand overslaat met aanzeggen. Dan is Leiden in last. Ze bent hier niet 'ewès", zeggen ze dan. Wie heb' nargens van 'eheurd." De lijkboer verdeelt de werkzaamheden die op het sterfhuis verricht moeten je er nou nooit 's bij stilgestaan dat de dood een keer komt. Kijk, en dan moetje oppassen datje niet emotioneel mee gaat doen. Er mot' putt'n bie 't vuur", zeggen wie dan. Er moet wat gebeuren."

Achterdeur
Winkelhorst betwijfelt of de oude begrafenistradities nog lang zullen bestaan. Veel jongeren breken met de voorheen schier heilige gebruiken. Doordat steeds meer ouderen naar bejaardentehuizen gaan en daar overlijden, worden nog maar weinig doden thuis opgebaard. Een ander modern verschijnsel is de rouwdienst in de kerk.,, Vroeger sprak de predikant in het sterfhuis", vertelt Winkelhorst. ,,Hij stelde zich op in de gang. De mensen zaten in al wat kamer, keuken en deel was. De predikant was moeilijk te verstaan. De kist stond op de deel. 's Winters hoestten de koeien er als het ware overheen, maar dat was nu eenmaal zo. Wat mij persoonlijk ook altijd erg hinderde was de traditie dat een bruidspaar door de voordeur naar binnen ging, in gezelschap van de buurt, maar dat een lijk door de achterdeur moest worden uitgedragen. Dan had ik zo de indruk: het leven begint in 't voorhuis en het eindigt zo' n beetje in 't achterhuis. Het lijk moet door dezelfde deur als het huisvuil. Maar ja, dat moest zo, want zo was de traditie: een bruidspaar aan de voordeur en een dode aan de achterdeur." worden onderde"naobers", al dan niet in overleg met de rouwende familie. Brood ,,Dat is zo verschillend he", is de ervaring van Winkelhorst, ,,de ene familie kan alles zonder meer regelen en de andere zit letteriijk in zak en as. Kijk, dat vind ik persoonlijk raar. Iedereen weet toch dat' ie een keer komt te overlijden, maar'ie maak' dingen met datje haast de indruk krieg' dat er iets is gebeurd wat nog nooit eerder gebeurd is. Dan denk ik: mensen, heb

Brood
,, En dan moest er op de dag van de begrafenis vóór alle dingen bróód gegeten worden. Dat heb ik altijd een punt gevonden bij die vroegere begrafenissen. Aan alles eromheen werd aandacht geschonken: de koffie, de broodjes met kaas en ham en dit en dat, de paarden, de koets, en dan vergat je soms: er is ook nog een dode. Want die mens'n mot koffie hebb'n en bu' we op tied, want wie mot zo laat op' t kerkhof zijn. Voor medeleven was geen tijd. Voor de mensen die zich op de begrafenis op allerlei manieren druk hadden gemaakt werd een week later een nabegrafenis gehouden. Dan werd over van alles en nog wat gepraat, het was gewoon een sociëteit. Dat gebruik is afgeschaft en dat is maar goed ook. Ze gingen soms zat naar huis." Tot vijfentwintig jaar geleden werden de doden van Toldijk met de lijkkoets naar de begraafplaats van Steenderen vervoerd. Aan deze traditie kwam een einde, toen de paarden op hol sloegen en de lijkkoets werd vermorzeld. Gevolg was dat de lijkauto zijn intrede deed in het dorp. Winkelhorst vindt het geen achteruitgang.,,Ik vind zoals het nu geet stijlvoller dan zoals vroeger met al die koetsjes. De ene koets hing achterover en de andere voorover... Ik vond het wel 's een gammele optocht, werkelijk waar."

Hoge hoed
De laatste tijd wordt ook in Toldijk bij sterfgevallen in toenemende mate een begrafenisondernemer ingeschakeld. De lijkboer beschouwt dat allerminst als een bedreiging van zijn positie. „De hulp aan de buurt vind ik iets prachtigs. In de stad bestaat dat niet. Daar ken je de buurman niet. Een hoop taken die daar een wildvreemde op zich neemt, voeren hier de omwonenden uit. Maar een begrafenisondernemer doet veel dingen toch stijlvoller." Sommige families kiezen, uit traditionele of financiële overwegingen, voor een tussenvorm, waarbij de begrafenisondernemer gebruik maakt van de diensten van de buren. ,,Hij kan een stelletje aow'ers meebrengen om te dragen", licht Winkelhorst toe, ,,maar hij kan ook de buren laten dragen. Die moeten dan wel voor een hoge hoed zorgen. Meestal hebben ze die niet meer. Moeten ze naar een ver familielid die in een oude doos nog zo'n ding heeft. Bij de een zakt-ie zowat tot op de rug, bij de ander staat-ie te wiebel'n op 't hoofd. Zo gaat dat he."

Brekhaftige toestand
,, Vroeger werden al die hoeden bij de ingang van het kerkhof op de punten van het poortje gehangen. Met gevolg dat na afloop niemand meer precies wist welke hoed van hem was. Nu zegt de begrafenisondernemer: houd die hoed > op. Dat vind ik een hele vooruitgang. En ook die rouwdiensten in de kerk zijn een hele verbetering. Zoals het vroeger wel 's was in die bekromJDen woningen, nee, dat was nou niet zo leuk. Het was een beetje een brekhaftige toestand. Nu geet alles veel stijlvoller. En je hebt hier gelukkig niet die toestanden van de stad. De lijkauto kan nog met aangepaste snelheid rijden. Dat kan in de stad niet. Dan houjedeboelop."

Grafstenen
Ook in het Friese Wouterswoude wordt de stilte van de dood nog niet overstemd door het geraas van het gemotoriseerd verkeer. Massief staat het middeleeuwse dorpskerkje in het vlakke Friese land. Eromheen rusten de doden. Bekende en reeds vergeten dorpelingen die in de loop der eeuwen het tijdelijke met het eeuwige verwisselden. De nummers op de buitenmuur van de kerk komen overeen met de regels van de graven. De koster van de kerk heeft het dodenboek, waarin staat aangegeven welk graf van wie is. De sobere, grijze grafstenen geven de namen van de gestorvenen weer en herinneren de levenden aan de broosheid van hun aardse bestaan.,,Zalig zijn de dooden die in den Heere sterven", predikt een oude zerk. "Rêstsêft, leave frou en mem", wensteen jongere steen. Een kort zinnetje, waarachter een wereld van leed schuil gaat.

Torenklok
In de oude toren hangt de klok, die nauwgezet de uren wegslaat. Wanneer een dode aan de groeve der vertering wordt toebetrouwd dient hij als doodsklok, die de mensen erop wijst dat de tijd zal overgaan in de eeuwigheid. De oude klok werd in 1943 door de Duitse bezetter geroofd en omgesmolten tot wapentuig. Maar na de ooriog werd een nieuwe gegoten met daarin de inscriptie die eindigt met de regels: „Ikropjimm' opta Godsforgearringen En ek op 'e deade-ikker rop ikjim m' ta stjerren wekker" (Ik roep jullie op tot Gods vergaderingen en op de dodenakker roep ik jullie tot sterven wakker.)

Rondgang
Van oudsher worden de doden van Wouterswoude vanuit de kerk begraven. Een half uur voor de rouwdienst wordt de kist voorin de kerk gezet, waar de nabestaanden de overledene voor de laatste maal kunnen zien. Dan wordt de kist gesloten en begint de rouwdienst. Na de dienst wordt de kist onder orgelspel uit de kerk gedragen en op de rijdende baar gezet, waarna de rouwstoet een rondgang om de toren maakt. Ds. H. Zweistra, predikant van de Nederiandse hervormde gemeente van Wouterswoude, heeft geen moeite met deze van oorsprong heidense gewoonte. die tot doel had de boze geesten te verdrijven. ,,Het is een traditie die nu een heel andere betekenis heeft. Door de rondgang over de dodenakker word je geconfronteerd met de namen op de grafstenen van de vertrouwden die daar liggen. Je merkt altijd weer dat dat beslag legt."

Besloten gemeenschap
De uit Rotterdam afkomstige predikant is diep onder de indruk geraakt van de wijze waarop het Friese dorp met z' n pakweg duizend inwoners omgaat met de dood.,,In Rotterdam zag je een lijkstoet in de massa, de anonimiteit verdwijnen. Hier is de kerk met daaromheen de begraafplaats het centrum van het dorp. De gemeenschap is besloten. Iedereen weet het wanneer er iemand is overleden. In de stad is het overlijden van een inwoner vooral een familiegebeuren, hier is het hele dorp erbij betrokken. Je ziet dan ook dat het verschil tussen gereformeerd en hervormd niet meer van belang is. Later krijg je wel de nodige gesprekken, wanneer de prediking die gebracht is gewikt en gewogen wordt. Dat scherpt de tegenstellingen weer aan, want deze gemeenschap is heel sterk verdeeld in een gereformeerd en een hervormd blok."

Onvoorstelbare ervaring
De hervormde predikant heeft ervaren dat men in een kleine gemeenschap dichter bij de dood leeft dan in grote plaatsen. ,,Een van m'n eerste begrafenissen hier was die van de moeder van de koster. Na de begrafenis zei haar man tegen me: daar ligt Jan (een zoontje dat was overleden), daar ligt nu Marfle en daar is mijn plaats. Dat was voor mij een onvoorstelbare ervaring. Die man leeft heel concreet met het gegeven: daar lig ik straks. Je merkt dat ook aan de stenen die men op het graf plaatst. Denaam van de nog levende man of vrouw wordt al ingebeiteld, zelfs met de geboortedatum erbij, zodat alleen de sterfdatum nog maar ingevuld hoeft te worden. De tragiek van het westen, de Randstad, is dat de dood wordt verdrongen door de maalstroom van het leven en alles wat met de dood te maken heeft, wordt overgelaten aan mensen die daarvan hun handel hebben gemaakt."

Benauwende zaak
Door zijn verblijf in het hoge noorden heeft ds. Zweistra in toenemende mate moeite gekregen met het inschakelen van commercieel ingestelde begrafenisondernemers. ,,Het zou geweldig mooi zijn als de kerk zelf de zorg voor de dode en de nabestaanden weer op zich nam. Als mensen uit de kerk drager waren. Gods woord zegt dat als één lid lijdt, het hele lichaam lijdt. Nu is het in de meeste plaatsen zo, dat wanneer een lid is gestorven een totaal vreemde organisatie komt om de begrafenis te leiden. De gemeente is vaak opgebouwd uit een massa ikken, bij wie een hechte band ontbreekt. Ook voor ons, die zeggen bij Gods Woord te leven, geldt vaak dat we met de dood geen raad weten. Ook wij hebben onze aula's en koelcellen, ver van ons vandaan. De dood moet zo snel mogelijk de deur uit. Dat is een benauwende zaak."

Begrafenisvereniging
Wouterswoude kent geen begrafenisonderneming. Zoals veel Friese plaatsen heeft het dorp een eigen begrafenisvereniging met een bode die de begrafenissen van de leden verzorgt. Zo goed als alle inwoners zijn erbij aangesloten. De contributie bedraagt vijftien gulden per jaar. Kinderen onder de achttien jaar zijn begrepen in het lidmaatschapsgeld van hun ouders. Van de contributie wordt de begrafenis verzorgd en de lijkauto betaald. De overige kosten draagt de familie zelf. Sinds 1983 beschikt de begrafenisvereniging van Wouterswoude over een eigen aula en opbaarruimte in het kerkelijk centrum "Maranatha".

Bode
Bode is de 72-jarige Sikke de Vries. Vijftien jaar geleden werd hij door de begrafenisvereniging voor deze functie gevraagd. ,,Ze kwamen eigenlijk bij mijn broer, maar die stuurde ze door naar mij. Hij zei: hij heeft wat sterkere zenuwen. Want het is wel wat hoor, als je ervoor wordt gezet. In het begin had ik direct pijn in m' n maag als er iemand overleden was. Na de begrafenis was dat weer over. Dat heeft wel eenjaar geduurd. Later treedt een zekere gewenning op, al laat het verdrietje niet koud. Wij hebben in een jaar zowat veertien sterfgevallen, dat is net niet genoeg om erdoor af te stompen. ledere keer leef je weer met de familie mee. Een kennis van mij werkt in de aula van het ziekenhuis. Als hij 's maandags op z'n werk komt, moet hij soms vijf mensen afleggen. Die man is daartegen gehard. Dat kan niet anders. Maar ik zou niet graag immuun worden voor een ander zijn verdriet." Overdag werkt de Fries bij zijn zoon op de boerderij. ,,Ben ik daar niet, dan denken de mensen meteen: er is er zeker één overleden. Hetzelfde als overdag mijn auto ergens staat, of als ik in m'n nette kleren loop."

Oase
Ieder jaar trekt de bode langs de leden om de contributie te innen. ,,Datis een heel werk hoor, want we hebben niet alleen in Wouterswoude leden, maar ook in Vcenwouden, in Damwoude en in Dok- > kum wel honderd. Ik ga zelf bij de mensen langs, omdat ik wil weten waar ze wonen, wie ze zijn en hoe ze zijn. Door het kerkelijk karakter van het dorp heeft de begrafenisvereniging van Wouterswoude een uniek karakter.,,Wouterswoude is feitelijk een oase in de woestijn he", lacht De Vries.,,Officieel is onze vereniging niet christelijk, maar als wij een vergadering hebben, wordt die met zijn Stof en worden weer tot stof. Er blijft niets van over dan wat beenderen en een schedel" gebed en bijbellezing geopend. In die geest wordt ook gesproken. We hebben bovendien de stille afspraak dat we van elk kerkgenootschap mensen in het bestuur hebben." Een keer per jaar houdt de vereniging haar ledenvergadering. De opkomst laat volgens De Vries te wensen over. ,,Hetzijn altijd dezelfden die komen. Een man of tien. Zo'n vereniging leeft niet bij de mensen he. Met de bouw van de aula, toen waren er meer belangstellenden. Maar als het gewoon gaat, ach."

Discussie
Bij begrafenissen wordt de bode bijgestaan door een interkerkelijk gezelschap van dragers. De onderlinge verstandhouding is ondanks de kerkelijke verschillen uitstekend. ,,Natuurlijk hebben we wel eens commentaar op elkaar", bekent De Vries met een gulle lach.,, Ik ben zelf gereformeerd. Toch ben ik het met veel dingen van de hervormden hier eens. Ik ben het er alleen niet mee eens dat zij hun zienswijze tot Bijbel verheffen. Daar discussiëren we wel eens over. Neem nou bloemen op de kist. Ik vind dat ook niet erg passend, maar als er mensen zijn die dat mooi vinden moetje dat accepteren. Ik moet doen wat de leden willen. Nog zo'n punt van discussie: direct begraven of de kist pas laten zakken als iedereen weg is. Ik vind het mooier om direct te begraven. Dat hoort zo. Maar als mensen dat niet willen ga ik er niet tegenin. Het is een zaak van de familie."

Drager
De hervormde notabel en drager Piet van der Veer deelt deze mening. ,,We bloemen.",,Jullie hebben vooraf gewoon geoefend he", vult mevrouw Van der Veer aan.,,Dat moest wel", bevestigt haar echtgenoot, ,,we hadden zoiets nog nooit meegemaakt. Maar die mensen wilden al die bloemen en dan moet je dat doen." De 64 jaar oude boer is al ruim dertig jaar drager. Hij schat dat hij in die periode zo'n driehonderd doden ten grave heeft gedragen, onder wie de vorige begrafenisbode en verschillende mededragers. Het financieel gewin speelt voor hem geen rol., ,Ik zie het dragen als een dienst aan de gemeenschap. Vroeger kreeg je vijf gulden. Nu is dat vijftig gulden. Soms ben je met een uur weer thuis, maar het gebeurt ook wel dat we naar Murmerwoude moeten. Pas zijn we zelfs DragerPiet van der Veer: „De kleding is door de jaren wel verbeterd. Vroeger was het maareen zootje." hebben pas een man begraven, nou daar waren zo verschrikkelijk veel bloemen, we hadden twee man extra nodig om te dragen. M'nvriendenik moesten voorop lopen met twee grote kransen. Misschien kostten ze wel vijfhonderd gulden. Nu liggen ze als oud vuil op het kerkhof. En dan de kist helemaal vol tot achter Leeuwarden geweest. Dan ben je uren op pad."

Uniform
De begrafenisvereniging van Wouterswoude beschikt over vier vaste dragers en twee reservisten. ,,De kleding is door de jaren wel verbeterd'', vindt Van der Veer.,, Vroeger was het maar een zoofle. Ieder kwam met z' n eigen rommeltje. Nu hebben we allemaal hetzelfde aan." ,, Wilt u het uniform even zien", stelt hij bereidwillig voor en loopt de kamer al uit. Hij keert terug met een kleerhanger waaraan zijn complete dragersuitrusting hangt: een zwarte cape met daaronder een donker jasje en een streepjesbroek. Als hoofddeksel is gekozen voor een zwarte pet., ,Een pet is fijner dan een hoge hoed", licht de drager toe. ,, Je kunt' m stijver op' t hoofd zetten, vooral als het hard waait." ,,Ja, dat heb je vaak op een kerkhof he, dat het zo waaierig is", zegt mevrouw Van der Veer.

Zwaar werk
De Friese boer denkt er nog niet over om te stoppen met dragen. ,,Het is niet zo eenvoudig om dragers te vinden", weet hij. ,,Je moet gemakkelijk uitje werk kunnen stappen. En voor ouderen is het ook > wel zwaar werk hoor. Vooral vroeger. Toen had je nog geen rijdende baar en moest je de kist het hele eind dragen. Zeker als je niet veel vlees op de schouders had en het om een zware persoon ging, kon je er goed last van hebben.'' Van der Veer heeft niet de indruk dat het dragerschap hem heeft afgestompt voor de dood. Zijn eigen levenseinde ziet hij nuchter onder ogen. AI lang geleden kocht hij twee graven, een voor zichzelf en een voor zijn vrouw. ,,De dood is telkens weer nieuw'', constateert hij. ,,Alsje de rondgang over het kerkhof maakt zie je: die heb ik gekend, die heb ik gekend, daar liggen m'n ouders, daar ligt m'n zwager. Dan denkje altijd: ik kom ook een keer aan de beurt.''

Vervlakking
De zorg voor het kerkhof van Wouterswoude is in handen van koster en kerkvoogd Roel Raap, die binnen de begrafenisvereniging de functies van secretaris en hulpbode combineert. Hij is een geboren en getogen in Wouterswoudenaar. Als hij het heden met het verleden vergelijkt, constateert hij in zijn dorp een toenemende vervlakking.,, We schuiven de dood van ons af', stelt hij vast. ,,Dat doen we allemaal. Je ziet het ook in het buitenshuis opbaren. De dode moet de deur uit. We gaan er zo nu en dan wel even kijken." Toch is de evenwichtige Fries blij met de opbaarruimte in "Maranatha". ,,Het probleem is tegenwoordig dat de meeste huizen totaal ongeschikt zijn om er iemand in op te baren. Maar voor mezelf zou ik als mijn vrouw overleed toch alles proberen om haar thuis te houden. Al zou ik niet een-twee-drie weten hoe dat zou moeten."

Stof
Zij die een graf hebben op het kerkhof van Wouterswoude betalen jaarlijks aan de kerk zeven en een halve gulden grafrechten voor het onderhoud ervan. Als nabestaanden de grafrechten voor de graven van overleden familieleden niet willen betalen, vervallen de graven na twintig jaar weer aan de kerk en kunnen, na ruiming ervan, opnieuw verkocht worden. Het kerkhof ligt er opmerkelijk goed verzorgd bij. Wekelijks is koster Raap er vele uren te vinden. ,,De mensen die een graf hebben, betalen daarvoor en dan moetje trachten het zo netjes mogelijk te verzorgen", vindt hij. Hij betwijfelt of hij door zijn werk meer bij de dood stilstaat dan de overige inwoners van het dorp. ,,Alsje een graf aan het delven bent, denkje wel eens: je bent nu voor een ander bezig, maar jouw dag komt ook eens. Maar als je daar voortdurend aan zou denken, kun je dit werk niet doen." De vrees die velen voor het kerkhof hebben,kent de koster niet.,, Ik moet ook oude graven ruimen. Dan zie je, dat wat de Bijbel zegt waar is. Wij zijn stof en worden weer tot stof. In die zin , ,In het dal van de dood mag de vinger naar boven worden geheven, waar het leven is." zegt het lichaam mij niet zo veel. Er blijft niets van over dan wat beenderen en een schedel."

Heimwee naar God
Ds. Zweistra is ervan overtuigd dat de betrokkenheid bij de dood een stempel heeft gedrukt op het geestelijk leven in Wouterswoude.,, Het leven bij de dood heeft bij veel kinderen van God hier geleid tot een ongekende soberheid, die me bijzonder heeft aangesproken. Ze waren onthecht aan welvaart, luxe en weet ik wat meer. Ze kenden een distantie van het aardse, zonder kramp, vanwege het heimwee naar God. Ze zagen de dood als een veerman, een vriend zelfs. Echt geestelijk leven kan met het hoognodige volkomen tevreden zijn, omdat God alles is. Dat heb ik hier gezien. Wel moet ik zeggen dat de secularisatie ook deze gemeenschap niet voorbij gaat. Daar waar de Heere niet meer alles is, treedt de materie tussenbeide. In de zucht naar het materiële zie ik een symptoom van de vervanging van het waarachtige. Geldzucht en het gebrek aan vreze Gods slaan de armen om elkaar."

Levende hoop
De plaats van de kerk tussen de grijze grafzerken heeft voor de predikant niet alleen een sociale betekenis. ,,Het heeft voor mij ook een hele diepe zin, waarop ik in de prediking weleens wijs. Ezcchiël stond middenin het dal vol dorre doodsbeenderen en moest daar het Woord brengen. Zo mag ook hier in het dal van de dood de vinger naar boven worden geheven, waar het leven is. Ik denk aan een ouderling van me. Die wil bij de kerk begraven worden, omdat dat de plaats is waar hij de Heere heeft mogen ontmoeten. Bij het huis van die God wil hij ook na zijn dood verkeren. Hij voelt zich niet verbonden met het stenen gebouw, maar met het levende Woord dat daar is gebracht. Hij wil ook heel bewust bij zijn vrouw liggen, om samen met haar op te staan op de dag van de nieuwe morgen. Ook zij mocht weten wedergeboren te zijn tot een levende hoop. Bij die man vind je de vaste zekerheid: de dood is overwonnen. We worden in het graf gelegd om te ontslapen in de kennis van Christus. Soms haalt hij in tranen dat vers aan: ,,Straks leidt men haar in staatsie uit haar woning. In kleding, rijk gestikt, tot haren Koning." Dat zijn dingen die voor mij uniek zijn, die ik nooit eerder op die wijze vernomen heb. Dingen ook die mij diep hebben aangegrepen en me eraan hebben ontdekt hoe je in je denken de dood vaak ver van je schuift."

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 14 september 1988

Terdege | 80 Pagina's

Leven met de dood: grafdelvers, aanzeggers en begrafenisboden

Bekijk de hele uitgave van woensdag 14 september 1988

Terdege | 80 Pagina's